maandag 3 november 2014

Safety first

De supplier van het apparaat voor draadloos telefoneren heeft een makkelijke klant aan mij. Of: in gewoon Nederlands: ik zoek het zelf wel uit zonder de hulp van de KPN-winkel, over het algemeen. Maar...op een gegeven moment houdt het op. Dat moment was nu aangebroken. De laatste  gsm laadde slecht op. Binnen één dag leeg, daar wordt een mens chagrijnig van. Aan de kant er mee. Dus dacht ik, heel slim, koop ik eenn goedkoop toestel, pleur daar alle info en nummers en hey presto, bellen en smsen maar. De knoppen waren van een soepel soort rubber, leken wel gemaakt van een kauwgum wat drie dagen en nachten door een pubermeisje was doorgekauwd. Mijn vingers wiebelden constant over de toetsen, maar vonden gek genoeg toch het juiste en gewenste. Na 6 weken vertoonde het kreng hetzelfde euvel als de duurdere ervoor. Daarvan was de batterij opgezwollen als een te volle warmwaterzak, heel raar. Afijn, zo groeide de collectie ergens op een plank in de boekenkast. Gelukkig had ik mijn eerste nog, een bijna antiek openschuif-geval. Maar, wonder boven wonder, deed ie het prima, de energie bleef op peil en het paste prima in mijn broekzak. Ik genoot zelfs van de letters in verschillende kleuren, de oude foto's en sms-berichtjes van lieve mensen, die al overleden waren intussen. Ach god...Ik keek regelmatig met mensen die wel gewoon moderne dingen hadden, in etuis met klepjes in kekke kleurtjes of grote, bijna de helft van tabloids-achtige toestellen. Voorlopig haalde ik mijn schouders er over op. 
Toch begon het na een tijd te kriebelen. Zo gaan die dingen. Ik had nog een poging gedaan om via internet een nieuwe batterij voor de laatste gsm te bestellen en verheugde me bij voorbaat op de komste ervan. Uitgebreid gekeken naar toesteltype en nummer, geholpen door mijn sterkste leesbril. Het lijkt wel of de batterijfabriek expres zeer ielige cijfers op dat ding drukt. Pakketje kwam uit Duitsland. Ik scheurde het open. De nieuwe batterij bleek een maat te klein voor de opening. Verdorie! Ik liet hem teleurgesteld liggen. Een week lang. Niet dat ik verwachtte dat ie nog zou gaan groeien, maar ik moest weer gaan zoeken waar ik hem naar terug moest sturen en hoe ik het geld kon terug vorderen. Dat was wel de druppel.
De volgende dag betrad ik de KPN-winkel. Een aardige jongeman hielp mij, enigszins wantrouwend gadegeslagen door een wat rijpere, pinnige dame, die probeerde vriendelijk over te komen. Dat lukte voor geen meter. Ik had met de jongen te doen, die vreselijk zijn best deed, terwijl mrs. Grumpy het iedere keer als het bijna goed ging, overnam met een zucht. Uiteindelijk verliet ik tevreden het etablissemenet, een knipoog naar de jongeman gevend en een koel en kortaf 'dag' tegen de vrouw gevend. 
Opwinding maakte zich van mij meester. Ik begaf me naar V & D om, onder het genot van een grote cappucino, mijn nieuwe aanwinst te bekijken. Veel zin had het niet. Ik staarde suffig naar de bonte verzameling icoontjes van de diverse applicaties. Durfde ze nauwelijks aan te raken. Ik kon  wel de hele tijd switchen van het beginscherm naar de iconen, maar dat ging al snel vervelen. Ik dronk de warme cappuccino. Thuis zou het snel wel beter gaan, alleen nog wat dingen uitvissen. Hoe moeilijk kon het zijn? Ik zou het minieme boekje doornemen en de handleiding opzoeken op internet. 
Helemaal happy haalde ik mijn fiets van het slot en trapte huiswaarts. 

Het boekje ging nog wel. Toen kreeg ik het armzalige idee om 'alvast wat uit te proberen'. Allereerst 's kijken naar de camera. Ik knipte wat dingen. Niet verkeerd, die kwaliteit. Viel me alleszins mee.
Nu de muziek. Die intrigeerde me, want hoe vaak had ik niet gezien dat Fred met het grootste gemak wat muziek op zijn gsm mikte, zodat hij onderweg naar huis kon wegdromen of ontspannen in de trein en genieten van favoriete nummers. Mij lukte dat van geen kanten. Erg frustrerend. Geen idee wat ik fout deed of waarom het dan niet lukte...Maar, this was my lucky day....het ging nu eindelijk wel goed en het ene na het andere album verdween via het simpele kabeltje(dat ik zelf had aangesloten) van mijn laptop naar de Galaxy. Mooi toch wel, joepie! Ik voelde me geweldig...
Totdat de telefoon overging. Van schrik liet ik hem bijna vallen. Ander geluidje en ik was eigenlijk nog iets anders aan het uitvogelen. Paniek! Ik tikte als een bezetene op het schermpje. Tok, tok, tok...niks! dan maar schuiven, ook niks. Weer tok, tok...nu verdween het beeld en liet even later zien dat de oproep beëindigd was. Jezus! Och, ik kon altijd terugbellen. Deed ik ook...wat een gedoe.

Gek genoeg duurde het even voor ik de boel op internet had gelezen. Stomme pagina versprong steeds op cruciale punten. Bloedirritant! Maar het lukte...
Pas daarna nam ik rustig het boekje door. 6 bij 4 cm. 'Snelstartgids' stond er op. Dat zijn de momenten dat ik de neiging krijg om een oogarts te bellen en een loup in te laten bouwen in mijn oog. Wat ik las, verbaasde me evengoed.

Veiligheidsinformatie. En dan vet gedrukt Waarschuwing! Ik mag het toestel niet met natte handen aanraken noch de stekker aan het snoer uit het stopcontact trekken. Fair enough. Het netsnoer mag ik niet buigen. Nou, dat wordt wat. Elke keer aan de tafel vastplakken met plakband zodat ie  niet buigt? Want anders kan ik een elektrische schok krijgen. Verder wordt het mij verboden om buitenshuis te bellen of smsen als er onweer is. Nou ben ik liever al niet buiten als het dondert en bliksemt en ik geloof niet dat ik dan voldoende zie om een nummer in te toetsen of een boodschap. Dus dat doe ik maar niet of pas als ik veilig binnen sta ergens. Of zit. liefst met weer een cappuccino. Dus onbewust heel goed van mij, geheel volgens de Samsungregels. Ik mag het ding ook niet laten vallen of er ergens mee tegenaan stoten. Tja, dat wordt al moeilijker. De batterij of gsm mag niet in het vuur gegooid worden. Ja, een kachel of open haard hebben we niet en in de vuurkorf heb ik ook nog ooit een gsm geworpen met de woorden 'daar dan, weg ermee'. Lijkt me ook zo stinken. Goed zo, Robert! Het apparaat mag ook niet dichtbij of in verwarmingsapparaten, magnetrons, warme kooktoestellen of hogedrukcompartimenten liggen. Dus dat ik mijn gsm onder het koken naast de gasvlam leg om mijn pollepel op te leggen, kan ik beter afleren. Ook naast de hogedrukpan. Of op de kersenpittenzak, als ik die opwarm in de magnetron om energie te sparen of alleen als ik lekker met warme handen wil bellen, is beter van niet. En op de hogedrukketel van de cv-ketel als ik daar water bijvul, ja je moet het maar allemaal weten...toch goed, zo'n gidsje met veiligheidstips!
Er op kauwen of sabbelen wordt ook ten sterkste afgeraden. He, ik doe dat zo graag...lekker sabbelen op mijn Galaxy. Dit kan echter leiden tot ontploffing of brand, staat er duidelijk! Tja,..dat wordt therapie, vrees ik. Wegens sabbelverslaving...
Het apparaat mag ook al niet in ogen, oren, mond gestoken worden. Ik zou wel eens een mens, al is het een Koreaan, willen zien die een gsm per ongeluk in zijn oor heeft gestoken. Of dat van zijn vrouw. En komt klagen, dat dat niet gemeld was als onmogelijk of gevaarlijk van tevoren. Om maar te zwijgen van andere lichaampsopeningen....ik bedoel maar.
Je mag het ding niet gebruiken in vliegtuigen, motorvoertuig of ziekenhuis, wegens de verstoring van andere frequenties. En niet blootstellen aan zware rook of gassen. Blijf dus vooral uit de buurt van mensen die roken of last hebben van winderigheid. Zeer gevaarlijk!
Als je een hoorapparaat hebt, moet je ook uitkijken, eerst contact opnemen met de leverancier van dat ding. Geluidssystemen of zendmasten zijn ook gevaarlijk. He? Zendmasten? Die moeten toch juist zorgen voor goede ontvangst? In omgevingen met explosiegevaar? Toestel uitschakelen! 
Komen er vreemde geluiden uit het kreng, vloeistoffen, geuren, rook? Dan onmiddellijk uitschakelen en ren naar de Samsung-servicecenter dat het dichtst bij ligt. Nee, niet googlen op je telefoon. Ren!
Verder: houdt het apparaat droog(gebruik desnoods vochtvreters), bewaar het alleen op een vlakke ondergrond(even waterpas om te meten), niet bij metalen voorwerpen vanwege krasgevaar(eventuele krassen bijwerken met autolak), gebruik het apparaat niet als het oververhit is(het is al zo druk in Beverwijk, bovendien vergoedt de ziekenkostenverzekering dit niet) en ook niet gebruiken als de achterklep verwijdert is(van het apparaat, niet van uzelf) en wees tenslotte voorzichtig als u blootgesteld wordt aan flikkerend licht(dus disco's en politie-fuiken vermijden)
Ik mag het ding ook niet in de achterzak dragen of om mijn middel. Ik kan nl. gewond raken als ik val...eh...ja, dat gebeurt toch ook zonder de gsm op die plek?
En vooral uitkijken bij wandelen of verplaatsen als je de headsetkabel gebruikt, dan kun je verstrikt raken in voorwerpen of je eigen armen. Beter ook niet je apparaat verven of er stickers op plakken...dan lopen de bewegende delen mogelijk vast...eh...snap ik niet.
Bent u er nog? Ik twijfel inmiddels of ik een helm op moet, brandalarm om mijn pols en handsfreeset in mijn zak. Of zal ik het ding terug brengen naar de winkel? En mijn geld terugeisen omdat ze me van tevoren niet gewezen hebben op de vele gevaren. Ach, weet je wat? Ik geloof het wel. Vanavond steek ik de vuurkorf aan en flikker dit gidsje in het vuur. Als ik daarbij hard jodel en rondjes draait om de vlammen, ga ik er vanuit, dat u dat volkomen snapt. Maar dat scheelt weer 5 maanden therapie! Lijkt me de simpelste oplossing, voor ons allemaal. En de veiligste...

Lofoten en Kari

Het zal weinigen ontgaan zijn, dat ik weg ben van Noorwegen. Het landschap, de mensen, het eten, zelfs de winterse sneeuw en kou. Boven dat alles nog de magnifieke fjorden en het prachtige Noorderlicht of Aurea Borealis. Uitermate fascinerend en overweldigend!
Sinds een tijd maken we nieuwe plannen om er heen te gaan. Natuurlijk eerst Duitsland, Denenmarken en Zweden passerend, de twee Scandinavische landen zullen we dan ook aandoen. 
Wat onze bijzondere aandacht trekt is een eilandengroep in het hoge noorden van het land, de Lofoten genaamd. De winter duurt er heel lang, begint vroeg en eindigt laat. Omdat de zon er nauwelijks boven de horizon uit komt in die tijd, zijn de dagen erg kort en de nachten natuurlijk lang. De natuur is er hard. Traditioneel woonden er alleen vissers, die kabeljauw uit het water haalden, schoonmaakten en op enorme rekken in de buitenlucht lieten drogen en dan krijg je stokvis. Een wat ouderwets aandoende vissoort. Ze woonden in eenvoudige hutjes aan de zee. Verder was er niet zoveel te doen of beleven. In zee leven, nog steeds walvissen en enige dolfijnsoorten. Gelukkig te koud om mee te zwemmen. (Waarom zeg ik dat? Dat is toch leuk? Voor de mensen wel ja, maar dolfijnen leven in grote groepen bij elkaar. Ze communiceren allemaal met elkaar en dat gaat zeer verfijnd. Ze zijn niet alleen veel intelligenter dan de mens, een ander 'zoogdier', maar zijn doorgaans ook meer gevoelig. Elke keer als de mens er gaat zwemmen, betekent dat een flinke verstoring voor de groep dolfijnen. En dat heeft grote gevolgen. Vandaar dat ik geen fan ben van de gedoe door mensen bij hen in de buurt.) Boven zee vliegen daar enorme arenden. Machtige, grote dieren die over de golven zeilen en met vis in hun klauwen weer opstijgen. De luchten vertonen prachtige kleurnuances die mooi afsteken tegen de met sneeuw bedekte berghellingen. Kleurig huisjes liggen als speelgoeddingen bij de baaien. De mensen daar raken soms erg depri, vanwege het gebrek aan licht in de lange wintertijd. Begrijpelijk.
Alsof dit nog niet genoeg was om zelf te gaan zien, ondanks de lange reis naar boven(Noorwegen is 4000 km lang!) kwam ik haar tegen. Een zangeres met een mooie stem, die ballads zong en rock. Aparte combinatie van zang en instrumenten. Ze heet Kari Bremnes. En ze komt van de Lofoten. Ik versta geen bal van de taal, tenminste letterlijk. Sommige onderwerpen kan ik wel uit de titel halen van de songs of cd. Ik heb nu een tweede cd van haar in huis gehaald. Erreg mooi, vind ik. En net zoals ik maar niet op kan houden over Noorwegen, zeur ik iedereen die het maar horen wil aan de kop over Kari. Mooie vrouw, fascinerende kleding en sieraden. Broers Ole en Lars zitten ook in de muziek en maken vaker met haar dingen. Gekocht bij Sounds in Venlo. Kan ook via internet en dan op laten sturen. De nummers Denne veien, Nytt ommelom os, E du Nord vind ik de beste nummers. Draai ze grijs, maar ze staan ook op You tube. Kari Bremnes.
Cd heet  'Og Så Kom Resten Av Livet'. Zo kun je helemaal niet wachten om te gaan, al duurt dat nog wel even...ach ja, voorpret is ook pret. Nog maar een keer luisteren dan...haha. 
<iframe width="560" height="315" src="//www.youtube.com/embed/C8PD4h8AT94" frameborder="0" allowfullscreen></iframe>


Halloween Victoriaans

Allerzielen is net achter de rug. Halloween ook. Er zit een heel oude verbinding tussen de twee. Halloween komt van de tijd dat Europa nog grotendeels bevolkt was door heidenen. Hallow's Eve verbasterd tot Halloween. De orginele naam is Samhain. Op die dag zo geloofden de Kelten was het verschil tussen het aardse leven en het hiernamaals miniem. Daarom konden overledenen makkelijk contact maken met de 'achterblijvers' hier op aarde. Die deden dan hun best om de doden te eren. Met de nodige variatie's. Bezoek aan graven, bloemen, maar ook feestmaaltijden, die dan gedeeld werden door b.v. een bordje bij het portret of meerdere neer te zetten. Alleen al de geur zou hen goed doen. Nog steeds zijn er gebruiken die er vanaf stammen, tradities die hoog gehouden worden. De katholieke kerk nam later die heidense rituelen over en deed het voorkomen of ze het zelf hadden bedacht. Ik kan me nog herinneren hoe speciale gebeden gebruikt werden om overledenen te helpen, die 'vast' zaten in het vagevuur en zo dan de hemel in gepusht werden. Het gewone volk bad zich een slag in de rondte, de rijkeren kochten het af, zodat anderen die 'plicht' van naastenliefde deden tegen betaling. Niks nieuws onder de zon dus. Graven van familieleden werden opgepoetst en later bezocht. Ik krijg vaker beelden die wat Victoriaans aandoen: een weduwe die wenend over het graf van haren man ligt in zwarte kleding, terwijl haar kinderen wat paniekerig er naar kijken of het met één handje vergeefs proberen te troosten. Beetje zo...

Altijd gedacht dat dat wat overdreven was en ver van de werkelijkheid. Mijn verbeeldingskracht en misschien enigszins romantische inborst zou daar dan schuld aan zijn. Wat schetst mijn verbazing nu blijkt dat het allemaal nog veel erger kon? Op Facebook nota bene zag ik foto's, van die bruinige zeg maar, uit die tijd. Ach, ze vertederden me ietwat. Totdat ik besefte dat het hier niet om vergeelde kiekjes van mensen uit de negentiende eeuw ging, nou ja, wel, maar ietsje anders. Het waren gestorven mensen die in levendige poses neergezet werden, al dan niet met familieleden, voor een 'laatste' portret. 
Morbide? Fascinerend? Vreemd? Ach, wat zouden die mensen vinden van onze gewoonte de boel op te pimpen met make-up, aparte kleding, etc. Om nog maar te zwijgen van het balsemen van geliefde gestorvenen...Ze vonden in ieder geval standaarden uit om de boel overeind te houden. De ogen staan 'gewoon' open en de ledematen liggen, hangen of staan zo veel mogelijk normaal. Tja, je moet er maar zin in hebben als fotograaf. Dat was een heel nieuwe techniek nog, waar mensen gretig gebruik van maakten. Een lucratieve business voor de fotograaf, lijkt me. De levenden zijn soms nog wat enger dan de doden, denk ik dan...Kijk en huiver...zou ik zeggen...
www.viralnova.com/post-mortem-victorian-photographs


maandag 25 augustus 2014

Perfect life

Terwijl ik wat anders aan het doen was, bekeek ik een kookprogramma. Na een Finse kokkin verscheen een Australiër. Erg blond, lichtblauw shirt, borsthaar, tandpasta-smile. Het shirt had dezelfde kleur als de keukenmuur. Tussen het koken door zag ik opeens hoe hij zijn dochertje naar bed bracht, de golven van de zee daar, zijn gezin aan het eten in een serre. De tropische planten waren keurig afgestoft en leken bijna naar binnen te kijken. Al die tijd had ik nauwelijks gelet op het kookproces. Wat toch eigenlijk de bedoeling diende te zijn. Het Australische accent leidde ook enorm af. De man gedroeg zich zo perfect, dat hij bijna niet meer hetero leek.
Mijn gedachten dreven verder af. Ik stelde me voor dat ik in zo'n 'geweldig' leven zat. Hoe zou mijn keuken er dan uit zin? In gedachten zag ik de Amerikaanse koelkast. Een ingebouwde computer. En een crush ice vak. Dan de kookplaat met tiptoetsen regelbare warmte. In een andere enorme wand de magnetron, de stoomoven, de heteluchtoven. Aan het kookeiland de dubbele gootstenen. Een afvalafvoertje. En de onmisbare Quoker, waar je in een wip je fikken kunt verbranden voor je erg in hebt. Een supersonische \espressomachine met inwendige melkschuimer. De kastjes gaan licht open door aanraking van mijn vingertoppen. De laden glijden zoetjes en zonder piepen over de geweldige lagers. De ovens zijn zelfreinigend. De vuilnisbak zit handig weggewerkt. Aan één zijde van het kookeiland kunnen mensen plaatsnemen op glimmende gladde barkrukken. En zo mijn kookkunsten gadeslaan. Het licht is blauwig en de enorme ramen die uitkijken op de patio zijn voorzien van zelfdenkende zonwering. Ik kijk 's rond in mijn high tech keuken. Alles glimt zacht. Toch mis ik iets. Maar wat in godsnaam? O ja, geen hondenmand. En waar zijn mijn theedoek en handdoek? Mijn pollepels? Hmmm. Het marmeren blad is we mooi. +


O ja, waar is de kleur? Alles is mat metaalachtig. Ik durf bijna nergens aan te komen. Meteen vingers er op. En dan ben ik niet eens begonnen met koken of snijden, met marineren. Die crushed ice is aardig, maar niks voor mij. Ik zet mijn longdrink op lage temperatuur in een 'normale' koelkast of gewoon, in de kelder. Hier moet ik om de ingrediënten samen neer te zetten op mijn werkblad, hele kilometers maken. Door dat verdomde blauwe licht lijkt het wel blits, maar ik heb liever fatsoenlijke lampjes waar ik snij. En mijn plankjes tegen de muur, de foto's van mijn vrienden, de koektrommeltjes. En onze Franse kast met ruitjes er in. Hij is weliswaar scheef. De rechterla piept. Maar ik hou zo van het uitschuifbare broodplankje. En de geur van het hout. Ik ben gehecht aan het geruite gordijntje, het lullig smalle stukje waar ik de afwas opstapel. Die ik dan later met de hand afwas.
Ik kijk nog s rond in de perfecte keuken. Het is niks. Net een laboratorium waar de boel afgemeten in de koele pan of de iets te gelikte oven wordt gemikt en precies, op de seconde af klaar dient te zijn. Ik wil gwoon 5x prikken in de groente of aardappelen. En ik ben nog steeds blij dat ik sinds ruim een jaar geen wasem tegen het keukenraam heb, omdat we nieuwe dubbele ramen hebben. Ik wil het geel zien tegen de muren, mijn gezellig gekleurde handdoek op de verwarming. De afgekloven hondenmand waar onze hondjes liggen, als ze niet achter mijn hakken op de tegels liggen. Gewoon waar ze  zich senang voelen. En waar ik met veel plezier ons eten klaar maak. Want daar ben ik nog altijd thuis. Niet in dit cleane gedoe in mijn hoofd.
Ik open mijn ogen. De volgende kok is inmiddels mij aan het verleiden. Hij loopt door México-stad. Alles is kleurig. De mannen rijden door de stad met enorme hoeden op hun paard. De schoenenpoetsers doen hun werk. En de straatkraampjes waar je heerlijk eten koopt ook. In een vaal-geel maísblad krijgen ze een bruinig prutje aangereikt. De kokkin, die met haar hele handel zit, weet waar ze mee bezig is. Alles hapt heerlijk weg en ik kan het bijna ruiken. Daarna zien we een enorme cactusplantage, ook voor het eten! En een felgekleurde restaurant waar ze mescal drinken. Ach, hier hou ik van. Mensen die gewoon op weg klooien met eten. En dan slenterend opeten en ondertussen genieten van de geluiden, de kleurtjes, de mensen die er lopen of zitten.
Ik laat de 'perfecte' keuken en het 'perfecte' leven voor wat het is. Weg met dat enge eet-lab, lang leve de oma-keuken en de straatventers overal ter wereld, van Mexico tot Indonesië, van Italië voor het ijs tot kastanjes in Parijs. . Daar word ik blij van, daar krijg ik inspiratie van. Lekker rommelen en uitproberen.

vrijdag 22 augustus 2014

Schilderen

Het is kwart over zes. De verwarming staat aan. Ik lees loom in een tijdschrift. Door het raam zie ik loodgrijze wolken. Ik hoop dat het droog blijft. Vooralsnog drijven ze, door de wind. Fred is deze week als twee thuis gekomen, kletsnat. Niet ideaal, zeker niet voor iemand met COPD.
In de keuken hoor ik piepgeluiden. Ik probeer ze te negeren. Stug lees ik door, maar mijn hersenen registreren niet wat ik de letters me vertellen. Piep, piep. Zuchtend sta ik op. Er is geen kruid tegen gewassen. Ik loop de keuken in, maak de bench open. Onmiddellijk staren me drie gezichten blij aan. Ze stormen de kamer in. Ik reik boven de keukenkast. De ring smijt ik met een boog de kamervloer op. Dan pak ik een balletje en doe hetzelfde nog eens.

Vroeger wilde ik heel graag kinderen. Dat is niet gelukt. Maar dit komt een aardig eind in de richting. Onze kinderen hebben 4 benen, een vrolijke kop en vrijwel altijd goeie zin. Een bruine, een blonde en een met 'sproeten'. Kon slechter. Onze Benjamin komt en reikt me de ring aan. Ik hoef die slechts vast te houden en hij begint als een bezetene te rukken. Het is de bedoeling dat ik tegengas geef, maar dan zonder zelf te trekken of enige druk uit te oefenen. Hij schuift fanatiek over de keukentegels in een poging om het ding  uit mijn handen te rukken. Nummer 2, blondie, brengt de bal. Normaal de oranje, maar die is even kwijt. Dus moeten we ons behelpen met één van de blauw balletjes. Balancerend tussen de ring, die ik niet loslaat, gooi ik de bal met een zwiep de kamer in. Blondie vliegt er achteraan en in een mum van tijd brengt ze het ding weer terug. Een normale hond, zeker de doorsnee Labrador, zo die keurig voor mijn voeten leggen. Onze dochter doet niet aan keurig. Haar naam Pippi stemt daar mee overeen. Ze ligt als een dame, netjes met de voorpootjes gekruist, alsof ze Queen Elisabeth II is, die het hofprotocol kan dromen. Betreft het een bal, dan laat ze alle etiquette met liefde varen. Ze draaft door het huis en laat de bal ergens tussen waar ze die vindt en waar ik sta vallen. Het kreng rolt dan nog effe door en meestal komt ie in de richting. Vandaag niet, want onze bruine zoon laat opeens abrupt de ring los en pikt de bal. Helaas is ie niet zo fanatiek en wurm ik het ding tussen zijn kaken uit. Dan gooi ik het weg. Hij kijkt meewarig en laat zich verleiden om opnieuw in de ring te bijten en het trekken door te zetten. Ondertussen staat onze sproetenkop ergens anders. Gelukkig maar, hij is nu de oudste van het stel en heeft de rare gewoonte om zich tussen de rennende anderen te plaatsen, zodat die a. niet door kunnen en b. chagrijnig worden. Eigenlijk wil die alleen maar aangehaald worden. Zoals alle kinderen verdient ie ook aandacht. Hij wil knuffelen en weten dat ie er ook bij hoort. Wat natuurlijk ook zo is. Alleen erg onhandig, in de meeste gevallen. En zoals alle ouders proberen hun aandacht en energie te verdelen doe ik dat ook. De bal vliegt, ons meisje rent. De ring wringt en onze zoon trekt. En nummer drie wordt beknuffeld en gezoend. Wat een zootje eigenlijk, denk ik, als ik de bal weer de keuken in mik(ik heb de rollen inmiddels omgedraaid en sta in de huiskamer) Meteen komt me een schilderij naar boven. Het huishouden van Jan Steen heet dat. De wirwar van mensen, dingen en gebeurtenissen, gevangen in één beeld. Niet het stereotype schone huis, geordend en netjes, in het Holland van de 16e eeuw. Maar wel een gezellige bende, met mensen die veel plezier hadden met elkaar. Never a dull moment. Hier is het eigenlijk ook zo, bedenk ik me. Dit is ons meesterwerk. Nooit zo bedacht, toch ontstaan. Ik kan er mee leven. De hondjes ook. Nog één keer, zeg ik tegen blondie. Ze kijkt me aan met een kop die zegt 'laat die gek maar lullen, meent ie niks van'. Maar ja, jammer dan, die 'lul' meent het wel. En nadat ze opnieuw de bal ergens onderweg dropt, pak ik hem op. Hij gaat weer in de doos op de keukenkast. De ring ernaast. Verbaasd kijken ze me aan. Ik dirigeer ze de kamer in, het kussen op. De bruine kruipt sneeky naast me op de bank, hij vindt dat ie als jongste dat wel kan maken. Alsof dat niet genoeg is, zet ie zijn leukste koppie op en begint te piepen. Zacht maar onmiskenbaar. Ik maan hem tot stilte, met moeite. Onze blonde ligt tegen mijn voeten aan. En Sproet ligt braaf op het kussen, als enigste. Ik heb er genoeg van en 'veeg' de kleine van de bank. Is ie helemaal besodemieterd, ik moet toch kunnen schrijven? Zonder al te veel gestoord te worden? Hij gaat 'verongelijkt' op de vloer liggen. Zijn tête á tête met zijn oudere broer 'Sproet' mondt al gauw uit in uitdagend geblaf. Andermaal krijgt ie op zijn sodemieter van mij. Het is immers pas 7 uur. De buren zijn nauwelijks wakker, zo stel ik me voor. Hij mag dan puberen, maar niet voor 8 uur a.u.b. Het leven is keihard, ik ook. Zou Jan Steen nou ook de boel opgeruimd hebben, na zijn schilderen, met zijn hand op tafel geslagen en even stilte gewild hebben? Of was dat onbegonnen werk voor hem? Inmiddels hoor ik de buren en hun gebruikelijke ochtendgeroezemoes. Nu is het zo erg niet meer. Ik kijk naar onder. Ons trio ligt in betrekkelijke rust te maffen. Wat een lekker stel. Maar het mag. Hun 'portret van de dag' is af. Met mijn signatuur...
 

dinsdag 29 juli 2014

Hondsdagen






Het plenst
het plast
de druppels spatten overal

Ik denk aan camping
aan zwemmen
en aan barbecue

Het dondert
het bliksemt
de stralen recht naar benee

Ik denk aan vroeger
en aan later
De straat
is weg
Een stroom

Hondsdagen
het zou super warm
moeten zijn
Maar mijn honden
zitten droog binnen

Het seizoen is nog niet hier
geen appeltaart
geen rode blaadjes
geen paddenstoel
Maar ik droom er alvast van
van waaien
storm en zo meer
van kleuren
de geur van aarde

Nu nog het gras
zo vers gemaaid
spatten op het raam
zon achter de wolken
even doorbijten nog


Ontvouwen

Nadat ik had afgewassen(terwijl de honden speelden), kreeg ik zin in een verse cappuccino. Zonder al te veel na te denken schonk ik melk in de melkschuimer. Het melkpak was leeg. Uit de kelder haalde ik een vol pak en het lege pak vouwde ik open. Ik zag dit een tijd geleden een collega doen, waarbij ik nieuwsgierig vroeg, waarom ze dat deed. Het bleek minder plek in te nemen in de vuilniszak, een volkomen logisch iets. Ik vroeg me af waarom ik nooit eerder op het idee was gekomen.
Het lege pak zette mijn hersenen nog meer aan het werk op de vroege ochtend. Wat een ingenieus stukje papier. Of, nou ja, spul. Ik weet niet hoe dat materiaal heet. In ieder geval geen papier, want er zit een ingenieus laagje in.
Iemand heeft ooit het idee gekregen om met papier of soepel karton iets te vouwen, zodat het een handig doosje werd. En er ook nog een schenktuit aan te maken met schroefdop. We staan er nauwelijks bij stil. Maar een heel verschil met toen we sjouwden met flessen melk. Die dingen moesten na gebruik ook nog schoon afgeleverd worden voor hergebruik.

Meer voorwerpen bestaan, zonder dat we er over nadenken. Maar iemand heeft dat wel gedaan en ze uitgevonden.
B.v. een wasknijper. Iemand heeft ooit gedacht aan de mogelijkheid om een stukje hout zo te bewerken, dat ie op een waslijn past en ook nog een stuk textiel vasthoudt, zodat het kan drogen in de wind of de zon. Wat men daarvoor deed met de was? Geen idee....maar die dingen, van hout of inmiddels van duurzaam plastic(wat ze gaan aardig lang mee) hebben wel voor een soort van revolutie gezorgd in het huiselijk leven. Kind kon opeens de was doen, nou ja, ophangen en afhalen dan.

Een ander iets was op kantoor gaande. Waarschijnlijk heeft iemand zitten prutsen met een draadje en gedacht dat dat wel iets kon wezen. En voilá, de paperclip zag het levenslicht. Nooit meer rondslingerende papieren. In plaats daarvan konden akten bijeen blijven op notariskantoren, stapels rekeningen op bedrijven, notulen na vergaderingen en ga zo maar door.
Zo heeft iemand een 'eureka-moment' gehad en een schroefdop bedacht. Waarmee opeens flessen en potjes niet meer ongeremd toegangelijk waren voor allerlei handen, b.v. die van kinderen. Nou is het gemiddelde kind slim genoeg om te bedenken dat als je het potje vasthoudt, je aan de bovenkant kan draaien en vervolgens de boel open ligt, maar toch heeft het gezorgd voor een stevigere afsluiting. Je moet er maar opkomen.
We weten allemaal dat Napoléon gezorgd heeft voor etenswaren in blik. Waar de Romeinse legioenen nog op tarwe en noten en zo moesten leven en vechten, overal in Europa zo'n beetje, wilde de kleine Corsicaan iets beter. Dus werd er een prijsvraag uitgeschreven om eten beter te kunnen bewaren in tijd en afstand. De uitkomst kwam in de vorm van blikken. Allerlei groenten, vruchten en vlees konden er in gestopt en afgesloten vervoerd. Heel leuk, voor alle soldaten tussen de Marne en de Berezina, alleen één probleem: hoe kreeg je die doosjes weer open? Daarvoor moest weer een ander object gecreëerd worden: de blikopener. Wat ze met de lege blikken gedaan hebben, mag Joost weten. Want de glascontainer en blikcontainers waren nog niet in zwang. Niks te vinden in Midden-Rusland, trouwens ook geen LIdl of Aldi te bekennen in pakweg Moskou, St. Petersburg of Kiev.
Een ander ding werd het licht. Tot op bepaalde hoogte deden gaslampen het wel. Ook olielampen zorgden voor kunstlicht als de zon achter de wolken schuilging of onder de horizon gezakt was. Voor die tijd moest men het doen met vuur en kaarsen. Me dunkt dat het menigeen een winterdepressie opleverde, maar men deed toen nog niet zo moeilijk. Freud was nog niet eens geboren in Wenen, dus verklaarde men zo iemand als gek. Klaar! Het leven was nog simpel. Maar een of andere goochemerd zinde op oplossingen. Niet voor de 'wintergekken' waarschijnlijk, maar voor het nut van het algemeen. En dat resulteerde in een bol met daarin twee draadjes die gingen gloeien, mits je er wat electrische stroom doorheen joeg. De gloeilamp. Inmiddels gruwelijk achterhaald door de nieuwe generatie lampen, de spaarlamp en het ledlampje. De mogelijkheden daarvan zijn eindeloos.
Van fiets tot museum, van spotlight tot alarm, we schijnen ons te barsten.

Ik weet dat de wasknijper uitgevonden is door de Shakers in de 17e eeuw al. Een religieuze groep in de VS, die erg hield van eenvoud en leefde zonder enige opsmuk of andere 'onzin'. Jérémie Victor Opdebec verbeterde het. Het ding was een eenvoudig stukje hout met een inkeping en een knop bovenop, waartussen de was over de wasdraad werd vastgeklemd. In o.a. Engeland is die nog lang in zwang gebleven. Ook dit kon beter, bedacht David M. Smit in Vermont en maakte de wasknijper met de veer er op in 1853. Nog een stukje verder ging Solon E. Moore in 1887. Het is maar dat u het weet. Ik verwacht dat u dus een diepe buiging maakt voor de club heren, voordat u met gepaste stille eerbied uw bh's en slipjes over de waslijn drapeert in het vervolg. Hulde!
Shakers vormen een oude religieuze groep in de VS. Hun begin was in 1736 in Manchester echter in Engeland, waar Anne Lee geboren werd. Opgroeiende leed ze erg onder de armoe, miskramen en misstanden in haar omgeving. Ze kreeg 'bezoek' van Jezus, werd erg religieus en een groep verzamelde zich om haar heen. Eenvoud, celibatair leven etc. werd hun norm. Ze verkasten naar New York. Door hun simpele levensstijl stonden ambachten in hoog aanzien. Ze maakten dingen die de eeuwigheid konden trotseren. Erg mooi van vorm en zeer functioneel. Tegenwoordig staat hun antieke meubilair in hoog aanzien en is zeer gewild bij designers en liefhebbers.
De Shakers hebben veel dingen uitgevonden.
Een ander interessant verhaal is over de uitvinder van de paperclip. Een Noor nota bene. Hij heette Johan Vaaler. Hij was in 1910 overleden in Kristiana(de oude naam van Oslo) Toch speelde het lullige dingetje een grote rol later. In de 2e Wereldoorlog had de komst van de Nazi's in Noorwegen de vlucht van Koning Haakon VII veroorzaakt. Elk teken van nationale trots van de Noren was verboden, net zoals hier de referentie aan het Oranjehuis of het roodwitblauw. De Noren hebben toen als teken van trots de paperclip gedragen en de betekenis was de 'samenbindende kracht'. Ook nu nog dragen de Noren de paperclip om die reden en Johan Vaaler staat bekend als de paperclip-miljardair.
Tot slot de uitvinder van de blikopener: Ezra Warner uit Connecticut in de VS in 1858. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog maakten soldaten hun blik eten open met een geweerschot of bajonet. Rare jongens! Ik zie ze al klooien, hongerig en wel. Ezra heeft hun de helpende hand toegestoken. Helaas was het in het begin wat gevaarlijk om te gebruiken, dus maakten winkeliers de blikken open voor hun klanten. Dat zal me een rotzooi gegeven hebben in de boodschappenmandjes, al die omtuimelende blikken in de huifkar of paardentram! Pas toen William Lyman zich er mee bemoeide, ontstond de huishoudelijke blikopener. Zo, u kunt weer vooruit, dus dat wordt een potje Trivial Pursuit vanavond. Met dit weer geen straf lijkt me. Al denk ik niet dat veel gezinnen het spel mee genomen hebben in de tent of caravan. Ach ja, in ieder geval hebben ze wel melkpakken met schroefdop, wasknijpers en een paperclipje om de papieren bij elkaar te houden...
He, ik krijg nu al zin om nog 's verder te gaan op het onderwerp. De föhn b.v, de ventilator en zo meer...:)
 

zaterdag 26 juli 2014

Van Charkov en daar voorbij

Een gewone donderdag. Mensen aan het werk. Ze leven, zo goed en kwaad als het kan.
Tussen het Westen en het oude Rusland in. Er is zoveel gebeurd.
Dan opeens valt er een vliegtuig naar beneden. Vlammen. Brokken overal. Koffers in het gras.
Speelgoed, paspoorten, kleding, boekjes.
Mensen spoeden zich naar buiten. Kijken nieuwsgierig in het rond. In het doodgewone korenveld, tussen gras of in de maís liggen al die vreemde voorwerpen. In een taal die ze niet kennen of verstaan. Gsms worden opgeraapt. Dingen bekeken.

Dan valt de hele wereld over hen heen. De Russen putten zich uit in verklaringen. De VS bemoeit zich er mee, zoals gewoonlijk. Wat is er gaande? Nog meer toestanden.
Voor ze het weten, komen er allerlei lui. Ze lopen door het dorp. Over het land. De mannen met bivakmutsen worden nerveus.

De dode lichamen worden opgehaald. Er heerst chaos. Men wantrouwt elkaar. Niks nieuws. Wat hebben ze gezien, wie heeft van alles opgehaald. Wie doet er zijn voordeel mee? Wie houdt zich er buiten. Welke kinderen worden gestuurd.

De lichamen verdwijnen langzaam. Op tv zien ze hoe ze in wagons verdwijnen. De mensen zwijgen. Ze zien, ze horen en ze zwijgen. Wat moeten ze vertellen? Aan wie? Wie kunnen ze nog vertrouwen? En wie vooral niet?

De trein gaat weg. De lichamen moeten terug. De zaak wordt uitgezocht. Wie komt er nog, over land? Met meer geweren en wapens? Of met woorden? Met beloftes, met eisen, met dreiging? Wat hangt hen boven het hoofd?  Op tv is zoveel te zien. Moskou roert zich, Londen, Berlijn, Amsterdam, Melbourne en Kuala Lumpur. De VN vergadert. Afwachten maar. Je gedeisd houden.

In Charkov ontvangt men de trein. Daar komen de lichamen naar buiten. De donkere zakken gaan naar een vliegtuig. Ze verdwijnen opnieuw. Alweer de lucht in.

Mensen komen bij elkaar. Ze hebben behoefte aan samen zijn. Aan respect betuigen. In hun eigen land. Dat verdeelde vaderland. Westen en Oosten. Ze staan met bloemen en kaarsjes. Net als op andere plekken van deze planeet. Ze delen hun verbijstering, hun verdriet, hun pijn. Dat is hun gift.
Of de wereld die pijn begrijpt? Ik vraag het me af.

Straks komen de mannen. Zonder wapens. De zwarte dozen zijn al uitgelezen. Al dingen uitgezocht. Maar of ze ooit weer verdwijnen? Net als de schaamte, de pijn. De krassen op de ziel van dit volk.
De gaten in hun hart.

vrijdag 25 juli 2014

Beelden zwart op wit


Op het witte asfalt
staan twee grote grijze vogels
de zon zindert
trekt kringelend omhoog

Eén voor één
verschijnen de kisten
soldaten tillen ze

Op schouders gedragen
in afgemeten passen
met vleugels erboven

De zwarte auto's
staan keurig in het gelid
zorgvuldig
schuift het naar binnen

Er klinkt muziek
The last post
Er wordt gesalueerd

Vanachter een grijs scherm
klinkt ongezien een klacht
een jammerend welkom

De lucht is blauw
met witte wolken
en als alles is geborgen
zetten ze zich in beweging

Een lange rij
van zwart
gaat door het land
als een rups

De mensen wachten
in stilte
met camera's
en met bloemen
verstrooid verdriet
gebaren door de lucht

Straks zullen ze
weer namen krijgen
een eigen gezicht
en eindelijk terug gaan
naar het dorp, de stad, de straat

Maar nu nog niet
de vogels vliegen
af en aan
de kisten zweven
op schouders
en zwart kleurt wit
op zinderend asfalt
met ruisende vleugels
en dwarrelende bloemen
en opnieuw de jammerklacht
 

woensdag 23 juli 2014

Beweging


Een trein rijdt
zand voor de locomotief
mensen wachten
gespannen
op afstand

Specialisten bereiden zich voor
ze komen
diplomaten spreken
een minister
gloedvol met emotie
in de VN

Mannen zagen
breken de koffers
en een cockpit
rebellen met bivakmutsen
het geweer in de aanslag

vrouwen zingen
bidden temidden van bloemen
een priester wierookt
wat kun je doen?

Een president wijst
en deelt de rouw
een president
speelt met woorden
Een koning luistert
bemoedigt waar hij kan

Landen pakken zich samen
zo goed en kwaad
als het kan

Voor het vliegveld
kaarsjes, briefjes, bloemen
de baas is opeens
een mens in shock
toeristen staan stil
ook ik ,ook wij

Families, straten, dorpen
een land
een vliegtuig
een getal
tranen en wachten
hopen en bidden
rouwen

Stilte
ongeloof
ongeduld
verdriet
een wereld
in beweging
als een trein
snerpend door zand
knarsend door de tijd

 

maandag 21 juli 2014

Teveel

De laatste dagen worden we overspoeld met nieuws. Vorige week voltrok zich een ramp. Ergens in Oost-Europa stortte een vliegtuig neer. Alle inzittenden kwamen om het leven. Als ik de beelden bekijk van de brand, de brokstukken van wat eens een trotse machine was, ben ik daar bijna blij om. Maar verder worden we overspoeld door wat men er zoals vindt, de boekjes met Nederlandse titels, de knuffels, de kapotte koffers. Dat zijn dan de beelden die we geacht worden aan te kunnen. De kapotte lichamen, dat is te triest, te confronterend.
Elke week of maand gebeuren er van die ongelukken of rampen. Ergens in de wereld krijgen mensen te maken met enorme tegenslag, met afschuwelijke gevolgen voor de slachtoffers. Bovendien nog voor de achterblijvers, die hartverscheurend verdriet laten zien. Begrijpelijk.
De schuldvraag dient zich onmiddellijk aan. De politiek stort zich en masse op het gebeuren. Is het Rusland die er mee te maken heeft? Wat is de rol van Poetin? Of waren het de opstandelingen die in Oost-Oekraïne vechten voor waar ze in geloven? Hebben zij een foutje gemaakt en hun raketten afgevuurd op een burgertoestel? Nederland kiest voor de diplomatie, onze 'keurige' Mark Rutte komt in actie en voert 'heftige' gesprekken met Moskou. Obama roert zich. Merkel uit zich. Allen spreken hun afschuw uit. Maleisië probeert info te krijgen, het was hun toestel en vlucht. Cameron springt uit zijn vel, Europa moet dwingender en agressiever handelen, vindt hij.
Ondertussen komen de berichtjes. Kaarsen, gebeden, enz. op Facebook en andere social media. Mensen moeten zich uiten, het een plek geven voor zich zelf.
Vreemd hoe de dingen erger lijken, als ze gebeuren met mensen die je kent. Een landgenoot, iemand uit je dorp of straat, van je club. Niet menselijks is ons vreemd, we maken ons er druk over, begrijpelijk. Niet dat we het niet erg vinden als een Panamees, een Tibetaan of Chinees, een Palestijn of Israëlier iets overkomt. Maar ja, die voetbalt niet met onze zoon, zit niet in de klas met onze dochter. Ook gaat die niet fietsen met onze buurtvereniging of koop paling aan de kraam waar wij onze haring halen.
De gevolgen van deze ramp liggen uitgespreid in een stuk van zo'n slordige 10 km in het vierkant. Ik probeer me voor te stellen, hoe mannen die misschien Stanislaus of  Dimitri heten, boeren of dorpsbewoners in dat verre land daar rondstruinen. Door de burgeroorlog in hun land en de onzekerheid is het leven heel anders geworden. Hun buren zijn misschien pro-Russisch, de ander meer op het Westen gericht. Ze houden zich maar gedeisd, want in een dorp is alles zo rond en je weet maar nooit. Nu struinen ze rond door struiken en over velden. Ze zien de zooi van mensen die uit de lucht vielen. Ze kennen die mensen niet. Het is wel erg, maar ja. Dan vinden ze horloges, hele dure. Boekjes, arg, die kunnen ze niet eens lezen. Paspoorten, tja, dat is wel wat, daar wordt veel geld voor gegeven. En beurzen. Wat te doen? Hun jongens komen met lugubere vondsten. Delen van mensen. Gadver. Er liggen kleren. Daar heeft geen mens wat aan. Ze moeten wel oppassen. Milities houden de boel in de gaten, zoals elke dag. Maar het avontuur lokt, de spanning is om te snijden. In deze barre tijden geldt het 'ieder voor zich, God voor ons allen'. Men moet overleven. Al moeilijk genoeg. En wat hebben die mensen nog aan deze spullen, ze zijn allemaal dood. De mensen in het dorp leven nog. Nou ja, als je dat leven kunt noemen.
Al deze info dendert nog steeds over het scherm. Er worden extra bulletins ingelast. Op de radio klinken sombere dingen. De een zegt dit, de ander doet dat. Nummer drie wacht af.
Gister zat ik in een busje. Ik praatte met de chauffeur over het gebeuren. Opeens tikte het meisje achter me me op mijn schouder. Ze sprak met zachte stem ons aan. 'Of we asjeblieft over iets anders konden praten? Haar vriendin zat nu in het vliegtuig, zij was nerveus en wij praatten ondertussen over lichaamsdelen. Het was haar iets teveel van het goeie.' Ik schrok. En verontschuldigde me. We gingen verder over het weer.
Met die ene opmerking en die vraag, had het meisje me weer terug gebracht in de realiteit. Ik zag haar tranen, haar nervositeit, haar angst. Ze waren tastbaar en voelbaar in dat busje. En ze was één van de velen in het rouwende Nederland, dat net zoveel mensen kenden die rouwden, verdriet hadden en net zo verbijsterd waren als velen elders in de wereld. En ze hadden één ding gemeen. Het was en is teveel. En daarom even pas op de plaats. Even ruimte voor persoonlijke angst, verdriet, verbijstering. En voelen waar het echt om draait in het leven. En wat we delen, gemeen hebben, waar ook ter wereld. In een flat in Amerika, een cottage in Engeland, een datsja in Rusland, een veld in Oekraïne of een busje in Nederland.

woensdag 9 juli 2014

ÉÉN

Tussen mijn oogleden door kijk ik naar de kerkklok. Het kan niet lang meer duren. En inderdaad, even later draait in de verte het busje de straat in. Als het stopt, stap ik in. Geen mens te zien achterin. Ik stap, zoals gewoonlijk, voor in. Ik groet, laat mijn kaartje zien. De chauffeur kijkt er maar half naar. We kennen elkaar inmiddels. Ik trek de deur dicht. Het aftandse busje met het lage plafond trekt op. De druilregen, die sinds vanochtend 5 uur onafgebroken blijft vallen, tekent zich af op de voorruit. De radio staat aan. Natuurlijk. De reporter spreekt snel, met hoge stem. Brazilië speelt tegen Duitsland. De chauffeur meldt me dat het 1-0 is voor Duitsland. Ik knik en zucht. Als ik het niet dacht. Meteen daarop meldt de reporter de volgende goal. Het is al 2-0. We kijken elkaar aan. Normaal zitten we soms zwijgend naast elkaar. Ik moe, de Turkse man met zijn eigen gedachten. Soms praten we volop. We bereiken het volgende dorp. Opeens horen we gejuich. 4-0. Vol ongeloof, hoe kan dit. De chauffeur gelooft het nauwelijks. Ik ook niet. 'Hee, hoe kan dat?' denkt hij hardop. 'Ik snap het ook niet', meld ik. We bespreken dat na 2 toch normaal 3 komt,niet  4. Even later passeren we een kroeg, waar we een groot scherm zien hoe gespeeld wordt. 'Kijk', zegt de chauffeur olijk. We bespreken dat het onmogelijk is om die achterstand in te halen. In gedachten dwaal ik af. Straks winnen we van Argentinië. Dan is de volgende stap spelen tegen de Duitsers. Afschuwelijk, weer zo'n zenuwenfinale. Slecht voor het hart van velen. En de nagels van anderen, waar een zielig hoopje van over gaat blijven. En voor de zenuwen van vrouwen die helemaal niet van voetbal houden. Maar...zover is het nog niet. We draaien en rijden door. Het heeft iets melancholieks, twee mannen, die niet echt veel praten, regen op de voorruit van een oud busje. Iets 50er jaren-achtigs. We rijden door de bossen. Het druilt maar door. We passeren het stoplicht. In een hoek verderop staat een man. Onder een flinke eik. Het is de Chinese man die in het Wokrestaurant werkt. Vrolijk stapt hij in Met een zwaar accent vraagt hij opgewekt hoe het is. Onmiddellijk weten we dat ie het over de wedstrijd heeft. Wij zeggen in koor dat het 5-0 is. 'Nee', zegt de Chinees lachend. Hij denkt dat we hem voor de gek houden. 'Jawel' zeg ik 'Echt waar. 5=0. Ik steek mijn hand op met de vingers uitgespreid.' Ik zie aan zijn glimlach, dat ie er geen snars van gelooft. De Turk bevestigt het nog eens. De andere man schudt lachend zijn hoofd. Hij friemelt met zijn gsm. 'O' zegt hij. 'Het is echt waar'. Ik zie chinese tekens op zijn scherm. Tegelijk valt de 6e goal tegen.
Even later ben ik waar ik wezen moet. 'Het zal wel 10-0 zijn als ik thuis kom', grap ik. 'Ja, ik denk jij heb gelijk' zegt de chauffeur. De Chinees blijft lachen, zoals altijd. Ik sla de deur dicht. Terwijl ik naar huis loop, denk ik wat de reporter zei. De Brazilianen die begonnen te huilen. Degenen die al naar huis gingen en de tribune verlaten. Wat een sof. Organiseer je het WK, bouwt stadions, regelt beveiliging, hotels, noem maar op. Krijg je dit.
Thuis zit Fred rustig te kijken. Er valt nog een goal. 7-0. Het wordt vervelend. De Brazilianen zijn overduidelijk geen partij tegen de Mannschaft. Het publiek zit er als verstomd bij, vol ongeloof. Or regelrecht verveelt. Toch volgt er nog een tegengoal. We juichen. Kunnen er niks aan doen. De underdog moet scoren, al is het maar één keer. Geen ploeg verdient dit. De keeper protesteert bij de scheids, doet vervelend tegen zijn teamgenoten. De commentator meldt dat geen enkele keeper van de 0 goals af wil. Ja, dag. Dit team is zo oppermachtig. En ze laten het voelen. Een beetje overwinningsgevoel is leuk. Juichen, knuffelen, over elkaar duikelen, prima. Niet data de Duisters dat doen. Een aai over de bol, dan houdt het wel op. De blik in hun ogen is wel duidelijk. Wir sind die Besten. Een groot gevoel van onbehagen bekruipt me. Die uitmondt in ergernis en irritatie. Is het mijn vooroordeel. Of mijn hoop, die de bodem ingeslagen dreigt te worden. Na de wedstrijd vallen Braziliaanse voetballers uitgeput op de grond, helemaal kapot. Sommige beginnen te huilen. Anderen kijken ongelooflijk, verbijsterd, maf. Eén reservespeler speelt het klaar om het shirt te wisselen met een Duitsers, een oorverdovend fluitconcert is zijn deel. Het eindigt met een line-up van het Duitse team die nog eens juicht het veld vult met...ja, met wat. Het machtsvertoon van de beste zijn. Ik krijg het gevoel dat de tegenstanders herhaaldelijk gewond zijn en dat nu nog 's zout in de wonden wordt gewreven. In het hol van de leeuw. Not een pretty sight. Ik snap die mensen niet. Ik wil ze niet snappen. Dit is zo unfair, zo onnodig, zo laf. Ik vind het niet mooi.
Mijn interesse zakt meteen in. We laten de hond uit. De knippen de lampen uit. Sjokken de trap op. Slapen in.

De volgende dag zie ik nog meer beelden. De Brazilaanse speler en de coach die zich verontschuldigen. De speler, die huilend vertelt, dat ie 'zijn volk wilde laten glimlachen, omdat ze al zoveel dingen meemaken die minder zijn'. Wat niet lukte. Pijn, verdriet, schaamte. De coach verontschuldigt zich. De reacties van de Duitse pers. De mensen in Berlijn. Vieren met het Übergevoel. Ze hopen op Nederland, dat lusten ze rauw.
Dan komen feeestende Brazilianen in beeld. Feestend, dansend? Waarom. Eentje verwoordt het.
'Wie niet danst, is niet gelukkig'
7-1. Een spel. Ik kan er niks aan doen. Maar die 1 is voor mij meer waard dan de zeven.
Kunnen dansen als je in de grond getrapt bent. Fantastisch. Wat een volk. Meesterlijk!

 

maandag 30 juni 2014

Dit land




Dit is het land
waar achter de dijken
jongens een balletje trappen
waar een stuurs kijkende coach
aantekeningen maakt,
rerwijl collega's ijsberen
of de scheidsrechter aanspreken

Dit is het land
waar voetballers
aan de andere kant van de aardbol
bij bijna 40 graden
het hoofd koel houden
en onder een joelend Latijns publiek
op 't eind de overwinning halen

Dit is het land dat Mexico doet huilen
nadat de nuchtere Klaas-Jan
zijn penalty er 'gewoon' in knalt
en in den Haag een popconcert ff stilgelegd wordt
waar de hele trein juicht
en de KLM 'Adios Amigos' twittert

Dit is het land
waar het volk niet durft geloven
ondanks de clipjes met zingende Jordanezen
en juichpakken van slimme Brabanders
of nichten met veren in de dure pruik gestoken

Dit is het land
dat opeens als één man
achter van Gaal gaat staan
de man met de gouden pik
waarvan de vrouw van leer trekt
omdat haar Louis opnieuw in de krant
afgezeikt wordt

Dit is het land waar ouwe vedetten
en schrijvers achterover commentaar geven
met een liedje tussendoor
of zeiksnorren in dure hotels in het strand
wat we nog 's overdoen
met een slissende presentator en stamelende
schrijver in de ochtend
en kijken we naar mensen in de fontein gesprongen
nuchtere Rotterdammers
en de rotzooi in Eindhoven

Dit is het land
waar kleine mannetjes met mooie vriendinnen
eindelijk keihard in kan knallen
waar snelle spitsen zijn maat de goal gunt
waar een blonde kaaskop droog opmerkt
hoe zijn vader 7 jaar geleden stierf en hij
nu 7 jaar later zijn 100e interland speelt
Kippenvel
Dit is het land
dat wonderen verricht
als je het niet verwacht
dat de adem inhoudt
en ons arme hart vast

Dit is het land waar ik van hou
dit kleine maffe land
drie keer nog
zou het dan toch?
dan maar een nieuwe bank...


 

donderdag 19 juni 2014

Oversteek


In de vroege ochtend sta ik oog in oog met een lijk. Nee, ik ben niet afgereisd naar India, waar met de regelmaat van de klok een dode gecremeerd wordt in de openlucht, waarna de as in de heilige Ganges gekiept wordt. Ik loop, beetje suffig nog(we schrijven 5 uur in de ochtend) met één van onze honden over het fietspad. Net buiten ons dorp zijn we geen trottoir rijk, dit is een multifunctioneel pad, voor zowel fietsers als voetgangers. Op dit vroege uur geen enkel probleem. Onze jongste lieveling Oskar zit nog in de fase dat hij niet alleen alles in zich opneemt met de ogen en de oren, maar ook met zijn neus en smaak. En hij is zeer wakker en razend snel. Ik dien dus echt goed op te letten. Want hij maakt ook kennis met de wereld om hem heen door van alles in zijn bek te stoppen en te proeven, letterlijk. Voor me zie ik een slak. Hij is middelbruin, licht slijmerig. Aan het spoor dat hij over het fietspad trekt, zie ik dat ie al een hele afstand heeft afgelegd. Tenminste voor zo'n klein diertje. Het is een naaktslak, hij draagt dus geen slakkenhuis op de rug. Zijn zeer kleine voelsprieten steken nauwelijks boven zijn kop uit. Het is een dappere poging om zich zo voort te bewegen en dat in een wereld die zo enorm groot is voor hem. Wij lopen ondertussen door.
Even later, Oskar is weer veilig thuis, loop ik met de andere twee, Muffin en Pippi, hetzelfde rondje. Ik zie dat de slak aangereden is. Een ontmoeting met een Sumateraans stuk rubber met profiel(fietsband) heeft hem geen goed gedaan. Zijn ingewanden, darmen en zo liggen lelijk bloot opeens. Hij heeft de oversteek over het fietspad niet gered. Ik loop door en denk aan alle dieren die hier rond kruipen, lopen, rennen, vliegen. Het zijn er nogal wat als je zo buiten een dorp woont, op het platteland. En ja, alles wat leeft, gaat een keer dood
 
Ik heb hier al heel wat lijken zien liggen. Konijnen, egels, eekhoorns platgereden door het snelverkeer. Kraaien, eksters, duiven. De laatsten worden regelmatig aangevallen door roofvogels, zoals buizerds en zo. De kraaien smikkelen vaak van de dode dieren, als ze de kans krijgen, ze zijn de vuilnismannen van de natuur en ruimen de boel al flink op. De insecten doen de rest. O ja, ook die ik regelmatig. Een dikke hommel op de rug, de kromme pootjes boven het bolle harige buikje en idem achterwerk. Ik durf die nauwelijks aan te raken net zoals de bijen die gestrekt liggen. Voor hetzelfde geld zijn ze niet echt dood en vliegen op en je aan. De vlinders en nachtvlinders stemmen me vaak wat treurig. Ze liggen achteloos ergens. Soms heb ik het gevoel dat ze alleen heel erg moe zijn, maar meestal blijkt dat een misverstand. Zijn ze toch morsdood. Het zijn de papierachtige vleugels die zo fragiel aandoen en me raken. Eigenlijk moet je niet teerhartig zijn hier. Een egeltje, die levens soms flink kunnen rennen, verbazingwekkend, zijn net enorme kastanjeschillen als ze platgereden op het wegdek liggen. Eekhoorntjes zijn ook raar dood. Zo'n roodbruine rakker die het niet gehaald heeft met zijn enorme pluimstaart. Een fractie van een seconde kan voldoende zijn. Datzelfde geldt voor de vogels die soms vlak voor een auto opvliegen of voor door vliegen. Dan houd je je adem in. Kamikazepiloten zijn er niks bij. Een konijntje is zo leuk, als die rustig knabbelend in het gras zit in de vroege ochtend. Maar als het hele koloniën worden, die gaten gravend en tuinen annexerend rondwaren, dan is het snel gedaan met de snoezigheid en worden het lastige klanten, hun mooie donkere ogen ten spijt. Er leeft hier zoveel. Ook kevers in allerlei kleuren, de meeste lijken op aardappelkevers. Net Afrikaanse schilden op hun rug met allerlei kleuren en vormen, fascinerend. Die vind je dood nooit terug. Vliegen, die schitteren alsof ze naar een disco in de 70er jaren moeten met glitterpakken aan. Mollen zie je ook nooit dood. Levend ook niet trouwens, alleen de hopen laten je weten dat ze er zijn. Af en toe een dode merel, een musje of meesje. Als je bedenkt wat hier allemaal leeft en rond dwaalt, op zoek naar eten, naar en plek voor een hol of plek voor een nest, dan realiseer je je weer, dat wij hier de vreemde eend in de bijt zijn i.p.v. de dieren. O ja, meeuwen en ganzen zijn hier ook, die zie je ook nauwelijks dood. Nou ja, de ganzen zullen wel trekken naar andere oorden van tijd tot tijd, naar gelang het seizoen.
Zo leven ze hier bijeen, vlak bij ons en ons 'nest'. Ze eten elkaar op en blijven zo in leven. En af en toe gaat er eentje dood, op natuurlijke wijze of door een ongeval. Onzichtbaar of zomaar op het asfalt. Met de honden en mij als toeschouwer.
 

Donders goed!

Het is onderhand een traditie. In de aanloop naar het voelbalfeest, de WK, kijk ik met argusogen naar de voorbereidingen. In het verre Brazilië worden hele wijken gesloopt, zonder de arme bevolking te ontzien. In rap tempo, of nou ja, iets minder rap tempo worden enorme en dure stadions uit de jungle gestampt, grote wegen aangelegd en alles wat daar bij hoort. De bevolking protesteert, menigeen vindt dat ze de miljarden beter kunnen besteden. Demonstranten worden afgevoerd en ingeklemd tussen politie of me nog eens besproeid met pepperspray. De bobo's verheugen zich ondertussen op het feestje, de bejaarde voorzitter van de FIFA voorop. Hij gaat nota bene voor een nieuwe termijn, terwijl hij toch al een respectabele leeftijd heeft bereikt. Ondertussen speelt de commercie in ons eigen land(en ongetwijfeld in alle deelnemende landen) volop in op de komende toestanden. Een Braziliaanse reporter die met een idiote stem zich te schreeuwen, in vervoering in een autobedrijf. BN-ers die zingen, dansen met sambaballen of vol in de veren door supermarkten paraderen. Als toppunt scoort de jonge Brabantse ontwerper Donders met zijn 'juichpakken en petten, al dan niet met matje aan de achterkant'. In mijn eigen supermarkt staat de kop van ons Royke op de balkjes die mijn boodschappen scheiden van de klant voor of na mij. En ook de beroemde worstebroodjes zijn er verkrijgbaar.

Thuis informeer ik bij mijn man hoe de vlag er bij hangt. Als ex-voetballer geldt hij in mijn boekje als expert en liefhebber. Ik weet weliswaar onderhand wat buitenspel is en zo meer, dus helemaal voetballeek ben ik inmiddels niet meer. De liefde van mijn leven loopt nog niet warm voor het gebeuren. In de praktijk betekent dat dat er geen bitterballen of bakken chips er door gaan hier ten huize, nog bier of worst. We zitten op de bank, bezig met andere dingen, de tv staat op de achtergrond aan. Af en toe kijken we om beurten naar wat er op het groene gras zich afspeelt, allemaal heel relaxed.
Maar heel lang duurt dat niet. Als de eerste goal gescoord wordt tegen Oranje schieten we al recht. Een ander gevoel maakt zich van ons meester, we worden plots alerter en wat nerveus. Het zal toch niet? Dat gevoel neemt toe bij de tegengoal, onwillekeurig springen we juichend op van de bank. We glunderen. En dat gaat door met elke goal waarmee ons team de regerende kampioen Spanje afgestraft wordt. Genadeloos. Mooie doelpunten door van Persie en Robben. De kushandjes van de laatste die richting camera gaan en de glunderende lach van van Persie. Het samen vieren met van Gaal.
In de dagen er na kijken we met allengs meer belangstelling naar de andere wedstrijden. Er broeit iets in ons. Dat zet zich voort tijdens de wedstrijd met Australië. We hebben immers nog nooit van dat team gewonnen? Hoe zal dat gaan. We ergeren ons eensgezind aan het gestuntel in de eerste helft. Dan in de tweede helft lijkt het tij zich te keren. De Oranjekoorts begint nu door te werken. En we zijn niet meer te houden. Nagelbijtend bijna wachten we op het eindsignaal van de scheidrechter. Nog steeds wat bozig voer de handsbal die een geforceerde strafschop opleverde, maar blij en opgelucht over het eindresultaat van de match.
Mijn hemel, wat weten die mannen toch een emotie naar boven te brengen. Zelfs zo erg, dat mensen die niet die emotie voelen of tentoonspreiden bijna wantrouwen opwekken. En zo beleven we veel plezier aan het geheel, al kost het nog zoveel. Elke ochtend bekijk ik het gedreutel over de wedstrijden van de dag ervoor. Een clubje mannen waartussen een eigenwijze teckel ronddrentelt geven commentaar. Van journalisten, schrijver en cabaretmensen tot entertainers en zangers. En jawel, wij zijn natuurlijk met zijn 17 miljoen experts. Ach, het zij ons vergeven. De Spanjaarden mogen terug naar huis. De Aussies moeten nog aan de bak. Wij zitten op rozen, voorlopig. Met alles dient zich de volgende spannende stap aan in dit geheel. De bank krijgt het nog zwaar te verduren als we zo door gaan. Voorlopig zitten we op het puntje, mopperen, turen, vloeken, schelden en vliegen omhoog als een duveltje uit een doosje. Kortom Oranjekoorts.
 

zaterdag 31 mei 2014

Geluid en zo

Op een doodgewone door de weekse dag zat ik lekker binnen. Er was niks aan de hand. Wat ik deed, ben ik vergeten. Niks bijzonders waarschijnlijk. Mijn aandacht werd getrokken door een geluid. Het kwam van buiten. En het was niet alleen, zal ik maar zeggen. Mijn blik richtte zich naar het voorraam. Daar, op de weg voor het huis, denderde opeens wat voorbij. Niet een maar heel veel brommers. Nou ben ik wel wat gewend hier. Als je aan een doorgaande weg woont, komt er van alles voorbij. Zoals daar zijn: wielrenners, individueel of in paren hetzij in grote groepen, scootmobiels, ebikes, gewone fietsen in alle maten en kleuren met of zonder fietskar, mensen met honden, mensen met fietstassen en petjes of zonnekleppen op, kudde schapen al dan niet met gekleurde konten(ligt er aan of ze gedekt zijn door de ram, dan bewegen ze voor onze ogen van links naar rechts anders met schone kont van rechts naar links) bierkarren met redelijk idiote(lees aangeschoten of zatte mensen er op die zich het laplazerus trappen omdat ze met hun bezopen kop al vanaf Thorn zo'n 10 km trappen met het kreng en ondertussen stomweg doordrinken), auto's, vrachtwagens, bussen(lijn 73 en 74) Vroeger waren het de legioenen van de Romeinen en later de huursoldaten van Napoleon Bonaparte met natuurlijk de marketentsters, hoeren, nieuwsgierige mensen etc.
Niks van dit alles, deze keer. Het betrof een horde mannen voornamelijk op brommers. En ik kende dat geluidje. Het waren Zündapps. En meteen zoefde mijn herinnering terug naar het verleden.

Mijn broer Pedro had zo'n ding. Hij was ouder dan ik, wat op zich al verdacht was, want hij verbond er allerlei privileges aan en deed net alsof hij slimmer en verstandiger was dan ik. Ik trok dat voortdurend in twijfel, hetgeen me niet in dank werd afgenomen. Desondanks ging ik er stug mee door. De Zündapp was zijn 'pride and joy'. Ik verdomde weliswaar om toe te geven dat ie intelligenter zou zijn dan ik. Maar hier had ie me wel mee. Dit was nl. een 'herenbrommer'. Dat kon je duidelijk zien. Boven op het apparaat met de glimmende tank waarop trots het Duitse merk vermeld stond in glimmende letters met logo, zat een doorlopend zadel. Daar ging het volgens mij om. Een buddyseat. In het midden een lullig reepje kunstleer, daar kon de buddy, hopelijk een mooie en gewillige meid zich aan vasthouden. Dat was totaal niet de bedoeling van degene die voorop zat. De nozem die daar plaatsnam met een stille glimlach, waaraan je de superieuriteit aan af kon lezen en het stuur vast hield had de droom dat achterop zijn trofee zich tegen hem aan zou vleien, de pronte borstjes tegen zijn rug als opperste belofte. Een riempje? Nooit gezien. We spreken hier nog van het prehelmen-tijdperk. Helaas toen wij met jeugdpuistjes en donzige bovenlip zover waren, hadden akelige mannen in den Haag besloten, dat we ter beveiliging van ons prille leven en gezondheid een bromfietshelm moesten gaan dragen. Onze vette kuiven werden supervet onder de soepketels die we op onze harses dienden te plaatsen. Meestal probeerden de opgeschoten jongens ruig rond te scheuren met zoveel mogelijk herrie en snel optrekken, de helm aan het riempje losjes bungelend aan de pols, nonchalant. Totdat een lid van de hermandad in zicht kwam, dan snel het kreng op om een bon te voorkomen...Ik zelf was nooit zo van de techniek, ook niet van de ruige brommers. Waar mijn broer nog baalde, omdat ie nooit zou kunnen concurreren met onze neven, die met rijke ouders wel de felbegeerde Puch kregen, met verdorie dat hoge stuur, daar moest hij zich tevreden stellen met een iets bescheidener ding. Zijn wraak was de echte herenbrommer, de glimmende Zündapp. Ook gebruikt door iets belegenere heren, de 30-plussers, om b.v. naar hun werk te gaan, maar niettemin kon je je er mee vertonen. Mijn zus, die een paar jaar ouder was, had haar geluk beproefd op een ander vehicle. Een Solex, een droevig stuk uitvinding, aangeschaft voor mijn moeder oorspronkelijk. Zij vond het idee al bespottelijk, zoals vele goedbedoelde maar zeer onpraktische ideetjes van mijn vader. Resultaat was dat mijn zus het kreng mocht uitproberen. Aanlopen en aanduwen of doortrappen en dan het motortje met tankje op het voorwiel pleuren waardoor het stotterend moest beginnen te draaien en je opeens veel harder kon. Wat meteen gegil en gejoel opleverde, want hoe moest het ook alweer met remmen en zo meer? En de damesknietjes zedig samengeknepen in een onmogelijke positie, want zuslief droeg een kokerrok, koket en toch netjes, maar totaal ongeschikt voor de Solex...wat een ellende. Uiteindelijk jatten wij stiekem het ding, namen hem het schuurtje mee uit, startte het kreng en draaide er vervolgens rondjes mee 'in de hof' rondom de waspalen, totdat dat natuurlijk eindigde in ruzie met wie er nu op mocht zitten of de benzine op was. In het eerste geval kwam mijn moeder aanzetten, kreeg deze en gene een draai om zijn oren en in beide gevallen moest het ding weer in de schuur gezet of openlijk met pijnlijke oren of stiekem tegen de kolenbak met als gevolg dat mijn vader of zus vloekte omdat die ontdekte dat de benzine op mirakuleuze wijze verdampt was. Altijd hadden ze door dat één van de drie lieve broers de aanstichters was van dat 'wonder', meestal een combinatie.
Ik had, toen ik 16 werd de beschikking over een Berini. Dit wonder op wielen betrof een lullig brommertje, wat in de volksmond algemeen aangeduid werd door de eufemistische term damesbrommer, een alternatief voor dit Dafje in de brommerwereld. Gelukkig was het ding wel rood. Desondanks was ik er blij mee en scheurde er op rond. Hij deed het beter dan de Zündapp, daar moest voortdurend aan gesleuteld worden. Mijn broer deed dat met een stoïcijns gezicht tot een paar dagen, bewijs te meer dat ie een omhoog gevallen sukkel was. Of het moest mijn verborgen jaloezie zijn, wat me parten speelde.

Ach, ik herkende het geluid van de Zümdapp uit duizenden. En ik zag de mannen voorbij zoeven. Het waren er tientallen op zijn minst. En steeds dat bekende geluidje. Grappig hoe zo'n geluid zoveel boven bracht. Net zoals het geluid van de motor van mijn vader eerder met de doffe plofjes. En het kittige hoge geluid van mijn Berini. Ik zag in een latere periode een cabaretduo. Alleen de naam 'de Berini's' riep mijn belangstelling op. Dat bleek terecht, ze waren erg leuk. Uit Rotterdam en overal in hun stukjes kwam de Berini van de man als rode draad naar voren. Blijkbaar is, na de Solexclubjes en de losse toeren die je alom in den lande kan maken op de oude Solexjes voor familie-uitjes, buurtverenigingen of teamdagen, nu ook de vlam overgeslagen op de oude Zündappfans. Ze verenigen zich, knappen de oude dingen open en zoeven langs 's heren wegen in een aardig maar aangenaam tempo met het zachte geluid en de nog altijd glimmende tankjes. In eerste instantie kwam het sukkelgehalte wat ik mijn broer toedichtte(terecht of niet) weer boven, met dat geluid en de herinnering. Maar toch transformeerde zich dat naar een sympathie-gevoel voor de bedaagde heren die met zoveel plezier hun hobby beleven. En de enkele dame in het gezelschap. Misschien ben ik ook veranderd met de jaren. Geen joelende Puch, kittige Berini, maar de betrouwbare, rustige Zündapp. Wat ondertussen zit ik stil op de bank naar buiten te kijken, waar de aktie is...
Zoekend naar illustraties voor dit stukje, kwam ik nota bene dit tegen. Een jongeman die Fabio Berini heet en een truitje draagt, zoals toendertijd gebruikelijk. We noemen deze veterdingen 'sextruitjes', ze waren unisex en gaven met name bij de vrouwen hun vormen zeer sterk weer. Hoewel bij smakelijke heren hetzelfde effect bereikt werd. Daarover dan maar weer een andere keer....
Een aantal dagen terug had ik trouwens nog een Zündapp-ervaring. In de prille ochtend opende ik de voordeur om de hondjes uit te laten. Het zicht werd me ontnomen door de taxus van de buren. Mijn overenthousiaste huisdieren vlogen als gekken naar voren, het fietspad op. Ternauwernood kon ik een ongeluk voorkomen, want net op dat ogenblik arriveerde er een Zündapp met man vanaf links. Die stopte heel beheerst en kalm, produceerde een glimlach onder zijn blauwe retrohelm en peperenzoutkleurige snor door en ik glimlachte terug, terwijl ik me excuseerde voor mijn wilde kroost. Beiden vervolgden we tevreden over deze charmante oplossing onze weg. Zo kan het dus ook. En ik voelde me niet eens oud...Wat een mooi begin van de dag!
 

zondag 18 mei 2014

Moeten het mannen met baarden zijn?




Het werd de hoogste tijd om wat nieuws aan te schaffen. Ik had peinzend voor de kast gestaan en de inhoud bekeken. Weliswaar een hele stapel en aan de meeste was ik gehecht, maar nu diende die aangevuld. Ik sprong op mijn stalen ros en stuurde fluks stadwaarts. Aangekomen stalde ik mijn fiets en liep, gewapend met tas, richting de goeie winkels. Het complex strekte zich groot uit voor me en je kon zien dat er zorg en aandacht besteed was aan de vormgeving. Maar dat kon me allemaal niet zo boeien. Ik passeerde de ingang. liep enkele kinderattracties voorbij  en spoedde me naar de hoek, waar ik hoopte het snelst te kunnen slagen.
Op de hoek zag ik een aardige winkel. Ik stapte naar binnen. Op mijn gemak neusde ik wat rond. Her en der lagen stapels kleding. Hele tafels vol met aanbiedingen, jeans, vesten, jasjes. Ze konden me niet bekoren en ik zocht die ook niet. Allengs vond ik wat ik wel wilde en ik nam enkele T-shirts mee naar de paskamer. Eentje ervan stak boven de rest uit, die was zeker 3 zo groot. Heerlijk, want het geklooi in de kleine pashokjes, waarbij ieder mens behoorlijk begint te transpireren en met een rood hoofd in de spiegel kijkt, het houdt niet over. Ik stapte er uit bekeek mezelf in de wat grote passpiegel. Het licht was niet optimaal. De omgeving was vrij donker, bruin, donkere vloerbedekkng, zwarte plafonds. Een jongeman verscheen en informeerde vriendelijk 'of hij paste'. Ja, zeker. Ik draaide, alsof dat iets uitmaakte. Hij bekeek het tafereel glimlachend. Even later herhaalde deze scene zich. Ik wees dat kledingstuk af. Veels te dikke stof. Ik dacht aan mijn werkomgeving en wat ik daar uitspookte. Dun, soepel vallend, niet knellend en vooral ruim, zodat ik mijn armen kon strekken, me bewegen op trap en in allerlei standen, zonder meteen het gevoel te hebben in een Arabische woestijn te lopen. Dat vertelde ik de verkoper ook. Hij zocht vrolijk mee naar alternatieven. Het viel me op dat ie een baard had. Een kop met donker krulhaar, open ogen en een volle baard. Zijn collega, die weinig te doen had, bekeek van een afstand, waar we mee bezig waren. Hij had vrij sluik blond haar en een snor, geen baard. Ik moest denken aan een Amsterdamse kapsalon, speciaal voor heren. Aangezien daar de gehele mannelijke bevolking van tussen de 20 en 35 of wat daar voor door wilde gaan met een baard liep, heel erg in, hadden de mannen en vrouwen in die salon zich gespecialiseerd in snorren, baarden, goaties en alle maten en vormen. Het kunstig vormgeven door middel van knippen, trimmen en scheren in een erg sfeervolle omgeving had geleid tot een goeie en winstgevende business. Mij deed het denken aan een soort Wild west tafereel. Iets uit de Lucky Luke strips van mijn jeugd of de wat rauwere types uit Westerns, type desperado's, die smerig rondwaarden op hun paarden, banken beroofden en tussendoor zich lam dronken in een saloon, waar opgedirkte dames van plezier hen eerst vermaakten met de cancan-dansen en later privé in wat groezelige bovenkamers met gietijzeren bedden en lampetkannen. Ik ben nooit zo gevallen op de mannen met deze baarden, ook niet de gesoigneerde die me deden denken aan de laatste Tsaar van Rusland, zijn neef de koning van Engeland of aan Dokter Freud in Wenen. Toch ben ik ze tegengekomen en vielen ze soms wel op mij. Mijn baard in de boetiek sleepte wat extra T-shirts naar mij, die ik braaf aantrok. Uiteindelijk verliet ik het pand met een paar, hem hartelijk bedankend voor de genomen moeite. Aan de overkant vond ik een andere zaak, waar ik wel van alles vond. Eerst werd ik bijna bij mijn lurven gepakt door een vrouw. Ze sprak Duits. Op zich geen bezwaar, maar het was een raar accent. Ik deed vrij laconiek tegen haar. En al gauw maakte ik haar, want ook zij zocht voor mij, duidelijk wat ik voor ogen had, welke kleur en soort. Ze bekeek me opeens met andere ogen, probeerde nog wat en ik keek in de rekken een stukje verderop. Haar interesse bekoelde al snel en ze ging zich al ras bemoeien met een andere klant helemaal aan het andere eind van de zaak. Toch slaagde ik hier en bepakt en bezakt met een fiks aantal tassen wandelde ik richting uitgang. Onderweg besloot ik, dat een lekkere cappuccino er nu wel in ging. Foei, wat kan een mens moe worden van dat gewinkel. Ik bestelde er een en nam er wat lekkers bij. Net toen ik naar een hoek gelopen was, die er heerlijk rustig uit zag, voegde er zich een moeder en dochter met klein kind bij me, één tafeltje van mij af. Van de 83 tafels die nog vrij waren hadden ze net die gekozen. Het kind dreinde niet, maar begon hartverscheurend te bleren. Waarop ik mijn boeltje oppakte en een ander hoekje nam. Tevreden lurkte ik aan de heerlijke koffie en tevreden fietste ik huiswaarts met mijn 'buit'.
Ik moest er vandaag aan denken toen ik stond te strijken. En ook aan de baardige en aardige mannen, die een rol gespeeld hadden in mijn leven. Ik geloof dat het Freud zelf was, die ooit gezegd heeft, dat juist die mannen die gezichtsbeharing etaleren, iets te verbergen hebben onbewust. En verdomd, ik geloof dat ie gelijk had. Bovendien prikt het nogal. T-shirts of niet, een iets gladder type heeft de voorkeur. Letterlijk dan. Aan de andere kant: Sinterklaas heeft een lange baard, de Kerstman ook. Kijk Prins Bernhard, tja...En Osama Bin Laden, Saddam Hoessein, Karadic toen ie gearresteerd werd. Daar zou ik nog geen zakdoek van kopen. Khomeini, allerlei moslims, Amish, KKK-aanhangers, Hill Billy mannen, rockers en meer van die types. Soms zijn stoppeltjes wel leuk. Zoals bij Arie Boomsma, Brad Pitt of andere smakelijke types. En bij mezelf op een vrije dag. Al moet ik zeggen dat het vaak gemakszucht is. En minder aantrekkelijk sinds mijn baard grijs is of wit of gemêleerd. Maar ja, gelukkig verkoop ik geen kleding. Zelfs geen columns, want deze is ook weer geheel gratis. Met stoppeltjes, maar dat ziet geen mens. Ik heb dus, weinig te verbergen (maar dat wisten jullie al)

 

zaterdag 12 april 2014

Voor mezelf

We liggen er vroeg in. Een lange dag is daar debet aan. Na een ontspannen avond zoeken we gretig ons bed op. De laptop laten voor wat ie is. Hij neemt zijn nieuwe foto-album mee. Ik de laatste editie van mijn lijfblad. We gekken wat, naast elkaar gezeten met het kussen rechtop tegen het headboard. Al gauw houdt ie het voor gezien. Hij legt zijn kussen plat. En zakt weg in een gelukzalige slaap. Ik lees nog wat columns en kleine stukjes. Dan leg ik het blad weg. Naast mij klinkt de regelmatige ademhaling. Ik draai me op mijn zij. Op zijn schedel steken piepkleine stoppeltjes zwart haar uit de huid. Er onder worden het glinsterende grijze dingetjes. Rond zijn ogen rimpelt het lief. Zijn arm ligt onder het kussen door gestoken. Zijn hoofd rust op de kleurige sloop. Ik kijk naar zijn borstelige snor. Naar het kuiltje in zijn kin. En naar zijn lieve oortjes. De sloop ligt verfrommeld onder zijn hoofd.
Ik realiseer me dat het zorgvuldig uitgezochte beddengoed er totaal niet toe doet. De kleuren, het merk en de stijl, allemaal onzin. Dan valt me op dat zijn t-shirt binnenstebuiten zit. Zou dat? Lijkt me bijna onmogelijk. Zijn eigenwijze oor steekt uit. Net als op de foto's van vroeger. Als baby op de arm van moeder. Als kleuter op de grond met voor zich zijn hondje Pipo. Op school met de ondeugende lach en de glimoogjes richting fotograaf. En later als spichtige puber met de handen in de zakken, nonchalant.
Wat hoor ik? Ben ik dat? Warempel, er zit een vreemd geluid in mijn ademhaling. Verdorie, dat lijkt de omgekeerde wereld wel. Hij had toch altijd astma, niet ik? Maar de droge lucht zorgt regelmatig voor een vreemd geluid bij mij, tijdens mijn slaap. Hij heeft het me vaak genoeg gezegd.
Ik bestudeer zijn gezicht. Alle kenmerken. Zijn oogleden trillen af en toe. Hij gaat met twee vingers over zijn neus. Die kriebelt onmiskenbaar. Een gebaar vol ongeduld.
Alles aan hem vertedert me. Zo moet het zijn, gaat er door me heen. Hij rustig in slaap, ik kijkend naar hem, omdat ik niet kan slapen. Zo moet het blijven, een jaar of 300 om te beginnen. Gewoon niet meer veranderen, niks meer aan doen.
Ach, wat heb ik afgetobd met de mannen. Elke kerel die voorbij kwam, was wel iets mee. En zelf was ik ook al geen toonbeeld van perfectie. De een dominant, de ander te onderdanig, Ziek of lui. Gefrustreerd. Dan weer misvormd. Verslaafd. Ongeïnteresseerd. Altijd wel een 'mankementje', een weeffoutje.
Maar dit, dit is goed. En hoewel we de omstandigheden zo leuk mogelijk hebben gemaakt, dat doet er allemaal niet toe. Alle rimpels in het kussen. De kleren verkeerd om, het mocht wat. Ze onderstrepen alleen wat er wel goed is. Beter dan dit wordt het niet. Dit is het complete verhaal. En ruim voldoende voor een man als ik.
Er steken wat lichaamsdelen onder het dekbed uit. We zijn beiden geen rustige slapers. We draaien, keren en wentelen wat af. En trekken aan het grootste dekbed dat ik maar kon vinden. Door ervaring wijs geworden wilde ik met minder geen genoegen nemen. Want ook op dat gebied van alles de revue gepasseerd: snurken, tandenknarsen, winden, you name it.
Ik kijk nog langer naar hem. Die 300 jaar zijn pas begonnen. En ik heb voor geen meter slaap. Het liefst zou ik een foto maken of een filmpje. Maar dit is niet vast te leggen. En al helemaal niet te delen. Ben je gek? Ik hou het lekker voor me zelf. Noem het bijgeloof. De goden niet verzoeken. Het kan me niet schelen. Ik wil het risico niet lopen, dat een ander in deze verkreukeling niet de schoonheid herkent. En het lieve. Vandaar. Maar neem maar van mij aan dat het prachtig is. Al ben ik niet geheel zonder vooroordeel, dat moet ik toegeven.

dinsdag 8 april 2014

In de kelder

De afspraak was al even geleden gemaakt. Iets van niks, maar het moest wel gebeuren. Verbazing bij mij, want ik ben nog niet gewend aan zoiets in een weekend. Aangezien we toch naar de stad moesten, had ik het plan opgevat om er meteen iets leuks aan te koppelen.
's Ochtends zaten we op een redelijk tijdstip aan het ontbijt. We keken tevreden naar buiten, waar de zon al snel haar opwachting maakte. Het beloofde al weer een mooie dag te gaan worden, meteorologisch gezien. Mijn lief verzorgde zich in de badkamer en ik liep alvast een rondje met de beeestenboel, zodat we op tijd konden vertrekken. Na het tweede rondje verscheen mijn man helemaal fris. Ik haalde de dingen tevoorschijn die ik mee moest nemen.
Al snel trapten we op onze fietsen onder een aangename temperatuur. In de verte lonkte de stad met haar oude torens en ook de nieuwe architectonisch verantwoorde doemde al op achter de rivier. We keuvelden gezellig over van alles en nog wat. Bij het station stalden we onze stalen rossen. En via het rjjwielpad verdwenen we langs de trap naar beneden.
De tunnel deed donker en grauw aan. De geluiden weerkaatsten hard in onze oren. Gelukkig nog niet veel drukte. Het naast elkaar lopen, werd onmogelijk door mensen die van de andere kant ons tegemoet kuierenden, al dan niet met buggy of rijdend boodschappenvehicel. Marktdag.
Het ziekenhuis stond achter een paar hoge flatgebouwen. Niet bepaald een aanlokkelijk gebouw, maar dat zijn hospitaals zelden, gezien de aard ervan. Deze oogde wat vermoeid.
We kwamen binnen in de centrale hal, waar de liefde van mijn leven monter linksaf sloeg. Zonder iets te zeggen, hij kende de weg en wist uit zijn hoofd het goeie routenummer. Ik liep slaafs achter hem aan. Gang in , gang uit. Bochten naar links en naar rechts. Eerst nog met daglicht door de hoge ruiten. Maar allengs gingen we een trappenhuis in en naar onder. In de kelder waren de muren bedekt met strepen. Pasteltinten kleurden de wand. Ze deden wat overdreven retro aan, verzonnen door een hopelijk goedkope binnenhuisarchitect. Wel werden ze consequent doorgevoerd door de ellenlange gangen. De lichten branden overal, hier en daar in de inhammen, die allemaal verschillende poli's bleken te zijn. Mijn man liep nog steeds vrolijk door. Hier en daar zat een verdwaalde patiënt te wachten. Tenminste dat nam ik aan. Ze keken mismoedig, alsof ze al maanden achtereen voor niks wachtten op iets of iemand die nooit kwam. Misschien waren ze in de tussentijd gewoon overleden en had geen mens dat in de gaten hier?
We arriveerden op onze bestemming. In de schamel verlichte wachtruimte zat een man van onduidelijke leeftijd. We pootten onszelf neer aan de andere kant. Ik keek eens rond. Fred constateerde als expert, dat er niemand aan de balie c.q. het loket zat. Nee, dat was potdicht. Een stuk karton blokkeerde het gat en maakte elke conversatie bij voorbaat onmogelijk en zinloos. Er naast stond, vrij overbodig een plastic bordje waarop stond 'U wordt zo geholpen'. Nou ik help het je hopen', bedacht ik me, al zag ik het somber in.
Om in de stemming van manlief te blijven keek ik eens vrolijk rond. Op het tafeltje met de tijdschriften stond een dienblad. Tussen de tijdschriften in. Er op bevonden zicht plastic bekertjes. Eentje er van was gevuld met langwerpige dingen met melkpoeder en suiker. Er tussen verstopt wat plastic roerdingen. Een tweetal thermoskannen. Ik nam het risico en schonk mezelf koffie in, vanuit de lukraak gekozen rode thermoskan. Het smaakte nergens naar. Wel warm, meer kon ik er niet over zeggen. Deed me denken aan de koffie die in vliegtuigen vroeger geserveerd was, ook niet te drinken. Dat schijnt samen te hangen met de luchtdruk op een paar km hoogte in de lucht. Hier zag ik in gedachten een poetsdame eerst maar koffie zetten, goedbedoeld.
Er verscheen zowaar een assistente. Die riep iemand op, een dame die naast de man gezeten was en door mij niet opgemerkt. Korzelig stond ze op en sjokte achter haar aan. Maar eerst stelde de assistente zich voor. Haar enorme bos krulhaar deinde bij ieder woord en de hand die ze schudde. Haar vrolijkheid leukte de hele ruimte op. Ze verdween achter de hoek van de gang met in haar kielzog de chagrijnig kijjkende vrouw.
Ik nam nog maar een teug van de koffie en keek in de tijdschrift. Fred hoefde niks.
Even later kwam er weer een vrouw, maar zij liep door de gang naar een andere gang. Mijn lief grapte, dat ze alleen maar rondliep, zodat het leek alsof ze het heel druk had, maar ondertussen geen ene moer uitvoerde doch wel lachend haar weekendsalaris incasseerde.
Maar daar was ze alweer. Dit keer noemde zij opgewekt zijn naam, schudde hem de hand en nam hem mee.
Ik keek naar de man tegenover me. Hij zat ongeïnteresseerd met zijn beide handen in zijn zakken. Vervolgens haalde hij die tevoorschijn, ging voorover gebukt zitten. Een typische mannenhouding. Het leek alsof ie ieder moment in snikken ging uitbarsten, maar dat deed ie niet. Hij stond op, liep door de ruimte en bekeek wat er aan de muur hing. Vervolgens bestuurde die het mededelingenbord.
Daarop verscheen de vrouw weer, waarschijnlijk zijn moeder. Ze liep stijf door de gang. Hij ging zonder iets te zeggen met haar mee. Ze keek gemelijk naar mij, alsof ik had verordonneerd dat ze een zeer langdurig en pijnlijk onderzoek had moeten ondergaan, wat geenszins het geval was. Ik zat alleen te drinken van de vieze koffie en te wachten tot ik verder mocht,. Weg van dit gebouw met zijn retro elementen en de 'unheimische sfeer' van een foute Amerikaanse film, waar ten onrechte de indruk wordt gewekt, dat er helemaal niets aan de hand is. Maar waarbij je al meteen aan je theewater voelt dat er iets afschuwelijks te gebeuren staat...
Ik las ondertussen in het tijdschrift. Een leuk interview met Humberto Tan. Ze hadden hem voor de gelegenheid meegelokt, verleid. In de prachtige omgeving van een landgoed annex luxe hotel waarbij hij in schitterende pakken gestoken en gefotografeerd was met een keur van mooie vrouwen, werd een sfeer van intimiteit geïnmiteerd. Ook de dames hadden semi-retro outfits aan met parelkettingen en zo meer. Een heerlijke sfeer werd opgeroepen. Dat stond in vrij schril contrast met wat Humbert vertelde over zijn leven, zijn jeugd en zo meer. En opeens snapte ik waarom ik hem zo'n mooie man vind. Hij 'klopt' gewoon, hij is gewoon zichzelf, echt en onder alle omstandigheden. Dat is in het gewone leven al vrij uniek, laat staan in het Gooi en omstreken oftwel in televisieland. Buiten dat ziet ie er gewoon goed uit en draagt onberispelijk mooie kleding van zijn eigen lijn vaak. De goeie man weet verdomd goed waar die mee bezig is en waarom en waarom zo. Daar kan ik van genieten.
De glossy waar dit allemaal in stond kende ik niet. Tenminste niet goed. Misschien toch eens een idee voor een abonnement.
Onderwijl hoorde ik Fred en de vrouw die hem onderzocht. Ook vreemd, dat dat zomaar kon...nou ja.
Al gauw was hij terug, nog vrolijker dan voorheen.
Hij vertelde me over het onderzoek. En ik luisterde. Daarna vertelde ik over wat ik gelezen had. En toen deed ik iets, wat ik nog nooit gedaan had. Ik nam het tijdschrift. En duwde het in mijn tas. Zomaar...Ik bedacht dat ik ook vaker vele tijdschriften aan een ziekenhuis had 'geleverd'. En dat ik nog altijd het ding kon terugbrengen later.
We liepen terug. Door de langen gangen met de afschuwelijke strepen in ondertussen flets geworden pasteltinten. Ook namen we even de kans te baat om naar het toilet te gaan.
Buiten leek het of we uit een piramide gekropen waren. We verwelkomden de zonnestralen op ons gezicht en huid. In de stad deden we 'ons ding' en reden vergenoegd naar huis.  Daar begroette het beestenspul ons alsof we van een driemaandelijkse cruise terug kwamen.
Gek, misschien was het juist de sfeer van vergane glorie in die kelder van het hospitaal die Humberto hadden doen stralen. Af heeft ie dat niet echt nodig. Want wat ie ook doet, wat ie ook draagt, hij blijft een mooie man, van binnen en van buiten. En ik hou het tijdschrift.



Voor wie het lezen wil, het staat in de Jan van november 2013. Dat schijnt een blad te zijn voor 30+ vrouwen, maar daar heb ik me nooit ene moer van aan getrokken. De dames delen maar. Kunnen we allemaal genieten. Net als de koffie...gedver.