woensdag 29 mei 2013

Mannetjes

Op een gewone door de weekse middag stond ik te wachten op de trein. Aangezien ik vlak bij de trap stond, liepen er mensen af en aan. Tegen de gewoonte van de meesten in, wacht ik meestal helemaal voor of helemaal achter op het perron. Het zonnetje scheen en verdeelde, samen met de spoorlijn, de boel in driën. Aan de ene kant ons perron in de schaduw, dan de zonovergoten rails en aan de overkant de andere helft van het station, alweer een perron in de schaduw. 



Er klommen twee vrouwen naar boven en posteerden zich  naast mij. Daarna nog twee, die daar weer achter wachten. Het stel vlak naast me bestond uit een blonde dame, niet al te groot, met vrolijk ornaje aan. Haar haar was duidelijk voorzien van  een niet-natuurlijke kleur. De andere was ietsje groter, een vierkant gezicht met bleke huid, waar de andere gebruind was. Ze sprak met een accent, Oost-Europees en had een bob-kapsel in haar zwarte haar. Ze spraken uitbundig met elkaar. O.a. over een boek, wat de zwarte nog diende te lezen, wat vrij moeilijk was, zei de blonde. Maar het viel wel mee als je het op een bepaalde manier las. Ik dacht nog even dat het met de taal of woorden te maken had, maar dat bleek niet het geval. De zwartharige vrouw sprak goed Nederlands, zij  het met een accent. Ze vertelde over Rusland, dus nam ik aan dat het haar vaderland handelde. Als iemand zo dichtbj een gesprek voert is het moeilijk om het te negeren. De dames keuvelden rustig verder, het was een geanimeerd gesprek. Ze hadden het over hun vak blijkbaar. En ik hoorde de term ´balsemen´ vallen. `Jij hebt hem toch gezien? In het echt?´ vroeg de blondine. ´Ja´, was het antwoord. ´Maar het was of hij het niet was. Lenin is goed geprepareerd, maar de handen....ik weet niet. Hij zat er niet meer in.´ Wat haar vriendin deed lachen. ´Het is pas een paar jaar geleden opnieuw gedaan.He el goed gedaan, maar ik miste iets...´ Er klonk iets van teleurstelling in haar stem. ´Erg machtig indertijd. Gek dat ze hem willen blijven balsemen. Hij was maar klein, weet je.´
Op dat moment kon ik me weer niet inhouden. Totaal ongehinderd mengde ik me in het gesprek. ´Dat zijn zulke mannen vaak´, zei ik. ´Het lijkt wel of ze iets moeten compenseren.´ 
De dames lachten. ´Dat weet ik wel zeker´, zei de blondine. ´Ze zijn allemaal hetzelfde, kijk maar naar Napoleon.´ ´Klopt, zie ik. En Berlusconi.´ ´Precies en Sarkozy en ga maar door...´
´Ik snap alleen niet dat iemand als Berlusconi gelooft dat zijn bunga bunga-meisjes echt op hem verliefd worden...´
´Dat doen ze ook niet´ ,zei de zwarte dame. ´Ze gaan voor het geld, dat is alles´, ketste de blonde vrouw. 
´Maar dat doen ze wel heel knap!´
´Tja, tot er weer iemand voorbij komt met nog meer macht. Of een nog dikkere portemonnee. Het lijkt wel een beetje op sommige voetbalvrouwen.´ mijmerde ik verder.
´Mannen zijn ijdel. En die vrouwen maken er handig gebruik van of misbruik, het is maar hoe je het wil zien. Al zo oud als de wereld. Napolean, Mussolini, noem maar op.´
Ze knikten en giebelden wat, als twee jonge meiden. Ze lieten hun vrolijkheid niet aantasten. ´Alleen hun vrouwen worden echt op hun verliefd.´
´Ja, maar ik vrees dat die na jaren toch afhaken. Als ze zich helemaal belachelijk hebben gemaakt.´ 
´Precies, kijk naar een Berlusconi, tanden gebleekt, huid gebruind, haren geverfd, alles opgemaakt, zelfs op tv lijkt het een wassen beeld dat nog beweegt...´
´Die hoeven ze niet meer te balsemen, die zit tjokvol botox. Geen eer meer aan te behalen´ lachten de dames. En toen was de trein er. We stapten in met een glimlach. 




Vandaag sudderden de kleine mannen nog even door in mijn hoofd. Ik deed een onderzoekje. Op Google keek ik naar dictators en subversieve politieke leiders. Kim Yung Un, Sarkozy(met hakjes onder de schoenen), Berlusconi(met makeup), de Iraanse president(kan net over het spreekgestoelte kijken), Hugo Chavez(ook niet de allergrootste), Napoleon(onringd met goud en keizerskroon), Il Duce(de enorme gebouwen liet verrijzen), Hitler(twijfelgeval), keizer Hailee Selassie van Ethiopiê(steevast vertoonde die zich met een leeuw aan zijn zijde), Hirohito(hoewel niet buitenmatig klein naast zijn landgenoten) en ga zo maar door. Robert Mugabe, de leider in Zimbabwe. Poetin, ook beetje onder de maat gebleven, qua centimeters.
De een brult en bralt, de ander omringt zich met jonge, mooie vrouwen of met gevaarlijke dieren. De ander gaat op afstand staan, hoog boven de mensen, met een balustrade en laat enorme bataljons wapentuig paraderen en zet een blaffende omroepster voor de camera om zijn geluid te laten horen. Of tonen heldhaftig of ´zeer mannelijk´ gedrag. Waarom zou dat nodig zijn, vraag je je onwillekeurig af.  En de meesten van hen  doen er alles aan om na hun dood nog voort te leven. Ach, goeie wijn behoeft geen krans, zeiden we vroeger al. Wie waard is herinnerd te worden, hoeft de ander geen mes op de keel te zetten of de boel op te blijven kalefateren. Dat doen bewonderaars vanzelf wel..
Toch een vreemd iets, een raar trekje van die mannen. Ze zitten van nature al onder het maaiveld, letterlijk dan(figuurlijk vaak ook) en toch doen ze er alles aan om er boven uit te komen. Terwijl bijna standaard degene die er boven uitsteekt de kop afgehakt krijgt, meestal op bevel van het mannetje...aan de top.




Het kan toch niet zijn, dat alle kleine mannen als tirannen door het leven gaan, hun frustratie botvierend op hun omgeving en medemens, dacht ik. En dacht aan andere kleine mannen, van een ander kaliber. En ze zijn er, de hemel zij dank! Wat dacht u van Jamie Collum, jazz-zanger, verder Prince, toch ook geen kleintje, figuurlijk dan, Sir Charles Chaplin, grote komiek en Danny de Vito, acteur in komische rollen. En dichter bij huis: Roel van Velzen, buitengewoon muzikaal, humoristisch en uiterst aantrekkelijke man. En om het rijtje af te maken nog maar een soort universele heilige: Mahatma Gandhi. Klein van stuk, maar een grote ziel. Die hoefde niet gebalsemd, maar kon na de crematie ´gewoon´ uitgestrooid in de Ganges, zonder bang te hoeven zijn dat zijn naam niet voor altijd in ons verankerd ligt als voorbeeld van vredelievendheid, rechtvaardigheid en ja, grote ziel. Die mannetjes zijn door hun aanwezigheid al balsem op mijn ziel. En die van vele anderen. 
Misschien was ie wel zo groot, omdat ie niet bang was om klein te zijn...




zaterdag 25 mei 2013

Een gewone vrouw

Juffrouw Knoops woont alleen. Ze is 28 en erg tevreden. Ze heeft dan ook alles voor elkaar. Haar praktische kleding, haar werk, haar huis, haar relatie´s. Nou ja, relatie´s...Haar contacten met anderen. Die zijn summier. Maar juffrouw Knoops vindt dat voldoende. Ruim voldoende zelfs.
In haar hoofd zit een schema. Voor elke dag anders. Ze ontziet het milieu, koopt dingen verstandig. Vooraf checkt ze of iets a. Kema-keur heeft b. door de Consumentenbond bekeken is, c. het kenmerk van de Nederlandse vereninging van Huisvrouwen gekregen heeft.
Ze wast haar handen uitsluitend met desinfecterende zeep. En behandelt haar huid met vette creme van het Kruidvat op regelmatige basis. Ook haar stoelgang en menstruatie zijn gelijkmatig. Je kunt er de klok op gelijk zetten. Dat doet ze dan ook. Niet alleen bij haar zelf, maar ook bij anderen. Ze er 83 remedies tegen verkoudheid en griep uit haar hoofd. En 35 methodes of 271 vlekken effectief te verwijderen uit 92 soorten stoffen en andere ondergronden.
Nee, juffrouw Knoops maak je niks wijs. Ze heeft er een tijdje over gedacht om een kat in huis te nemen. Maar eerst en vooral kon ze niet wijs worden uit de vele verschillende rassen. Bovendien zou zo´n dier verharen, zodat haar bank er uit zouden zien als een bloem van een verwelkt boeket. Dat geeft geen pas. Dus besloot ze er niet aan te beginnen. Bovendien zou de kattenbak vol bacteriën zitten.
Aan een man in huis heeft ze ook eens gedacht. Verkering heeft ze nooit gehad. Ze heeft ooit een poging gedaan toen een vriendin haar overhaalde om in te schrijven voor een relatie-bureau. Ze wilde samen met haar de lijst op de computer invullen. Naast haar gezeten achter het bureau, voelde juffrouw Knoops haar dij tegen die van haar schuren, terwijl ze op het scherm dingen aan wees. Ook wipte ze in haar enthousiasme op en neer. ´Nou is het genoeg!´ zei ze. ´Ga maar naar huis, ik word hier niet goed van. Lame het maar alleen doen, want dit werkt niet..´ De vriendin ging teleurgesteld de deur uit. ´Het zou wat´ dacht juffrouw Knoops, terwijl ze haar Wedgewood kopjes meteen afwaste(gespaard met Albert Heijn-zegels natuurlijk)
Ze vond de vragen sowieso vrijpostig en een ernstige inbreuk maken op haar privacy. Dus liet ze het maar zo.
Een andere vriendin(eigenlijk gewoon een buurmeisje van vroeger) nam haar mee uit. Ze plantte Juffrouw Knoops neer op een barkruk en vervolgens kreeg die een borrel voor haar neus. `Hup, leegdrinken!´ commandeerde ze. Eind van het liedje was dat ze een erg licht hoofd kreeg, want het buurmeisje kon er wat van.Die wist wel raad met de glazen. In rap tempo leeg en de volgende.  Ze wist niet wat ze allemaal gezegd had, maar wel nog vaag dat die man aan de andere kant van de kroeg haar had meegenomen. De vriendin was toen al nergens meer te bekennen. Hij had haar huissleutel gevraagd, de deur geopend, waarna ze bijna languit over haar eigen trap viel. Hij ving haar nog net op. Ook maakte hij haar bovenknoop los, toen ze amechtig en rood aangelopen op de bank zat. Hij maakte nog veel meer los, dat was lekker, een beetje minder gespannen. De man rook lekker. Opeens voelde ze iets klams en vochtigs in haar nek en op haar gezicht. De tong van de heer ging op onderzoek uit. En ook zijn handen bleken erg ´ontdekkerig´ te worden. Dat had ze nog nooit meegemaakt in haar nog wat prille leven. Er begon iets te kriebelen, onder in de buik van juffrouw Knoops. Het borrelde naar boven en was niet meer tegen te houden. Ze lachte opeens keihard. Eenmaal begonnen kon ze niet meer stoppen. Ze lachten, ze brulde, ze hikte. En middenin de giechelbui die volgde, stond ze op, waardoor de man met zijn lippen boven op een kussen terecht kwam. Zijn duidelijk aanwezige mannelijkheid toonde zich, omdat hij zich omdraaide met grote ogen. Hij keek haar verbaasd aan. Dt maakte het alleen nog maar erger. Ze keek neer op hem en Zij kon niet meer stoppen met giebelen en ging aan één stuk door. Dat was teveel voor de man en zijn jongeheer. Zijn animo kromp ineen en zijn temperatuur zakte tot beneden het vriespunt. Hij ging rechtop staan. Het was een meer dan 2 meter lange Afrikaan, donker en trots. Hij rechtte zijn rug, trok zijn kleding weer terug in het fatsoen en mompelde ´Fais keboemba telpleti´. Wat in zijn taal betekent: neem me niet kwalijk, dat ik me even terug trek. Zo vluchtte hij het halletje in. In zijn oren klonken de onbedaarlijk gierende uithalen van het lachen van Juffrouw Knoops. Hij knoopte zijn jas dicht en trok zachtjes de voordeur dicht achter zich. Zo maakte hij zich uit de voeten.
Juffrouw Knoops had daarna nooit geen escapades meer. Ze vond het best zo. Af en toe dacht ze nog wel eens aan die vreemde ervaring, lang geleden, met een zeer lange Afrikaan, die lekker rook en verder erg nat en grijperig was. Het deed haar niks. In een uithoek van Zambia dacht de Afrikaan nog wel eens aan haar, de vreemde witte vrouw, die lachte. ´Ga nooit naar Europa´ vertelde hij de jongens in het wit. ´De vrouwen stinken enorm uit hun mond daar. Ze gaan met een man mee en lachen hem daarna gewoon uit. Heksen zijn het. ze betoveren je en dan is het met je mannelijkheid voorgoed voorbij.´  Helaas nam niemand enige notie van hem. Hij woonde al zolang op de afdeling van de Psychiatrische Kliniek. Verder zei hij niks. Hij staarde glazig in de ruimte en blaasde bellen met zijn eigen spuug. ´Juffrouw Knoeps´ mompelde hij dan. `Juffrouw Knoeps...´

dinsdag 7 mei 2013

Het laatste nichtje

We kregen een kaart. Aangekondigd werd dat ons nichtje haar eerste communie zou gaan doen en dat we waren uitgenodigd om deel uit te maken van de feestgangers. De kaart werd op de kast gezet, aan de voorkant de foto van de lieverd. Stralend keek ze in de camera.
Het cadeautje inmiddels aangeschaft. We hadden geluk. Ik kon die dag, hoefde niet te werken. 
Vandaag kwamen opeens beelden boven van mijn eigen communie. Waarschijnlijk omdat dit het laatste nichtje was, dat dit ritueel zou ondergaan, stemde mij dat wat melancholiek. Ik moest terug denken aan mijn eigen dag, jaren geleden. 
In mijn tijd gebeurde alles nog klassikaal. De pastoor kwam op een goeie dag onaangekondigd de klas binnen. Hij smoesde wat met de onderwijzer, die een stap terug deed. Normaal was het de kapelaan, die in de hogere klas bij de oudere jongens cathechismusles kwam geven. De pastoor betekende een stapje hoger in de hierarchie van de kerk, dus belangrijker. De boodschap was dus van een grotere importantie en lading. Hij begon te vertellen, dat we nu een leeftijd hadden bereikt, waarop we de eerste heilige commnunie gingen doen. Wat dat behelsde, zei die d´r niet bij. Alleen dat we met de hele bups naar de kerk zouden gaan, alwaar we les zouden krijgen van hem hier over. En dan...op een speciale zondag mochten we naar de kerk toe. In processie, maar dat hoorden we later pas. 
Dus kwamen we enige tijd later in de kerk. In het gorte lege gebouw klonken onze voetstapjes opeens hol. Ook de stammen deden wat eng aan. De onderwijzer zette ons keurig in enkele banken achter elkaar, aan de rechterkant. De kant van de jongens en de mannen. Links was voor de meisjes en de vrouwen. Dat wist een kind. Ik probeerde het altijd zo te ritselen, dat ik met ons mam mee mocht naar de kerk. Eersten omdat ze steevast links zat en ik daar Maria zag staan, kon ik tenminste dat beeld eens goed bestuderen. Tweedens omdat er na enige tijd een corpulente hooghartige heer verscheen. Ons mam had een hartgrondige hekel aan zijn zogenaamde belangrijkheid. Een paar meter achter hem schuifelde zijn echtgenote vooruit, het hoofd gebogen en de arm om haar handtas geklemd. De man keek letterlijk neer op ons mam en gebood door een gebaar om verder de bank in te schuiven. Wat ze vervolgens steevast weigerde. Dan boog de man en zei dat zijn vrouw misselijk kon worden in de mis. Ik ook, antwoordde ons mam. Misschien kan ze volgend keer wat eerder komen, heeft ze zeker plaats en keek de vent niet meer aan. Die bromde zjin ongenoegen weg en nam een stuk naar achter plaats met zijn vrouw. 
De pastoor oreerde inmiddels over de importantie van de communie, het onvangen van onze Leve Heer, die na de consecratie in de mis op mysterieuze wijze was ingedaald in de hostie op het altaar. Om dat te mogen ontvangen, dienden wij snotneuzen op zaterdag eerst te gaan biechten. Onze ziel zou anders niet rein genoeg zijn om de allerhoogste zoon van god te ontvangen. Dus diende onze ziel hagelwit te zijn, blank en vrij van smetten. Dat leverder een groot karwei op, want gewone mensjes zoals wij barsten van de zonden en dat kon echt niet, dat gaf geen pas. 
De keer er op kregen we intstructie´s hoe te gaan biechten.. Aan de zijkant van de kerk bevonden zich donkere inhammen, tussen de schilderijen met daarop de kruisweg van Jezus. in de middelste zou de pastoor of kapelaan zitten op zaterdag, je wist nooit wie. Dat was ook niet belangrijk, zie hij. 
Als je in de linkerinham ging, diende je te knielen en het gordijn achter je te sluiten. Een donkere vorohang, die de boel behoorlijk donker maakte. Dan opende de priester een deurtje voor je snufferd. Er zat een ruitvorminge afscheiding, daarachter zag je de man zitten. Of liever, je rook hem, het was nogal een intiem gebeuren. Precies in voorgeschreven tekst moest je je aankondigen en dan je zonden maar effe op tafel leggen. Als doorgewinterde claustrofoob werd ik niet blij van dat stikdonkere hok en de opgelegde intimiteit. Dus raffelde ik de inderhaast bedachte zonden , je moest toch wat als je zat te wachten op die keiharde bank, af en ontving de absolutie. De priester maakte een zegenend kruisteken en stuurde je weg. Wel met de  opdracht enkele gebeden op te zeggen. Dat deed je dan weer in de bank. Maar daarmee was je ziel weer sneeuwwit. Ik herinnerde me dat ik de eerste keer blij naar buiten huppelde met mijn blanke zieltje. Ik was zo blij! Buiten scheen de zon fel op mijn bol. De boeren en dorpelingen die er voorbij gingen, keken me blasé aan. Wat een sof. Een achterlijke kon nog zien dat ik zojuist mijn hele ziel had gebleekt alsof mijn leven er van afhing. Maar de sufferds fietsten gewoon door. Wat een teleurstelling...
In de aanloop naar het grote feest zeurde ik ons mam de kop gek. Niet gehinderde door enige kennis van zaken, vooral waar het geld betrof, zette ik haar het mes op de keel, want in een onbewaakt ogenblik had ze me beloofd, dat ik nieuwe kleren kreeg. Een pak nog wel! En nieuwe schoenen. Die boodschap had me in mijn kleine bol vastgezet. 
Het kon maar één ding betekenen. We zouden naar de stad gaan, alwaar ons pap werkte bij V $ D, om daar de aankopen te doen. Hij kreeg als werknemer immers 15 % korting, dus dat was een uitgemaakte zaak. De schoenen konden dan of daar of tegenover het warenhuis bij van Haren gekocht worden. 
Waarschijnlijk zeurde ik zo, dat ons mam dat de kop in probeerde te drukken en alvast schoenen ging kopen met me. Dat pak moest dan maar wachten tot later. De schoenen waren glimmend zwart en ik trok ze vaak aan om er mee rond te paraderen met in mijn hoofd beelden van het grote feest  dat zou volgen. 
Helaas waren de schoenen tegen de tijd van de grote dag te klein geworden. Ik herinner me niet meer of ik ze toch moest dragen, tegen de principes van ons mam in...denk van wel, alles onder haar motto´het geld groeit me niet op de rug´.
Voor het pak kwamen we terecht op de herenmode-afdeling van V & D, eerste verdieping. De chef gedroeg zich uiterst vriendelijk tegen ons pap, die er bij was(hij moest even tekenen voor de korting op de bon en verdween meteen erna naar zijn timmermanswerkplaats) Hij praatte alleen wat raar, aardig maar raar. Later bleek dat deze man de herenliefde was toegedaan en dat dat op zijn stembanden was geslagen. Heel anders dan alle andere mannen die ik kende, al kon ik er de vinger niet op leggen wat dat anders zijn behelsde. 
Ik stelde ons mam voor om een wit pak te kopen, toen ze informeerde naar min wensen. Die witte ziel zat muurvast verankerd in mijn romantische kleine brein. Ons man riep bijna uit van ontzetting ´Wat, een wit pak, zonne vuilak als gij? Geen denken aan...´ Hardhandig sloeg ze daarmee de kinderdroom aan diggelen. Het interesseerde me verder geen bal meer. Donkerblauw dus. Met korte broek, want ´het zou wel warm worden die dag´. En een nondejuuke, een vlinderdasje met witte parel er op. Aan de achterkant een elestiek met haakje. 
Als goedmakertje kreeg ik een witte portemonnee. Ik voelde me erg onbegrepen en haatte de praktische kant van ons mam. Goed bedoeld maar toch een trut! Wat weer voer was voor de volgende biecht! In het geheim ons mam een trut genoemd. Ingewikkeld, die ziel en haar kleur...
Ook kreeg ik een blauwe rozenkrans en een missaal. Een soort stripboekje in zakformaat, waarin plaatje voor plaatje de mis werd uitgelegd, wat de priester deed en waarom. Die stond met zijn gezicht naar het altaar en de rug naar de mensen. Hij prevelde veel en zei alles in het Latijn. Nogal onhandig, op zijn zachtst gezegd. 
Alle ooms en tantes kwamen, oma en opa, oma en Ida(stiefmoeder van ons pap). Vooraf had ons mam koude schotel gemaakt, ranja voor de kinderen en bier voor de ooms en tantes en boerenjongens en borrel, advocaat voor opa´s en oma. De tante en oom van ons pap kwamen ook, dat was de zus van oma en reserve-oma. Zij en opa konden elkaar niet luchten of zien, om over zijn tweede vrouw maar te zwijgen. Een Duitse ook nog! Alle ingrediënten voor een feest waren aanwezig. 
In de morgen ging ik kijken bij een vriendje dat achter in de straat woonde en ook communie deed. We moesten op tijd in het dorp klaar staan, schoon en wel, haartjes gekamd, schoenen gepoetst. 
In het lindenlaantje voor de kerk, naast de woning van de bovenmeester werden we opgesteld. De meisje links, de jongens rechts. Meisjes zaten op de meisjesschool, wij op de jongensschool. De meiden vonden ons lomp en stom. Wij vonden hen aanstellerig en tuttig. We waren kortom van verschillende planeten, wezensvreemd. 
Na de mis kwamen we thuis. We aten en toen kwam de stroom van ooms en tantes op gang. De ooms hadden vetkuiven en broeken met dunne pijpen aan met smalle schoenen. Ze schudden veels te hard met je hand en maakte grapjes die alleen de andere grote mensen begrepen. Ze gaven me geld(voor in de witte portemonnee) De tantes knepen met hoge stemmen in mijn wangen(hield dat nou nooit op), kusten me en gingen zitten met hun petticoatrokken en sloegen hun benen koket over elkaar, zodat je hun pumps zag.
Gelukkig hoefde ik niet lang te blijven tot iedereen er was. Stiekem telde ik mijn geld, wow, zoveel...en stopte het fluks weer weg. Daarna gingen we buiten spelen, maar eerst werden er foto´s gemaakt. Stijf bij de voordeur. Helaas niks te zien van de rozentuin die ons mam er had gemaakt...

Van oma en opa kreeg ik een déjeunertje, een ontbijtsetje voor hoogtijdagen. Er stonden engelen op in hagelwitte gewaden en ik vond het prachtig. Bordje, kop en schotel, overal engelen. Oma gaf dat traditioneel aan elk kleinkind en ik hield nog meer van haar en opa door dit cadeau, als dat al kon. 
Het werd een prachtige dag! Er vlogen heel wat steken onder water over tafel tussen de drie oude echtparen. Sommige ooms hadden wat veel bier op en legden handen op hun kokette vriendinnen hun achterwerk. Sommige tantes werden wat erg luidruchtig. Kortom precies zoals het moest zijn. 
Uiteindelijk stapten de ooms en tantes weer op hun Zündapps en zwaaiden de tantes naar ons met hun benen aan één kant en doorzichte sjaaltje over hun suikerspin haar. Andere stapten in hun mini-fiatje en tuften huiswaarts. Lieve opa en oma wandelden naar huis, twee straten maar. Of lieve marcheerden, beide borst vooruit en hupsakee. Opa was en bleef een militair en zo liep ie ook. Oma ging daarin mee. 
Ons pap reed twee keer met zijn auto. Eerst opa en zijn vrouw naar huis. Daarna tante en haar man. Tante fulmineerde nog over haar zwager door, ze had een rood hoofd van boosheid. Oom zat er mistroostig naast met zijn zoveelste borrel, alleen zijn neus glom van roodheid. Zijn oogjes waterig en diep in het hoofd. 
En ik, ik droomde ´s nachts, van engelen, hoog op de wolken. 
Ik twijfel of ons nichtje straks blij zou worden van een rozenkrans. Er zullen geen boerenjongens op tafel verschijnen en geen vetkuiven meer zijn. Ik ben, zoals meerdere gasten, niet eens meer katholiek. Maar ik hoop wel, dat ze net zo´n mooie dag zal hebben als ik toendertijd. En net zo´n mooie dromen als ik wanneer ze haar ongetwijfeld moede hoofd neer zal neervleien op het koele kussen met een zucht, aan het eind, net als ik destijds. Waarover? Dat mag ze zelf zeggen...