vrijdag 27 januari 2012

Klein maar fijn

Na gedane arbeid was ik huiswaarts gekeerd. Via een omweg had ik mijn doel bereikt. Omdat ik het wachten in de kou, gedurende 40 minuten, me niet lokte, besloot ik naar de naburige stad te gaan, daar het wachten te doden in de kiosk en vervolgens met een andere bus naar huis te gaan. Ik genoot van het uitzicht over de brug. De zon scheen, dat het een lieve aard had en onder mij graasden vijf zwarte zwanen aan de oevers van de Maas.  Het wachten op de mijn tweede bus viel me niet zwaar. 
Thuis begroette mij het geblaf van onze vrolijke huisgenoten op het moment dat ik de voordeur opende. Altijd weer blij dat het baasje veilig retour is in de roedel.
Na een heerlijke lunch zakte ik in een fantastische soort van half-trance. Mijn voldaan gevoel en enige moeheid vertaalde zich in een matheid die mijn psyche het sein gaf om in stand ´zalige overgave´ te staan. 
Zo begaf ik me andermaal naar de bushalte. In de stad kuierde ik naar de bieb toe. 
Na het inleveren begaf ik me naar de geijkte plekken. Ik zocht nieuwe verhalenbundels. En ik klom naar de volgende verdieping. Een stuk van de collectie die ik meestal oversla. Deze keer werd mijn aandacht getrokken door de aanwezige medewerker. Ik besloot nog ´s te browsen in de kast. Een mens moet niet altijd hetzelfde willen...en zo trok ik wat boeken van de plank. De kunst kon me niet bekoren en ik liep door. Aha, woninginrichting. Siso-nummer 770 en verder. Binnenhuis-architektuur, antiek, klokken, keramiek, porselein. Als je eenmaal in de bieb hebt gewerkt, zit dat voor eeuwig in je hersencellen. Grappig.
Ik bekeek met mijn boek scheef de titels. En af en toe bladerde ik door de fotoboeken. Een kleiner ding trok mijn aandacht. Hm, ´Nieuw landelijk´ stond er op de rug. Ik waaiderde wat door de pagina´s. En legde het op de stapel die ik al uitgezocht had.  De fotootjes vond ik wel leuk. Een kijkboek in miniformaat, want ik had niet zo´n zin om zo ´koffietafelboek´ mee te zeulen. Zwaar en vierkant en lomp. Gek eigenlijk dat een mens in een split second een besluit neemt. Een boek, een bosje bloemen, een foto maken. Maar ook met andere dingen: verhuizen, emigreren, een ander beroep, een andere partner, een kind maken. Het is iets wat in een opwelling begint. Niet dat het geen gevolgen heeft. Maar op de een of andere manier ´doen we het opeens gewoon´...Dat de man waarmee dat kind gemaakt is, de laan uitgaat..later, nemen we op de koop toe. Of dat het huis een dak heeft dat lekt. Of dat de nieuwe landgenoten helemaal geen moeite doen om jou te verstaan, terwijl zo je best doet hun taal te spreken of hun gewoontes te omhelzen. 
Maar dat kind is wel fantastisch lief, je bent elke dag blij als je het huis binnengaat en die buitenlandse buurvrouw is een engel. Dat gevoel sleept je er door heen en je weet gewoon dat je toch een goed besluit hebt genomen.
Nu was ik er vanmorgen aan toe, aan dat Nieuw landelijk boekje. In mijn lekkere stoel, zonnetje op de honden en de gele muur. Koffie binnen handbereik. 
Gekke titel eigenlijk, Nieuw landelijk. Waar is het oude dan gebleven? bedenk ik. En waarom moest het verdwijnen.
Ik sla het boek open. Mooie kleuren. Rood, blauw, geel en precies de tinten waar wij van houden. Geen kersenrood maar terra cotta. Geen knal-blauw maar zacht grijsblauw en warm geel i.p.v. kanariegeel. Ook botergeel, wat overal bij past. En roomwit.
De interieurs zijn ruimschoots voorzien van hout. Panelen, kraaldelen tegen de muur als lambrizering. Prachtige deuren met profielrandjes. Ramen met ronde hoeken aan de ruitjes. Luiken, trapjes, nissen, ingebouwde kasten. Voor kleding, voor etenswaren in de keuken, voor onbestemde dingen op onbestemde plekken. 
En dan als vloer. Allemaal ingesleten en weer opgefrist en opgedoft. Mooie lampen met warm licht.
Het boek is mooi overzichtelijk ingedeeld. De hoofdstukken volgen elkaar logisch op.
Eerst de verschillende stijlen. English country cottage, Shaker, Mediterraan, Zweeds, vroeg-amerikaans, modern landelijk. Dan komt de sectie ´kleuren, vloeren en wanden.´ Gevolgd door Inrichting en Woonvertrekken. Aan het begin staat de indeling en aan het einde woonadressen, register en dankbetuigingen. Niks mis mee.. 
Precies de sfeer die wij in huis ook hebben, vind ik hier terug. Ik verlekker me aan de eethoeken, het schattige gangetje met de houten vloer, de open haard met stoelen en houtblokkenmand, de slaapkamer met dat verdomde scandinavische bed, dat ik nergens kon vinden...
Langzaamaan bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Ik kan het niet goed duiden. Het begint met een bed met quilt, gaat verder in die mediterrane badkamer met verrassende kleurcombinatie en eindigt met de keuken. 
Ik lurk aan mijn koffie. En dan weet ik het. Het is te mooi! Om waar te zijn. In ons huis, dat we met zorg en liefde hebben ingericht, is nooit de keuken zo als in dat boek. Er liggen geen vijf tomaten, achteloos op het aanrechtblad en verder niks. Nooit valt het licht precies op de gedekte tafel zoals bij hen. Ik kan de tafel pas vlak voor het opdienen dekken, omdat ik bang ben dat een van de honden langs het bord likt of ze tegen de poten stoten, zodat er een glas afvalt of ik rot schrik van een lepel die op de tegelvloer klettert...
En waar zijn verdorie de waterkoker, de mixer en de broodplanken?
Hetzelfde verhaal bij de kleedkamer. Wij hebben een aparte kamer in huis, waar onze klerenkast zich bevindt. Die heeft geen 87 laadjes in vanillegeel, die perfekt allemaal dichtzitten. Maar twee. En die zitten soms halfdicht omdat ik erg mijn best heb gedaan en dan passen alle onderbroeken en sokken er niet meer in, dus duw ik of de liefde van mijn leven die dingen maar zo ver mogelijk dicht.
En op mijn stoel ligt dan nog een vest, een trui die gewassen moet worden, een handdoek(geen idee meer waarom) en een paar sokken of ja, een grijszwarte en een pikzwarte. Die wachten op een andere grijszwarte en pikzwarte. Dan kunnen ze verenigd worden en in de overvolle la er bij gefrut worden...of  het moet zijn dat er zoveel sokken in de was beneden zitten, dat de la warempel wel dicht kan.
En dan begint het me te dagen. Dit boek is in elkaar gezet door een redactie. Katrin Cargill, de schrijfster en Simon Lipton de fotograaf hebben een superidee gekregen en hebben van een uitgever, Terra, groen licht gekregen om dat idee te maken! Ze zijn stad en land afgereisd, gesubsidieerd door Terra, om foto´s te maken. In Midden-Zweden hebben ze in een houten huis, alle antiek wat niet de goeie kleur had in de schuur gezet. Hun ploeg heeft paraplu´s, camera´s en lichtsport geïnstalleerd. Ze namen 389 opnames. Datzelfde foefje hebben ze uitgehaald bij een cottage in Zuid-Engeland, in een huis in Marrokko, een Amerikaanse kamer in het Shakermuseum enz. Dat hebben ze bewerkt, uitgelicht en in een aantrekkelijke volgorde geplaatst. En is het na alweer een groen licht(wel na uren vergadering) van Terra gedrukt.
En zo vond ik het op een schap in de Openbare Bibliotheek te Roermond. Niks vreemd, dit gebeurt met mode, kookboeken en vele andere dingen.
Intussen verlekker ik me op sfeerhoekjes met het juiste licht, kleur, stof en hout als een junkie op zijn cocaïne.
Maar het is dus allemaal nep. Goedbedoelde mooie nep. Een illusie dus. Er bestaat helemaal geen hoekje in Zweden of Cornwall  of Tanger. Die hebben ook rommelmanden, lades die niet werken enz. Maar dat is tijdelijk verdoezeld geworden...


Toch geniet ik er van. Ons huis hoeft niet zo te zijn of te worden. Ik heb geen Nieuw landelijk stulpje. Ook geen oude. Maar wel een warm nest, een heerlijk woonhol, waar wij regelmatig complimenten over krijgen van mensen die zich er ook erg senang in voelen. En dat zonder extra belichting en eigens uitgezochte kleuren en spullen. Het is net als met de soep. Een beetje inspiratie van de illusie´s van Terra en een hele hoop echtheid van onszelf. Toch goed om dat even te beseffen. En handig zo´n klein licht boekje van Terra...

Na gedane arbeid was ik huiswaarts gekeerd. Via een omweg had ik mijn doel bereikt. Omdat ik het wachten in de kou, gedurende 40 minuten, me niet lokte, besloot ik naar de naburige stad te gaan, daar het wachten te doden in de kiosk en vervolgens met een andere bus naar huis te gaan. Ik genoot van het uitzicht over de brug. De zon scheen, dat het een lieve aard had en onder mij graasden vijf zwarte zwanen aan de oevers van de Maas.  Het wachten op de mijn tweede bus viel me niet zwaar. 
Thuis begroette mij het geblaf van onze vrolijke huisgenoten op het moment dat ik de voordeur opende. Altijd weer blij dat het baasje veilig retour is in de roedel.
Na een heerlijke lunch zakte ik in een fantastische soort van half-trance. Mijn voldaan gevoel en enige moeheid vertaalde zich in een matheid die mijn psyche het sein gaf om in stand ´zalige overgave´ te staan. 
Zo begaf ik me andermaal naar de bushalte. In de stad kuierde ik naar de bieb toe. 
Na het inleveren begaf ik me naar de geijkte plekken. Ik zocht nieuwe verhalenbundels. En ik klom naar de volgende verdieping. Een stuk van de collectie die ik meestal oversla. Deze keer werd mijn aandacht getrokken door de aanwezige medewerker. Ik besloot nog ´s te browsen in de kast. Een mens moet niet altijd hetzelfde willen...en zo trok ik wat boeken van de plank. De kunst kon me niet bekoren en ik liep door. Aha, woninginrichting. Siso-nummer 770 en verder. Binnenhuis-architektuur, antiek, klokken, keramiek, porselein. Als je eenmaal in de bieb hebt gewerkt, zit dat voor eeuwig in je hersencellen. Grappig.
Ik bekeek met mijn boek scheef de titels. En af en toe bladerde ik door de fotoboeken. Een kleiner ding trok mijn aandacht. Hm, ´Nieuw landelijk´ stond er op de rug. Ik waaiderde wat door de pagina´s. En legde het op de stapel die ik al uitgezocht had.  De fotootjes vond ik wel leuk. Een kijkboek in miniformaat, want ik had niet zo´n zin om zo ´koffietafelboek´ mee te zeulen. Zwaar en vierkant en lomp. Gek eigenlijk dat een mens in een split second een besluit neemt. Een boek, een bosje bloemen, een foto maken. Maar ook met andere dingen: verhuizen, emigreren, een ander beroep, een andere partner, een kind maken. Het is iets wat in een opwelling begint. Niet dat het geen gevolgen heeft. Maar op de een of andere manier ´doen we het opeens gewoon´...Dat de man waarmee dat kind gemaakt is, de laan uitgaat..later, nemen we op de koop toe. Of dat het huis een dak heeft dat lekt. Of dat de nieuwe landgenoten helemaal geen moeite doen om jou te verstaan, terwijl zo je best doet hun taal te spreken of hun gewoontes te omhelzen. 
Maar dat kind is wel fantastisch lief, je bent elke dag blij als je het huis binnengaat en die buitenlandse buurvrouw is een engel. Dat gevoel sleept je er door heen en je weet gewoon dat je toch een goed besluit hebt genomen.
Nu was ik er vanmorgen aan toe, aan dat Nieuw landelijk boekje. In mijn lekkere stoel, zonnetje op de honden en de gele muur. Koffie binnen handbereik. 
Gekke titel eigenlijk, Nieuw landelijk. Waar is het oude dan gebleven? bedenk ik. En waarom moest het verdwijnen.
Ik sla het boek open. Mooie kleuren. Rood, blauw, geel en precies de tinten waar wij van houden. Geen kersenrood maar terra cotta. Geen knal-blauw maar zacht grijsblauw en warm geel i.p.v. kanariegeel. Ook botergeel, wat overal bij past. En roomwit.
De interieurs zijn ruimschoots voorzien van hout. Panelen, kraaldelen tegen de muur als lambrizering. Prachtige deuren met profielrandjes. Ramen met ronde hoeken aan de ruitjes. Luiken, trapjes, nissen, ingebouwde kasten. Voor kleding, voor etenswaren in de keuken, voor onbestemde dingen op onbestemde plekken. 
En dan als vloer. Allemaal ingesleten en weer opgefrist en opgedoft. Mooie lampen met warm licht.
Het boek is mooi overzichtelijk ingedeeld. De hoofdstukken volgen elkaar logisch op.
Eerst de verschillende stijlen. English country cottage, Shaker, Mediterraan, Zweeds, vroeg-amerikaans, modern landelijk. Dan komt de sectie ´kleuren, vloeren en wanden.´ Gevolgd door Inrichting en Woonvertrekken. Aan het begin staat de indeling en aan het einde woonadressen, register en dankbetuigingen. Niks mis mee.. 
Precies de sfeer die wij in huis ook hebben, vind ik hier terug. Ik verlekker me aan de eethoeken, het schattige gangetje met de houten vloer, de open haard met stoelen en houtblokkenmand, de slaapkamer met dat verdomde scandinavische bed, dat ik nergens kon vinden...
Langzaamaan bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Ik kan het niet goed duiden. Het begint met een bed met quilt, gaat verder in die mediterrane badkamer met verrassende kleurcombinatie en eindigt met de keuken. 
Ik lurk aan mijn koffie. En dan weet ik het. Het is te mooi! Om waar te zijn. In ons huis, dat we met zorg en liefde hebben ingericht, is nooit de keuken zo als in dat boek. Er liggen geen vijf tomaten, achteloos op het aanrechtblad en verder niks. Nooit valt het licht precies op de gedekte tafel zoals bij hen. Ik kan de tafel pas vlak voor het opdienen dekken, omdat ik bang ben dat een van de honden langs het bord likt of ze tegen de poten stoten, zodat er een glas afvalt of ik rot schrik van een lepel die op de tegelvloer klettert...
En waar zijn verdorie de waterkoker, de mixer en de broodplanken?
Hetzelfde verhaal bij de kleedkamer. Wij hebben een aparte kamer in huis, waar onze klerenkast zich bevindt. Die heeft geen 87 laadjes in vanillegeel, die perfekt allemaal dichtzitten. Maar twee. En die zitten soms halfdicht omdat ik erg mijn best heb gedaan en dan passen alle onderbroeken en sokken er niet meer in, dus duw ik of de liefde van mijn leven die dingen maar zo ver mogelijk dicht.
En op mijn stoel ligt dan nog een vest, een trui die gewassen moet worden, een handdoek(geen idee meer waarom) en een paar sokken of ja, een grijszwarte en een pikzwarte. Die wachten op een andere grijszwarte en pikzwarte. Dan kunnen ze verenigd worden en in de overvolle la er bij gefrut worden...of  het moet zijn dat er zoveel sokken in de was beneden zitten, dat de la warempel wel dicht kan.
En dan begint het me te dagen. Dit boek is in elkaar gezet door een redactie. Katrin Cargill, de schrijfster en Simon Lipton de fotograaf hebben een superidee gekregen en hebben van een uitgever, Terra, groen licht gekregen om dat idee te maken! Ze zijn stad en land afgereisd, gesubsidieerd door Terra, om foto´s te maken. In Midden-Zweden hebben ze in een houten huis, alle antiek wat niet de goeie kleur had in de schuur gezet. Hun ploeg heeft paraplu´s, camera´s en lichtsport geïnstalleerd. Ze namen 389 opnames. Datzelfde foefje hebben ze uitgehaald bij een cottage in Zuid-Engeland, in een huis in Marrokko, een Amerikaanse kamer in het Shakermuseum enz. Dat hebben ze bewerkt, uitgelicht en in een aantrekkelijke volgorde geplaatst. En is het na alweer een groen licht(wel na uren vergadering) van Terra gedrukt.
En zo vond ik het op een schap in de Openbare Bibliotheek te Roermond. Niks vreemd, dit gebeurt met mode, kookboeken en vele andere dingen.
Intussen verlekker ik me op sfeerhoekjes met het juiste licht, kleur, stof en hout als een junkie op zijn cocaïne.
Maar het is dus allemaal nep. Goedbedoelde mooie nep. Een illusie dus. Er bestaat helemaal geen hoekje in Zweden of Cornwall  of Tanger. Die hebben ook rommelmanden, lades die niet werken enz. Maar dat is tijdelijk verdoezeld geworden...


Toch geniet ik er van. Ons huis hoeft niet zo te zijn of te worden. Ik heb geen Nieuw landelijk stulpje. Ook geen oude. Maar wel een warm nest, een heerlijk woonhol, waar wij regelmatig complimenten over krijgen van mensen die zich er ook erg senang in voelen. En dat zonder extra belichting en eigens uitgezochte kleuren en spullen. Het is net als met de soep. Een beetje inspiratie van de illusie´s van Terra en een hele hoop echtheid van onszelf. Toch goed om dat even te beseffen. En handig zo´n klein licht boekje van Terra...

woensdag 25 januari 2012

Uitgekomen droom


Eindelijk!
Ik hoor er bij!
Bij de mannen,
bij de kerels
en de heren!
Dus is het nu de hoogste tijd
om ook ´s te flaneren
en leer ik stap voor stap
om lekker te gaan kuieren
een soort van zeg maar 
 lopende te luieren
en af en toe 
te stoppen, te kijken
en te zitten
in weer en wind
of lekker in de zon
maar zonder te gaan pitten!
Op een terras,
een bankje
of zomaar ´n balkon
Op ´n tafeltje
staat wijn of cappucino klaar
dat is mijn pauze... hier
 ik kijk naar mensen..daar!

Als kind heb ik er van lopen dromen
nu wordt het eindelijk écht
zit ´t er stilaan aan ´t komen
                                                              Waar zal ik na ´t kuieren
                                                              nu eens van gaan dromen?

`t Valt nog niet mee
om te horen bij de heren
maar ja, ik ben tenslotte nog
niet gans volleerd
in de kunst van ´t flaneren

Dat gaat, net zoals bij lopen
voorzichtig, stap voor stap
ik ben verdorie 
zo lijkt het nu 
weer terug in de tijd
terug bij
Dikkertje Dap!
Maar dat kan mij
in het geheel niet deren,
Ik hoor er bij! 
Ik kuier en flaneer!
Ik ben één met de heren!



Niks meer

Vanmorgen in alle vroegte las ik het bericht dat de bekende zangeres Whitney Houston blut zou zijn. Ze schijnt niks meer te hebben. Geen dollar, geen dime. Nou, dat is dan lekker , bedacht ik, terwijl ik tevreden aan mijn koffie nipte. Ik kreeg het beeld voor me, dat het arme mens uit haar huis was gezet of...erger nog, uit haar modale appartementje. Ergens in New York of LA schuimde ze de straten af, op zoek naar iets eetbaars wat door meer fortuinlijke burgers gedumpt was. OP een bankje trok ze haar vale bontjas maar eens strakker om haar iele lijf. Botox zat er niet meer aan. Make up? Vandaag even niet. Ze overwoog om wat te eten te jatten. Of bij Starbucks haar getaande beroemdheid in de strijd te gooien voor een lekker beker cappucino.
Maar zonder haar make up bag kon ze dat wel vergeten. De gaten zaten in haar kleren en het rook allemaal naar mottenballen en naar verganie glorie.
Het bericht vermeldde fijntjes, dat haar fortuin er door heen gejaard zou zijn door het overmatig en langdurig gebruik van drugs. Wat had ze allemaal gekocht van haar zuurverdiende centen. Wat gezellige snoepjes, poeier voor haar bevallige neusgaten, had ze gesnoven? 
Ik ben niet direct een fan van haar, maar dit vond ik wel gortig. Zoiets gun je geen mens. Want ik heb wel genoten van haar mooie stem en ze was in haar glorietijd een prachtige vrouw. Ik heb bij het plaatje van haar ook nog iets van een foute man zitten. Of dat strookt met haar waarheid weet ik niet. Gek genoeg zocht ik verklaringen waarom het in haar leven fout was gegaan en de bodem van haar schatkist schrijnend zichtbaar was. 

Enige uren later, ik bevond me allang thuis, besloot ik naar de stad te gaan. Tijd om de bieb te bezoeken, de oude boeken in te leveren en nieuw leesmateriaal in te slaan. Om er te komen nam ik de bus. De lucht was me te grijs en te koud, ikzelf toch wat moe. Voor in de stad stapte ik uit. Ik ging naar beneden en nam de roltrap weer naar boven. Tot mijn stomme verbazing klonk boven die trap die de stad en de Outlet verbindt, de stem van Whitney. Helder als water, warm als een lentezonnetje zong ze het hoogste lied. Goh, daar is ze weer! Dat kan ze dus nog wel. Ik kwam uit mijn lethargie, het duffe mijmeren, naar de werkelijkheid. En realiseerde me dat het niet ´live´ gezongen was. Natuurlijk niet. Ergens in de goeie tijd had zij het opgenomen in een of andere studio en werden er enorm veel cd´s van geperst en verkocht in de hele wereld. 
Nadat ik mijn dingen had gedaan, keerde ik terug naar ons dorp. Ik zette thuis koffie, klikte mijn laptop aan en zocht het internet. Daar prijkte als eerste het bericht dat er een nieuwe film uitkwam, waarin Whitney Houston de hoofdrol speelde. Erbij stond een foto met het opschrift ´Blut? Hoezo, ik begin pas. Straks loopt de film en er is dus helemaal niks aan de hand dus.,,´ Een marketingstunt? Een soort van grap? Of een poging van de bankroete bekendheid om haar sores binnenskamers of tenminste onder haar enigszins ruikende vale bontjas te houden. We zullen het wel nooit weten.
Ach, ik hoef het allemaal niet te weten. Ik luister wel naar haar liedjes, die me vrolijk maken, instant. Hoeveel mensen zouden wel niet op enig moment goeie zin hebben gekregen, omdat één of andere dj een plaatje van haar draaide. Hoeveel mensen zouden niet met haar meegezongen hebben? Meiden met föhnborstels voor hun spiegel, jongens op fietsen fluitend, volwassenen op hun werk of kleuters voor de tv. Hoezo niks meer? Noem dat maar niks...

zondag 22 januari 2012

Gister konden wij ons verheugen op de komst van een lieve vriendin. En dat deden we. Bijtijds vervoegden we ons bij de bakker om een vlaai te halen, we fristen ons huis op en ons zelf, zegden de honden toe om zich lief en welopgevoed te gedragen en wachten af. Ten ure van de aankomst vervoegde ik me aan de bushalte. Het regende alsof het dat nog niet 38 dagen had gedaan, maar gewapend met mijn plu kon me weinig gebeuren. Ik ging onder een taxus staan met zicht op het aanrijdend verkeer. Maar dat was buiten de waard gerekend. Allengs voelde ik, dank zij een vervelende wind, mijn kuiten natter worden. Ach, daar kwam reeds de bus. De chauffeur van Veolia maakte nog een schijnbeweging, maar op het nippertje werd de clignateur ingeschakeld en kon ik gerust zijn. Keurig stopte het vehikel, mijn vriendin stapte uit en we liepen gezellig gearmd naar ons stulpje. We schudden onszelf en ik de plu uit als waren we honden die terug keerden uit het bos. 
Na de gebruikelijke begroeting met manlief, die gezellig gewacht had bij de kachel, werd er koffie gezet en nieuwtjes uitgewisseld. Maar eerst togen wij naar de keuken, waar we met gepaste trots onze nieuwste telg van de familie showden in haar bench. Het ´oh´ en ´ach´ was niet van de lucht en zij blafte enthousiast en sprong voor zover de ruimte dat toeliet om haar vreugde kenbaar te maken. Het was een heerlijk tafereel. Maar, aan alles komt een einde, er diende koffie gedronken te worden. We zetten ons gezamenlijk terneder op het ameubelement. De koffie ingeschonken en de vlaai gepresenteerd, wat opnieuw verwondering wekte. De wat noorderlijke ingezetenen van ons land schrikken er altijd om 1/8 vlaai op hun bordje te zien. Wij zeiden laconiek, dat dit usance is bij de meeste Limburgse gezinnen in het weekend en voegden er branie-achtig aan toe, dat er meteen nog een tweede stuk van het lekkers verorbert diende te worden om de gastheer en -vrouw te gerieven en niet te beledigen....
Ach, het vormde een mooie vervanging vonden wij van de gebruikelijke broodjes als lunch. Een mens moet zich creatief door het leven kunnen bewegen. Al met al hadden we een zeer genoeglijke middag. We praten bij en genoten tesamen. ´s Avonds kookte ik een maaltijd. Vriendin had heerlijke stoofpeertjes vervaardigd. Resultaat van een uitbundige om niet te zeggen uit de hand gelopen conversatie tussen haar, haar moeder en mij op het internet. Net voor de Kerst bespraken we uitgebreid het aanstaande kerstdiner. Haar moeder en zij namen het door en ik bemoeide me gezellig met een en ander. Dit gesprek liep aardig uit de hand. En vooral over de stoofpeertjes. Vandaar dat vriendin, als mooie geste, met eigens gemaakte stoofpeertjes aan kwam. Heerlijk waren ze met kaneel bereid. Ze vormden een alleraardigst onderdeel van het toetje.
Ook bracht ze ons koek mee. Vriendin was vanuit de omgeving Den Bosch, jaren geleden naar de Domstad getogen voor haar studie. We zochten haar meermaals op in het mooie Utrecht. Altijd een feest om haar daar te zien, want ze bruist van de Brabantse hartelijkheid en gezelligheid. Sinds kort heeft ze haar woning daar verruilt voor een nog knusser huisje in een Hanzestad, oostelijk. Gelegen aan de IJssel met een stoere toren lonkte Deventer haar en ik moet zeggen, het was geen slechte keus. In een zeer gezellig straatje vond ze een ouder huisje met knusse oude elementen. En in een mum tijd voelde zich er thuis. Geen wonder.
Natuurlijk staat die stad bekend door de Deventer koek. En die bracht ze dus gister voor ons mee. Ik had al vaak van die beroemde lekkernij gehoord, maar hem nog nooit geproefd. Het blijkt en dat zal u verbazen, dat het concept al heel oud is. Ik kwam er achter doordat ik gefascineerd werd door de mooie verpakking. Op de doos staat historische figuren met daarboven een kroon. De maker, de firma Jb Buissink, is dus hofleverancier. Bovendien staan er nog wapenschilden op. Eentje met een zwarte adelaar en een met een witrood veld. Waarschijnlijk van zustersteden van Deventer, ik denk in Oostenrijk en Polen. Aan de onderkant deelt Jb Buissink ons mede, dat indien de koek wat indroogt, ondanks de luchtdichte verpakking etc. wij de koek in de broodtrommel kunnen plaatsen en deze opnieuw smeuiig en wat zachter zal worden. De koek, niet de trommel he? 
Zoiets prikkelt mijn fantasie en ik zoek naar meer informatie. Nu blijkt dat al in 1417 voorschriften beschreven zijn voor de fabricatie van deze koek! Toen werd er al koek verscheept naar een andere Hanzestad nl. Bergen in Noorwegen. In de 16e eeuw bestond er een gilde van koekenbakkers in de stad en in 1593 waren er 13 koekenbakkers. In 1637 waren er inmiddels 25 leden van het koekenbakkersgilde en werden er, schrik niet, 700.000 van geëxporteerd! Koeken, geen bakkers...ik zeg het maar even. Stel je voor aan het einde van de Middeleeuwen vanuit zo´n stadje aan de rivier zoveel handel met kruidkoeken. Waarvan, zo stel ik me voor, de kruiden uit de koloniën kwamen. Indië, Ceylon, Suriname, via Nieuw Amsterdam en Kaapstad. Ongelooflijk! Een deventer koekbakkersbedrijf ´Klopman Baersel man´ was in 1900 de oudste fabriek van echte Deventer koek en bakkerij Coelingh noemde in diezelfde tijd haar koek in reclame ´wereldberoemd´. Dat zal wel kloppen, schat ik zo in. De firma Jb Buissink was de laatste vervaardiger en nam een fabriek over die haar oorsprong had in 1593. 

Ik zit dus nu, na uitgeslapen te hebben, met de historische koek, die ik zorgvuldig uit het doosje heb getild, ontdaan van het cellofaan en voorzichtig aangesneden. Ik verbaas me over de zwaarte en wat er zichtbaar is in de koek. Ik leg twee plakjes op een schoteltje. En even later neem ik een hap. Ik proef gember, kruiden, sinasappelschil. Het is een aparte smaak, waar ik even aan moet wennen. Heel gek, ik weet zeker dat mijn moeder dol op deze koek zou zijn. Het bittere van de sinasappelschil doet me aan marmelade denken. De gember voert me terug naar Indonesië. En ik moet, denken aan de Koninginnedagen, waarbij de hele familie van Koningin Juliana op het bordes stond te zwaaien, terwijl padvinders op de trappen bloemen drapeerden die werden aangeboden. Mensen gingen naar haar toe en dan boden haar dingen aan, ook kruidkoeken b.v. en liepen dan achterwaarts van haar weg, uit teken van respect. Nog een wonder dat er nooit iemand van de trap gedonderd is, bedenk ik nu. Dank zij Wim Sonnevelds sketch als de stalmeester zit dit voor altijd in mijn brein. Allemaal komt het omhoog bij deze koek. En ik bedenk dat we toch prachtige dingen voortbrengen met mooie oude merken.In dit kleine prutslandje. En we zijn er zo weinig trots op, helaas! In Engeland zou dat heel anders zijn. En ik vind dat de Engelsen daar groot gelijk in hebben. Al blijven die misschien wat erg daar in hangen en in het gevoel dat ze ooit een keizerrijk waren waarin nooit de zon onder ging...
Maar toch is enige huldebetoon aan deze prachtige koek op zijn plaats! En aan ons roemrijk verleden. Ik heb dan wel zelf op de trappen van Soestdijk mogen staan, het kantoor van Juliana mogen bekijken, eet nu deze koek die zij kreeg aangeboden en ben in Bergen geweest waar schepen vol koek binnengevaren zijn in de prachtige haven aldaar en ik heb de landerijen gezien in Indonesië gezien waar gember vandaan komt. Maar toch me nooit gerealiseerd dat dat allemaal bij deze ´eenvoudige´ koek hoort. Daarvoor moest onze lieve vriendin verhuizen en gister in de trein en de bus de lange reis maken door de motregen. Waarvoor mijn hartelijke dank! Ik snij nog een stukje van de smeuiige koek. En leg die voorzichtig weer terug in het doosje. En dan hap ik er in! Op je gezondheid, lieve vriendin! Niets gebeurt voor niets en we begrijpen nauwelijks iets van hoe de draden van verbondenheid geknoopt worden in het tapijt van  dit wonderlijke leven, zoveel is zeker! Maar het wekt vertrouwen dat ondanks ons onbegrip we veilig zijn...Lang leve de koek!


woensdag 18 januari 2012

Film

In deze film speelt Hugh Dancy een man met het syndroom van Asperge iemand die door zijn autistische kant moeilijk sociale contacten kan onderhouden. Rose Byrne is het meisje dat zijn buur wordt. 
Ze raken verwikkeld in allerlei situatie´s en dienen daar dan het hoofd aan te bieden. Een mooi ingetogen gespeelde film, die heel invoelbaar maakt wat het betekent om autistisch te zijn, o.a.



Hondenuur

Dit is het holst van de nacht. Of liever de na-nacht. Te vroeg of op te staan voor velen. Ik hou van dit uur. Ik sluip mijn bed uit. Mijn lief droomt nog zacht. Maar in mij dwarrelen verhalen. Ze nemen het stokje over van mijn dromen. Ik moet er uit. Als ik dan zit, kijk ik om me heen. Mijn ontbijt zit al in mij. Alleen nog thee naast me. Het is stil. De luiken zijn nog dicht. De wereld slaapt nog. 
Ik maak mijn laptop open, ongeduldig. Ik wacht op het icoontje voor het wachtwoord. Het duurt me allemaal te lang. Dan begin ik met schrijven. Het is geen straf. Het is een zegen.
Ik schrijf mijn verhalen. De honden liggen braaf op hun plek. Ik vergeet alles. Ik zit in mijn vingers, in de letters, de zinnen die ontstaan. Ik ben dit niet zelf, het is iets wat door mijn hoofd en handen gaat. En zo verschijnt op het scherm. Straks is het af, slaak ik een zucht. Ik lees wat ik heb geschreven. Ik weet dat mensen het zullen lezen. Tot zich nemen. En dat maakt de cirkel rond.
Ik lees en kijk. In mijn warme, stille cocon. Neem nog een slok thee. Een van de honden zucht tevreden.
Dan tik ik de knop aan. En het is weg. Hup, de wereld in. Waar straks de mensen weer tot leven komen. Opstaan en beginnen aan de nieuwe dag. Ze weten nog niet wat er komen gaat. Wat zullen ze beleven? Wie komt er op hun pad?^
Ik weet niet hoe ze er bij zitten. In een pyjama met verwarde haren. Gapen ze nog even? Of in een mantelpakje met hoge pumps. Misschien in hun niksie, krabben ze hun lijf. Ruiken ze nog naar de nacht. 
Hoe laat staan ze op, beginnen aan hun dag. 8 uur of bij tienen? Half twaalf, na een hoop gedraal. 
Wat zien ze uit hun raam? De maan? Een rijstveld? Of flats en treinen? Rammelen er kratjes en biervaten? Scheren er vliegtuigen boven hun hoofd. Of is het stil, alleen geschuifel van voeten?
Huilt er een baby soms? Of een krolse kat.....Liggen ze onder karton. Met ongewassen kleren. En klitten in hun haar. 
Misschien hebben ze hoofdpijn, een kater. Teveel whisky of wodka gedronken. Te vast geslapen. Of ruzie met hun minnaar...een puberdochter. 
Ik zit hier, innig tevreden in mijn donkere warme cocon. Ik hou de luiken nog toe. Ik koester de warmte en een beetje licht. Ik doe net of ik de auto´s buiten nog niet hoor. Ik zie het streepje daglicht nog niet.
Ik stel de dag nog uit. Ik wil nog even door. Nog eventjes in dit vroege uur. Nog een verhaaltje dan.
Voor mij en voor de mensen die me lezen. Een uitgelezen dag! 

Za tebe pejem

In vroegere jaren, toen mijn bestaan veel verwarring kende en onzekerheid, voorzag ik in mijn bestaan door twee banen te combineren. De bijbaan ´bedreef´ ik in een gerenommeerd hotel. Onder in de krochten van de kelders van het inmense gebouw en achter de schermen zag ik een totaal andere kant van het hotelleven.
Enorme bedrijvigheid, een wirwar aan zeer diverse mensen en strakke schema´s, roosters en regelgeving zorgde voor een bonte werkplek. Een Engels kasteel was er niks bij. De was, de schoonmaak, de reparatie´s, de beveiliging, de administratie plus de nachtelijke bemanning en allemaal met hun eigen middle management die verwoede pogingen deden om aan de goeie touwtjes te trekken en met de juiste timing om alles zo gladjes als maar kon de boel te laten draaien. Allemaal voor de gasten.
Nooit zag ik zoveel was voorbij komen of zoveel verschillende kamers die tijdelijk bewoond werden. Ook appartementen voor mensen, die na hun verblijf in het buitenland(om wat voor reden dan ook), tijdelijk onderdak dienden te hebben en een soort van thuis met hun partner dan wel gezin om vanuit die positie snel weer een meer permanent  home te betrekken.
Mijn toenmalige baas kon ik helaas niet rangschikken in de categorie sympathieke personen. Het was een vrouwelijke stresskip, die maar geen greep kon krijgen op haar personeel en geen overzicht op haar deel van het werk in dit bedrijf. Overal hing ook de sfeer van tijdelijkheid en het onvermijdelijk niet kunnen voldoen aan de hoge eisen die gesteld werden en men zich zelf stelde. Dat laatste gevoel diende dan toch ieder moment van iedere dag in de hoofden van het personeel gestampt te worden, mensen die vaak geen kant op konden bij het vinden van passend werk. Deze vaak tijdelijke banen waren hun enige alternatief in de urban jungle om enigszins te kunnen overleven.
Een grote scheidslijn bestond ook tussen het personeel dat in direct contact kwam met de hotelgasten en diegenen onder ons die tot de mindere goden behoorden en geacht werden zowat onzichtbaar en onhoorbaar hun taak tot een goed einde te brengen in luttele minuten. Een titanenkarwei!
Op een dag nam ik de lift naar boven. Meteen stond ik oog in oog met een bekende caberetier. Ik zei vriendelijk goeiedag en deed verder mijn uiterste best de goeie man te negeren. Wat niet echt meevalt in een liftje van één bij één meter zo ongeveer. Je staat met je neus zowat op een bn-er geplakt en moet dan net doen of je dat iedere dag overkomt. Ik was erg opgelucht toen hij naar buiten stapte.
Even later zoefde ik weer naar beneden. Toen stapte er een andere man in de lift. Een collega met uniform aan, zo een die met de gasten in aanraking kwam. Een vrolijk uitziende jongeman. Op zijn naamkaartje prijkte een naam. ´Dragan´ stond er op. Onmiddellijk ging er bij mij een belletje rinkelen.
In een toen nog vrij vers verleden had ik deel uitgemaakt van een zanggroepje. We zongen Balkanliedjes, sommige uit Bulgarije en Roemeniè, maar de meeste uit Joegoslavië. Ik spreek hier over de tijd toen dat nog een communistisch land was en niet uit elkaar gevallen in een aantal staten. Van Mladic, Karadic en Milosovic hadden we nog nooit gehoord, laat staan konden we vermoeden dat later in ons land het Joegolsavië-tribunaal zou zetelen of dat ons land zo´n afschuwelijke rol zou gaan spelen in Kosovo. Nee, Joegoslavië was nog een land achter het IJzeren gordijn, dat met ijzeren hand jaren door Tito geregeerd werd. Van Tatjana hadden we ook nog geen kennis genomen hier.

De liedjes die we zongen, hadden vaak geen vertaling. Dat weerhield ons niet om ze vierstemmig te vertolken. De sissende klanken, soms scherp, soms wat zwaarder van aanzet zorgden vaak voor hilariteit, vooral ook omdat we een van huis uit slissende dirigente hadden...Het klonk heel aardig! En ik hield, net als de anderen, erg van het melancholische geluid dat we produceerden. Verder hoefden we niet op te treden(ik was verlegen en heel onzeker over voor het voetlicht treden), dus dat was mooi mee genomen! Toch zat het me dwars dat ik niet wist waarover we het hadden. Voor het zelfde geld bralde je er de meeset obscene of ´foute´ teksten uit, wisten wij veel.
Dragan...Joegoslavië....liedjes ging er door me heen. Ik troonde hem vliegensvlug mee naar een donker hoekjes, weg van nieuwsgierige ogen en oren. Ik vroeg hem naar zijn land van herkomst. Bingo! Dus legde ik hem uit wat me bezielde. En ik zong voor hem, zodat hij het eventueel kon vertalen. Dragan kreeg tranen in zijn ogen. Ik, naïeve, egocentrische zak had totaal over het hoofd gezien wat het effect op hem zou kunnen zijn. Het ging ook allemaal zo snel, vanwege de bitch die mijn baas was. Dragan was mijlenver weg, terug in zijn land. Hij was ontroerd, gelukkig, in de war, vol van heimwee. Allemaal in één flits van dat korte liedje.
Hij gaf me de vertaling, een liefdeslied waarin een jongen bezingt hoe mooi hij zijn meisje vindt en hoe zeer hij haar bemint. Simpel, maar echt. Dragan omhelsde me nog net niet, maar het scheelde niet veel. Ik zong nog even door, werkte mijn repertoire af. Nog meer vertalingen. Sommige liedjes kon hij me niet vertellen, die waren net een andere taal. Maar dat ene, daar wilde die nog een keer voor bedanken.
Later realiseerde ik me, dat ik het toch aardig goed moet hebben uitgesproken. Mooi!
Ja, zoveel doet een lied soms. Het kan bemoedigen, strijdbaar maken, troosten en ontroeren. Het kan je in vuur en vlam zetten of je vol doen schieten, omdat je terug denkt aan je geboortegrond, ver weg.
Ik weet niet waar Dragan nu is. Ik heb toen de naam van ons zanggroepje eer aan gedaan. Za tebe pejem, ´ik zing voor jou´. In het donker, weg van de onbarmachtige bazen.

dinsdag 17 januari 2012

In de knisperkoude nacht
zie ik het paarsig blauw
met sterretjes bezaaid

Een lampiongordijn
speciaal opgehangen
we lopen hier 
gedriieën
een minifeestje
als afsluiting van de dag

Robert
                                                          De morgen hult zich nu
                                                              in oranje-goud
                                                   met bleek doorschijnend wit
                                                          op het glas wrijf ik
                                                               een rondje 
                                                         in de ijskristallen


                                                         Mijn oog speurt 
                                                    door de ijskristallenring
                                                  de bus komt er doorheen  
                                                 zoeft onhoorbaar dichterbij
                                                      groeit naar me toe


                                                Ik draai een kwartslag
                                                        en stap ik in
                                                     gelukkig maar
                                                    mijn tovervinger
                                                     maakt plaats
                                                     tussen het ijs
                                                     voor de bus
                                          om naar me toe te groeien


                                                                    Robert

vrijdag 6 januari 2012

Crisisje

Om half 6 opgestaan. Manlief moest extra werken en ik wilde laten zien dat ik solidair was. Even gezellig ontbeten. En opeens viel de stroom uit. Op de tast naar de stoppenkast en met een lucifer staren in het halfduister. Alles leek normaal daar. Lucifer uit, was wel een lange, maar toch. Beverwijk ligt altijd op de loer! Gelukkig, mijn echtgenoot, heel wakker, keek door de voordeur naar buiten. Verdikkeme, alles was uit daar. Geen lantaarn brandde en opeens bevonden we ons echt buiten het dorp. In de verte zagen we wel lichten, ongeveer waar de echte bebouwing begon. We sloten de voordeur. Rustig stak ik kaarsen aan en zocht nog wat extra waxinelichtjes. De hele sfeer in huis veranderde. Mijn lief mopperde voor de vorm nog wat door. Ik zat meteen weer in de Kerstsfeer. Wat op zich niet gek was, want de drie koningen arriveerden vandaag pas in Bethlehem.In de keuken gezellig twee nieuwe rode kaarsen.Even later ging Fred naar buiten. Op de tast zocht hij het sleutelgat van de schuur, zette zijn fiets buiten en vertrok. Gewoontegewijs keek ik door het achterraam, al viel er niks bij te lichten vandaag. Vaag zag ik zijn contouren en hoorde de klink van de poort. Voor zag ik hem vertrekken en het achterlicht van de fiets zich van mij verwijderen. Ik was, samen met de honden, weer alleen met de crisis. He, gezellig! dacht ik. Kaarsen aan, koffie er bij. De ontsteking van het gasfornuis verdomde het natuurlijk ook, want ook die vonk is elektrisch aangedreven. Tja, zoveel dingen lijken natuurlijk, maar zijn het niet! De oude lucifer bracht ook hier uitkomst. De mok tussen mijn handen verwamde enigszins. Want ook de cv zou spoedig de verwarming van ons stulpje op moeten geven. En hoe zat het met de koelkast, tja geen lichtje. Maar snel weer sluiten na er koffiemelk uit gehaald te hebben. Bleef de kou tenminste binnen. O jee, de diepvries keek me ondertussen aan. Die stond naast de koelkast te zieltogen, als een verongelijkte vrouw in de overgang. Ai, straks zouden de coteletten smelten en het deeg en de spinazie bederven. Hopenlijk zou het niet zo ver komen. Mijn lief belde onderwijl op. Ik schoof met mijn vinger over mijn android en plaatste het toestel aan mijn oor. Niks, zo dood als een pier. Eigenzinnig vroeg ik om contact. Toen dat niks opleverde, riep ik wat harder. Alsof dat hielp. Niet dus...ik drukte het ding uit. Dit herhaalde zich nog een paar keer. En ik probeerde van mijn kant hem te bereiken. Het liep op niks uit. Vervolgens rinkelde mijn Samsung vrolijk. Een wat misplaatst geluid onder deze omstandigheden. Ha, een smsje. Dat werkte tenminste nog...zo hielden we nog enigszins contact in deze barre uren.
Ik maakte een berichtje en stuurde het op. Vervolgens nam ik een teug van mijn koffie en zette mijn laptop aan. Als ik dan mijn teletekst met het nieuws niet kon bekijken, dan maar de computer. Verrek, ik kon natuurlijk alleen maar spelletjes spelen. Geen verbinding mogelijk meldde het ding keihard. Nou ja...
De kaarsen brandden gezellig door. Voor in de huiskamer de grote kandelaar. In het midden en bij mij de waxinelichtjes en in de keuken de kaarsen. Ik bekeek nog ´s de stoppenkast, waar niks veranderd was. En ook buiten lagen we ruimschoots van de functionerende wereld afgesneden. De buurvrouw en haar dochter stonden gezellig buiten te roken. Buurman had zijn teen al gestoten in het donker, waarbij zijn vrouw zich afvroeg waarom hij zich zo stuntelig gedroeg. Het verbaasde me al, dat het gezin op tijd uit de veren was. De meeste mensen worden toch elektronisch uit bed gedreven des ochtends. Gelukkig maar...even gebabbeld. Toen zei ik, dat ik me weer naar binnen ging begeven. Ik hoorde onze honden blaffen en ik wilde niet het risico lopen dat onze Muffin tegen een tafel zou stoten en de boel zou afbranden. Vandaar.
Binnengekomen prees de alertheid van onze trouwe viervoeters om bij enig teken van onraad, hoe vaag ook, aan te slaan en te waken over huis en haard, alsof hun leven er van af hing en het mijne ook. De genen van onze gedomesticeerde vrienden stammen duidelijk af van de wolven die de roedel willen beschermen, koste wat kost en ik speelde opnieuw de alphareu die zijn minderen in de troep complimenteerde en gerust stelde. Dat was voldoende. Ik riep Muffin op weer in zijn stoel plaats te nemen en drapeerde zijn fleece dekentje weer over hem heen. Tenslotte begon de temperatuur aardig te dalen. Ik begon nog maar ´s aan een ander spelletje op de pc. Nu kon het nog, want het icoontje in de rechter onderhoek daalde tegelijk met de temperatuur in huis. Ik weigerde echter ook mijn humeur er aan te koppelen. 
Ik stelde de liefde van mijn leven maar even op de hoogte, dat de gevolgen van deze crisis ook de inwonders van vele andere dorpen trof. Niet dat het veel uitmaakte, maar dan wist ie het maar. Hij beloofde vanuit zijn werk in de lichtstad in Brabant voor mij te duimen, per ommegaande. Tot mijn stomme verbazing werkte dat onmiddellijk! Want toen ik zijn smsje las, zei het ´floep´ en brandde er weer lampen, de tv deed het weer. En warempel ook in het gebruik van de straatlantaarns werd weer tot onze hoogte doorgetrokken! We hoorden er weer bij. Opgelucht bedacht ik me dat de coteletten, frites en soepgroenten in onze diepvries het zouden halen, de koffiemelk weer veilig was en ik hoorde het regelstation van de cv een geruststellende klik maken. Meteen verscheen er een vlammetje op het display, ook met de opwaardering van de kamertemperatuur werd een begin gemaakt. Spoedig zouden mijn verkleumde ledematen weer tot leven komen en zich vrijelijk en zonder veel problemen weer bewegen. Het was een wonder!
Enigszins weemoedig blies ik de kaarsjes uit. Mijn enthousiasme bleek iets teveel van het goede, hoe zeer ik ook mijn best deed om me in te houden. Er verscheen gelukkig maar op één plek een vlek door druppend kaarsvet. Die verwijderde ik later met mijn oude aardappelschilmesje. Helaas ontstond er een kras en een schram, hetgeen met doet vermoeden dat de waarde van dit toch wat antiek aandoend meubelstuk omhoog zal schieten. Het verhoogt het karakter van het kreng, zal ik maar zeggen. Al gauw werd de verwarming gloeiend heet, het lampje brandde in de koelkast, het groene lampje van de diepvries, de teletekst stond te wachten om gelezen te worden en de ontsteking van het gasfornuis knetterde desgevraagd weer als vanouds. En ik kon met de lamp aan weer gebruik maken van het toilet, ook niet geheel onbelangrijk. Kortom, de crisis was weer overwonnen en we waren zonder veel kleerscheuren uit de strijd tevoorschijn gekomen...
Hulde aan de monteurs van de stroomvoorziening, die toch in twee luttele uren het euvel opgespoord en opgelost hadden in het ochtendkrieken. Hulde aan onze honden die wakker en alert waren. Hulde aan het bestaan van de android en aan de kaarsenmakers van dit land. Hulde aan de aloude lucifers en de fabrieksmensen van `Säkerhets Tandstickor´, het Zweedse zwaluwmerk! En niet in de laatste plaats: Hulde aan de duimen van mijn onvolprezen Fred, die nauwelijks in werking gezet, de boel tot een snelle oplossing gebracht hebben. Ik verwacht aanbieding van de dijkgraven in Groningen en Friesland, vragen van de Verenigde Naties in kwestie van Syrië en de falende commissie van de Arabische broeders, Afghanistan, Iran en de Somalische piraten om op te lossen.  Helaas, aanstonds begint ons weekend en ik zal als een Ceberus voor de duimen van mijn man gaan liggen. Het is jammer...maar sommige dingen zullen ze zelf op moeten lossen. O ja, en het is maar dat ze het weten. Fred heeft geen broers...zoals ik al zei. Het is jammer...

donderdag 5 januari 2012

Een ander leven

Na wat klusjes ´s ochtends vroeg, zonk ik weg in mijn luie stoel. Gewapend met een bak koffie, was ik klaar voor het nieuws. Ik genoot bijna van de berichten, vakkundig aan ons verkondigd, terwijl ik van het donkere vocht slurpte wat ik had gebrouwen. Hierna zag ik nog het staartje van een programma, waarin een Schots stel voor een minimale prijs een fantastisch huis probeerde te bemachtigen, hetgeen niet erg wilde lukken. Net goed, bedacht ik. Ik kan niet zo goed tegen vrekkige mensen...Zo zakte ik langzaam weg. De bodem van mijn mok was zichtbaar en er waren geen klusjes meer die mijn aandacht opeisten. 
De zender schakeld automatisch over. Wat ik toen hoorde, deed me toch opletten. Een vriendelijke Amerikaanse dame vertelde me dat 80 % van de vrouwen, naar men zegt, een foute maat bh draagt. Nou vraag ik me altijd af wie ´men´ is, maar dat was het punt niet. De vrouw vroeg me of ´iemand mijn uitblubberende huid zag?´. En verder of ik elke paar minuten de bandjes van mijn bh bijgesteld moesten worden? Of die aftekende onder mijn outfit. 
En of ik wel wist dat een bh bij een boetiek of warenhuis wel 100 euro kostte? Maar gelukkig was daar wel iets aan te doen. God zij dank, dacht ik. Mijn aandacht was zo sterk, dat ik vergat koffie te zetten. 
Er was nu een bustehouder ontwikkeld die je eigenlijk niet eens voelde zitten. Elke avond kon ik niet wachten om mij bra uit te doen, zo zei de dame. Knap, dat ze dat allenmaal van mij wist, terwijl we elkaar nooit ontmoet hadden! Nu was er dus een nieuwe bh, die dat alle problemen oploste. Mooi toch! Draagbaar bij elk soort kleding. En....voor alle maten! Toch zeer verrassend...ik zuchtte diep bij het idee!
De meeste vrouwen hebben dingen aan, waar aan alle kanten hun borsten uitpuilen of waar ze zo ingesnoerd werden, dat ze wel zeer moesten doen. O jee...het zal toch niet?
Gelukkig maar dat dit model nu ontwikkeld is en eindelijk in de handel. Op het scherm verscheen nog een vrouw. Net als de eerste moest ik goed kijken, wilde ik enige vorm van borsten kunnen ontdekken. Samen hadden ze nog minder als een doorsnee paspop of etalagepop. Ze kwetterden samen gezellig door. ´O jij draagt hem ook´, zie ik, zei dame 1. ´Ja zeker´, antwoordde nr 2. ´Ik vind hem zo geweldig, dat ik er twee over elkaar draag.´ Waar is dat nou in godsnaam goed voor, denk ik argeloos. Als tie zo fantastisch is, hoef je er toch geen 2 over elkaar te doen. Vreemd...
Dat zag ik echter verkeerd. Ik moest hem zelf ook hebben, volgens het duo. Ik kon er mee werken, want hij was consvertief genoeg om onder mijn werkpakje te dragen. Jee, ze weten alles van me...moet toch het huis eens nalopen of er geheime camera´s hangen. Verder kan ik er mee oefenen. Wat oefenen zeggen ze niet, os bh-koppel, maar ik neem aan dat het fitness-oefeningen betreft. Ook kan ik hem, zoals nr. 3 meteen demonstreerde, dragen onder een...hou je vast...doorkijkbloes. Wat daar het voordeel van is, ontgaat me even, maar vrouw 3 is zo dolgelukkig, dat het wel waar moet zijn. Het lijkt op een sportbh, maar NEE, zo mag je hem niet noemen. Er zitten geen bandjes aan, geen haakjes, geen beugels. Die raken alleen maar los en gaan dan prikken in je huid. Nee, nee, dat is waar, dat wil ik niet. Allemaal puntjes, alsof ik cellulitis heb. En...het mooiste is...ik kan ook nog aankomen, dat maakt geen bal uit. Mijn borsten worden vakkundig op hun plek gehouden, zonder probleem...jee, zouden ze me nu ook kunnen zien? Maar even niet aan mijn kont krabben of in mijn neus zitten met mijn vinger...
Deze wonderbra is nu verkrijgbaar! Voor slechts 70 euro krijg ik er niet 2, maar 4. Of wacht! Ze weten dat ik vanavond in het zwart gekleed ga...om er sexy uit te zien! De drie latten laten hun gebleekte tandjes zien door hun glimlach...daarom doen ze er nog eens twee zwarte bij! Het moet niet gekker worden. En...alsof dat niet genoeg is..krijg ik nog eens extra korting per 3 dozijn. Zo kom ik in het bezit van dit mirakel van een bh! Voor ik het wist, had ik er 3 dozijn besteld. In de kleuren vlees, wit, zwart en blauw. Wat zal ik er van genieten, elk moment van de dag. Bij het sporten, werken en het verleiden ´s avonds...mijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Ik ben enorm blij dat ik dit filmpje gezien heb, voor hetzelfde geld had ik het gemist en was mijn leven voor altijd hetzelfde gebleven zijn....Het enige jammere is dat ik een man ben. Maar och , een mens kan niet alles hebben. Toch?

maandag 2 januari 2012

Naar de stad

Ik sta met mijn moeder op het perron. Het is laat in de zomer, bijna herfst. Ik ben 6 jaar. Ik weet niet meer hoe we er gekomen zijn. Hoogstwaarschijnlijk heb ik op de bagagedrager van mijn moeders fiets gezeten. Ze is ons dorp uitgefietst. Ze maande mij tot stilzitten(anders zou de fiets gaan slingeren, met alle mogelijke gevolgen van dien) Langs de spoorlijn tot aan het station, net voorbij het hotel. Het hotel met de afgeronde hoge ramen en de grote beuken er voor. Nadat ze haar fiets gestald heeft, lopen we het witte gebouw binnen. Achter het loket zit een chagrijnig kijkende NS-medewerker. Mijn moeder koopt de kaartjes. Twee retourtjes naar de stad. Ik mag mijn eigen kaartje vasthouden. Ik kijk er naar. Het is een kartonnetje dat door twee kleuren in verticaal in tweeën gedeeld wordt. De ene helft caramel, de ander wit. Straks zal de conducteur mij vragen om het te tonen. Hij neemt het aan, kijkt alsof ie nooit zoiets gezien heeft en knijpt er met een tang een gaatje in. ´Knak´, zegt de tang. Het kleine maar onmiskenbaar aanwezig gaatje bewijst dat ik hier zitten mag, in deze trein. Hij kijkt nog even naar het ding, geeft het me terug. Dan glimlacht hij naar mijn moeder. Ik vind het niet leuk, dat ie dat doet. Tegen mij knipoogt ie. Ik sla mijn ogen neer. Ik besluit dat ik hem negeer. Knipogen, terwijl ik geen enkele aanleiding geef om zo dichtbij te komen. Hij dient neutraal te blijven, deze donkerogende man. Niet verder te kijken dan de klep van zijn pet en op tijd zijn spiegelei omhoog te steken, zodat zijn maat, die voorin zit, de machine op gang brengt en de trein in beweging. En vooral ook niet naar mijn moeder te glimlachen, alsof ie haar kent. Verbeeld je!
Voorlopig is het nog niet zover. Ik schuifel over de richeltjes van de stoeptegels. Mijn handen zitten diep in de zakken van mijn houtjestouwtjesjas. Mijn moeder draagt een kort suede jasje met een sjaal. En een kokerrok met ribbelruitjes. Ik hou van mijn moeder. Ook als ze geen suede jasje draagt.
De trein komt er aan. Vanuit de andere kant doemt er een stipje op uit de verte. Langzaam nadert ie de plek waar ik, vol verwachting wacht. Als ie nog dichterbij is, zie ik zijn groene kleur. Je ziet dat ie heel betrouwbaar is. Hij zal je nooit in de steek laten als je van een dorp naar de stad reist met je moeder. De voorkant ziet er uit, alsof iemand met twee vingers er in geknepen heeft. En zo een neus geboetseert heeft. Er op staan twee vleugels. Die verbeelden de vlucht die de Nederlandse Spoorwegen maakt door ons land. Over de onverwoestbare rails die over de bielzen in de diepte voor het perron klaarliggen. 
Mijn moeder opent de deur en we stappen in. Wat is die trap hoog. Ik ga zitten bij het raam. Aan de rand, langs het rubber is de ruit bruin. Maar in het midden kan je toch goed naar buiten kijken. Ik hoor een fluit gillen en daar beweegt de trein al. We glijden langs het roomwitte stationsgebouw. Ik zie de reclameborden hangen, het bord met de vertrektijden. En even die ik de chagrijnige man van het loket zitten. Hij hapt in een boterham. 
Ik voel iets warms door mijn buik trekken. We rijden. Weg van ons dorp, wat zo vertrouwd is. Waar niks gebeurd in 100 jaar. We gaan naar de stad. De stad die groot is, oneindig groot. Waar fabrieken zijn, heel veel winkels en auto´s. Waar mijn vader elke dag naar toe gaat.
Vlak voordat de trein vaart mindert kijkt mijn moeder me aan. Ze pakt een zakdoek. Tussen haar hand in klemt ze mijn gezicht. Ze spuugt in het zakdoekje. Dan veegt ze mijn mondhoeken schoon. Ik hou hier niet van. En tegelijk vind ik het heerlijk. Vandaag heb ik mijn moeder voor mezelf alleen. Mijn zus en broers zijn oneindig ver hier vandaan. Ze doen er niet toe. Ik ben op avontuur met mijn moeder, die de mooiste vrouw ter wereld is. Waar elke conducteur tegen glimlacht. Die zich door geen enkele loketbediende laat afschrikken. En die suede jasjes draagt met een sjaaltje.
In de stad stappen we uit. We lopen het stationsgebouw door. Dan komen we in een korte straat. Een statig gebouw neemt ons nieuwsgierig op. Gigantische houten deuren met een koperen plaat er naast. Boven die deur staat ´Kantongerecht´, maar ik kan het niet lezen. Daarvoor ben ik nog te klein. `Mam, waarom stinkt het hier zo?´ Een heel penetrante lucht drinkt mijn neus binnen. Nu ben ik pas echt in de stad. Mijn moeder vertelt dat het de weeffabriek is. Ik weet niet wat een weeffabriek is. Wel wat een fabriek is. Daar gaan mannen zoals mijn vader naar toe om te werken. In ons dialect heet dat ´het fabriek´. Aan mijn ouders zie ik dat het niet geweldig is als je daar heen gaat. Mijn vader werkt niet in ´t fabriek. Hij is timmerman-meubelmaker. En een hele goeie. Hij werkt voor een warenhuis. Hier in de stad. Naar hem gaan we ook toe.
Het warme gevoel in mijn buik weet van geen wijken. Ik ben zo nieuwsgierig! Mijn moeder houdt mijn hand vast bij het oversteken. Ik zie veel auto´s, fietsen, brommers. Heel anders dan in ons duffe dorp. Daar kun je met de ogen dicht oversteken. Hier is dat veels te gevaarlijk. Daarom sta ik mijn moeder toe me vast te houden. Want ik heb dat liever niet.
We lopen door de drukke winkelstraat. Ik ruik de auto´s. Ik hoor ze ook. En het gekakel van alle mensen. Hun taal bevalt me niet. Zo heel anders als thuis. We schieten een steeg in. Mijn moeder houdt van doorlopen. Aan het eind van de steeg gaan we een glazen deur door. We lopen nog een deur door. En opeens, o wonder, staan we midden in de winkel. Ik zie handschoenen, sjaals. Boeken, schriften en liniaals. Bonbons, chocolaatjes. Wat een heerlijk aroma. En wat een mooie dames staan er achter de doorzichtige toonbank. Ze zijn opgemaakt en hun haren zitten prachtig in model. We lopen naar de andere kant. Foto´s zie ik, serviesgoed. Dan komen we bij een toonbank. Mijn moeder staat stil. Ze praat met de jongeman er achter. En doet haar horloge af. Hij glimlacht naar haar. Dan opent hij een la. Een miniscuul dingetje frummelt ie in het horloge. Even later legt ie het ding op de toonbank. ´Zo´ zegt ie. `Weer gepiept.´ Mijn moeder doet het ding om. Hij glimlacht nu naar mij. Terwijl ik geen suede jasje draag. Gelukkig knipoogt ie niet. ´Lekker in de stad met de jongen?´ Mijn moeder beaamt het. Dan staat opeens mijn vader daar. Ik had het niet verwacht. We groeten de vriendelijke horloge-man en lopen naar achter. Eenmaal buiten steken we een steeg over. Een grote muur en aan de andere kant is een verhoging. Daar zijn grote rolluiken, die allemaal open staan. Er is bedrijvigheid. Stemmen roepen. Gestommel. Er worden pakken en meubels op de verhoging gezet. ´Kom jongen´ zegt mijn vader. Ik laat je straks de expeditie wel zien. We verdwijnen in een deur. Binnen staat een grote werkbank met gereedschap er boven. Nog eentje met houtstukken, planken. In een hoek staan achteloos latten en balken tegen de muur. En ook enorme houtplaten tegen een andere kant. Het ruikt er naar hout, naar zaagsel en schaafkrullen. Het is net het werkhuis bij ons thuis, maar dan veel groter. Hier werkt mijn vader. Hier timmert hij en verdient de kost. Als je vader schaaft en boort en schroeft en ook nog eens een ronde zaag gebruikt, die met duizelingwekkende snelheid draait, zonder in zijn hand te zagen, dan moet hij wel geweldig zijn. Een held, zoveel is zeker. Mijn opa was dat niet gelukt. Die was ook timmerman, maar geen meubelmaker. En die had stukjes van zijn vingers en duim gezaagd. Dat kon je ook voelen als je hem een hand moest geven. Een stompje waar zijn ringvinger hoorde te zitten, aaide de palm van jouw hand. Ik vond mijn opa eng. Ik hield niet van hem. Hij lachte nooit. Hij was koud en het leek vaak of er iets kapot was in hem. 
Ik ontdekte een opening in de muur van de werkplaats. Nieuwsgierig keek ik naar binnen. En voor ik het wist voelde ik de grote hand van mijn vader, die me er weggriste. Een vloek ontsnapte aan hem. Ik mocht daar nooit, helemaal nooit naar binnen gaan! Anders zou mij iets verschrikkelijks gebeuren, zei hij. Ik rilde bij de gedachte. Toch probeerde ik nog een glimp op te vangen wat zich in dat halfduister bevond.
Voor bij de deur bevond zich een stenen trap. Boven aan die trap zat een deur met een raampje. Opeens kwam er een mannetje naar buiten. Hij had bruine kraalogen, een grappige snor en droeg een vlinderdasje. Ik vond hem leuk! ´Dit´ zei mijn vader met hoogachting in zijn stem ´dit is nou meneer de Vries. Hij is een kunstenaar. Hij maakt alle mooie dingen voor in de winkel en in de etalages. Daar komen alle mensen hier in de stad naar kijken. En pas dan komen ze naar binnen.´ Meneer de Vries glimlachte. Hij zei moeder goeiedag en maakte een lichte buiging. Wat een grappig meneertje met zijn das. Zulke meneren zag je nooit in ons dorp. Geen wonder dat mijn vader zo gelukkig was in de werkplaats. Hij was er de baas, had heel veel hout en iets heel engs in een kelder, waar die niet eens bang voor was. En dan nog de meest grappige buurman, die boven aan de trap werkte. Ik mocht met hem mee, even kijken. Op tafels stonden verfpotten met kwasten. Ik zag allerlei kleuren, etalagepoppen, stoffen, karton. En ik vond er een hele dikke stift. Meneer de Vries knikte bemoedigend. Ik opende de stif, door er de dop van af te draaien. En rook er aan. Wat een hemelse geur! Dit was toch wel een heel bijzonder plek. Ik wilde later ook wel zo´n plek om te werken als meneer de Vries. Hoe zou die dat toch voor elkaar hebben gekregen, zo´n fijne kamer met verf, karton, stiften die roken en stof? 
We gingen weer verder. Mijn vader en meneer de Vries hadden wel meer te doen. Buiten liepen we tegen een andere man aan. Mijn vader droeg een khakikleurige overall aan. Dat hoorde zo bij timmerlui. En meubelmakers. Deze meneer had gitzwart haar en dezelfde kleur ogen. Hij droeg een felblauwe overall. Hij keek heel gehaast of tie iets kwijt was en het niet meer kon vinden. En hij lachte heel hard en  maakte grapjes tegen mijn vader. Hij glimlachte tegen mijn moeder en daarna op een andere manier tegen mijn vader. Alsof ie verbaast was. Nog even vluchtig ging zijn blijk over mijn moeder. Hij heette meneer van de Westerlooi en hij werkte bij de elektrische dienst. Daar was hij monteur. Ik vond hem wel aardig. Maar hij haalde het niet bij meneer de Vries. Bij lange na niet. Hij had ook schroevedraaiers voor het stopcontact in zijn borstzak. En brilcream in zijn haar, zodat het glansde. Ik besloot dat ik vlinderdasjes en een trap om naar beneden te lopen veel mooier vond.
We gingen de winkel weer in. Ik kreeg chocolademelk. Mijn moeder kocht snoepjes daarna. We werden geholpen door een juffrouw. Maar ze was al heel oud. Ze had een lief gezicht  met roze wangetjes en mooie ogen. Ze droeg een donkerblauwe strakke rok, een spierwitte blouse en een donkerblauw vestje, net als de andere juffrouwen daar. Ze hield haar hoofd schuin, terwijl ze met mam praatte. Ik hoorde dat ze juffrouw Lapoutre heette. Een franse naam, maar ze kwam wel uit het grote dorp bij ons, dus ze hoorde toch een beetje bij ons soort mensen. Ze was nooit getrouwd en woonde bij haar moeder. Hoe oud moest die wel zijn, dacht ik? Minstens 55. Of misschien nog wel ouder. Ik merkte dat het beter was als vrouwen getrouwd waren. Waarom snapte ik niet. Blijkbaar waren ze niet zielig dan en ze hoefden niet bij hun moeder te wonen. Ook deze juffrouw glimlachte tegen mijn moeder. 
Ik mocht ook met de lift mee. Want ik moest plassen. Voor de wc zat een mevrouw met een schort en een schoteltje. Daar moest je een dubbeltje op leggen. Anders mocht je er niet plassen. Ik vond dat belachelijk. Thuis kon je gewoon plassen voor niks. In je eigen wc of buiten tegen een heg of zo. Misschien was dat anders in de stad. We gingen weer naar beneden, dit keer met de trap. 
Daar zag ik een automaat. In die glazen kast zaten vijf aapjes. Ze droegen groene broekjes, een geel hoedje en een rood hesje. Ik vroeg me af wat ze daar deden. Mijn moeder haalde een kwartje uit haar beurs en zei dat ik goed moest opletten. Ze liet me het kwartje in de gleuf stoppen. Toen ging het licht aan. De apen hadden allemaal een muziekinstrument. De een een trompet, de ander een trommel, een paar bekkens en een clarinet. Ze speelden dat het een lieve lust was en ondertussen dansten ze nog ook! Geweldig! Dat hadden we in ons dorp niet. Even plots als ze begonnen te spelen en te dansen, stopten ze ook. Jammer, ze zaten er net zo in. Ik wilde graag dat mijn moeder nog een kwartje uit haar beurs haalde en dat wonder nog eens wilde laten gebeuren. De apen stonden ineens zo akelig stil en doods, daar in die donkere kast. Maar mijn moeder zei dat het nou wel genoeg was, dat kinderen die vragen werden overgeslagen en dat het geld niet op haar rug groeide....
We liepen naar buiten. Aan de voorkant zag ik pas hoe groot en geweldig en belangrijk de winkel was. Boven de gevel stonden de letters V & D. Dat betekent Vroom en Dreesman, legde mijn moeder uit.
We gingen weer terug. Door de winkelstraat, langs het Kantongerecht en de stank van het weerffabriek. We wachtten op het perron. Mijn buik was niet meer warm. Mijn lijf was sloom en moe. Ik vond door het raam kijken ook niet zo leuk meer als op de heenweg. Veels te gauw waren we terug. We gaven het kaartje aan de controleur. Mijn moeder mompelde iets over koken, zette de fiets in de goeie positie, liet mij op de drager. 
Ik zat achter haar suede jas, bang om met de voeten tussen de spaken te komen. Ik bedacht dat ik later, als ik groot was, ook naar de stad ging werken. Nooit naar het fabriek waar het zo enorm stonk. Maar net als meneer de Vries in een kamer met verf, stof en stiften, met net zo´n trap en deur met raampje. En met net zo´n vlinderdasje. Ik zou dan ook grapjes maken met de timmerman-meubelmaker. En ik zou glimlachen tegen vrouwen in suede jasjes met een sjaal. En elke dag mijn horloge gratis laten maken, chocolade kopen bij een zielige Franse juffrouw en dan eventjes, heel eventjes drie kwartjes in een gleuf duwen voor kleine jongetjes bij de aapjes. En dan zachtjes deinen op de muziek. Ik zou avonturier worden, heel veel in de trein zitten, nooit knipogen tegen iemand zomaar en nooit meer terug gaan naar ons dorp. Zoveel was zeker. Het zou een heerlijk leven worden. Nu alleen nog wachten tot ik eindelijk groot zou zijn....