dinsdag 18 februari 2014

Nieuwe Russische Revolutie

Laat ik maar meteen eerlijk zijn. Ik weet niks van schaatsen. Toch hou ik er van. Dat lijkt in tegenstelling met elkaar, maar is dat niet. In een ver verleden zaten mijn zus en broer met een beduimeld krantenkatern op schoot of tafel. Ze zaten op het puntje van hun stoel en keken gespannen naar het beeldscherm van de tv. Fanatiek hielden ze de stand bij , rekenden en maanden elkaar tot stilte. Wij, de gewone stervelingen, cirkelden daar om heen. Maar bij verregaande suksessen maakte zich toch een soort koorts van ons meester en werden we enthousiast en vuurden met zijn allen onze jongens aan, alsof het ene moer uitmaakte. Want natuurlijk hoorden ze dat niet kilometers verder op. Toch ging het om de sfeer en het gevoel.
Jaren later bevond ik me opeens in één huis met een man, waarvan ik in de verste verte niet wist dat ie ook schaatsgek was en is. Hij volgt het spul, kijkt en leeft mee waar ie maar kan.
Ik kijk dan af en toe naar het scherm als leek, de domme onwetende. Geen idee over rondetijden, over de achtergronden of trainers. Ik weet nauwelijks hoe ze heten, waar ze vandaan komen en wat ze allemaal uitspoken. Voor mij zijn het types die als einzelgangers kapot trainen. Ik zie ze door het vlakke land schaatsen met van die noren, waar geen eind aan komt. Precies goed geslepen, want dat weet ik nog wel. Ook worden ze mentaal gecoacht, want ze moeten ook in het koppie alles goed hebben zitten, anders willen die benen niet zoals het moet. Op de goeie tijd verschijnen ze in het stadion. Tegenwoordig heeft de een nog een ander pak dan het andere. Het materiaal schijnt van belang te zijn. Ook hoe je haar, je oren en je piemel zit, volgens mij, want de tijden liegen er niet om. Ik zie ze in de meest vreemde uitmonsteringen en kleuren. Bijna allemaal met een paar benen als betonnen pilaren in een metrostation. En een kont waar je met een gemak een 24delig theeservies op kwijt kunt. Dat hebben ze nodig. Af en toe is er een miezerig Aziaatje tussen of een ielige andere nationaliteit, die dan natuurlijk meteen opvalt.
Meestal roer ik onder het schaatsen door in de pastasaus. Of prik 's in de aardappels of die gaar zijn. De sfeer in zo'n schaatspaleis is fantastisch. Juichende mensen, wat muziek, men leeft enorm mee op een sympathieke manier. In het middenstuk schaatsen atleten alvast wat, ze wrijven over hun spieren, kleden zich aan of uit. Nou ja, half dan. De meeste gaan met blote voeten in hun schaats geloof ik. Lijkt me lastig en koud. Maar goed, ik ben geen schaatser.
Voor deze Olympische Winterspelen was ik nogal pissed. Die Poetin die met de Orthodoxe kerk aan zijn zijde vreemde wetten doorvoerde om homo-propagande onmogelijk te maken, deden mijn wenkbrauwen fronsen. Nog erger, toen ik zag dat 'onze' premier Rutte met collega en de koning en koningin ook richting Rusland zouden afreizen. Ik snap dat de sportfanaten zich dit feest niet door de neus wilden laten boren. Maar de verhalen van de schandalige corrruptie, de rare uitspraken, de beelden van gays die in elkaar gebeukt werden en of vernederd, ik vond het vreselijk. De economische belangen zijn groot, ik weet het. Ook belangrijk i.v.m. werkgelegenheid. En de oude vriendschap met het land Rusland, eeuwenoud. Nederland is maar een klein land in Europa, Rusland nog steeds een grootmacht.
En dan schaatsen onze schaaatsers opeens alle anderen zowat van het ijs. Ze slepen medaille na medaille in de wacht. Elke dag komen er juichende berichten en de beelden van hele schavotten in het oranje met een uitzinnige oranje stuk landgenoten, met premier en vorstenpaar dat juicht.
Een ware revolutie. Poetin komt, zonder camera's, de biseksuele Irene Wüst knuffelen, die zich dat aan laat leunen. Ja, ze kan hem niet de deur wijzen. En zo gaat het maar door.
Mijn vaderlandsliefde en mijn vuur voor het schaatsen wordt aangewakkerd. De Noren balen en er wordt gesproken over vals spel, doping en zo meer. Bij de 10 km trekken zich terug omdat het geen doen is met die Nederlanders. En nu zie ik opeens een reclameplaatje die dat nog 's illustreert. En ik zie een lachende atleet zeggen dat er een nieuwe werkwoord is voor dit gedoe. Ge-dutcht worden, er zomaar uitgegooid worden uit de wedstrijd.

De manier waarop we gewoon op nog meer medailles wachtten, alsof het de normaalste zaak van de wereld is, doet bijna on-nederlands aan. Wij, dit bescheiden volkje dat nauwelijks over de polderdjken kan heen kijken en niet geacht wordt om de kop boven het maaiveld uit te steken, we zijn ons zelf niet meer.
En dat kan met recht toch een soort nieuwe Russische revolutie kunnen noemen. Apart!

Display

Met enige tegenzin was ik naar de stad gefietst. Mijn bezoek had ik al een dag uitgesteld. Het kon nu niet langer. De lucht tekende zich even grijs af als mijn binnenste. Toen ik de rivier naderede zag ik de grauwe ganzen, tussen de witte op het felgroene gras.
Bij de VVV kwam ik een stel tegen. Ik hoorde de medewerkster een poging te doen om ze de weg te wijzen. Ik brak in. 'Zal ik u meenemen? Ik moet toch die kant op en ben net geweest, waar u naar toe wilt.' Dat vonden ze sympathiek en blij volgden ze me. Onderweg kletsten we. De dame kwam uit Berlijn. Haar uitgegroeide staart gaf haar iets meisjesachtig. Ze kwam uit Berlijn, maar woonde allang in ons land. De man verontschuldigde zich, dat mensen aan de grens vaak daar overheen bevriend raken. Ik knikte. 'Hoe kan het ook anders?' Een beetje overdrijving kon wel, al bleek zij uit Berlijn te komen en hij uit Maastricht. :Hij had pretoogjes e een gezicht dat constant op genieten stond. We praatten nog even door, maar toen moest ik verder. We wensten elkaar het best voor de dag. Ik dook de supermarkt in.
Met volle tas liep ik naar mijn fiets. Alweer een aardige man, die zo vriendelijk was om wat ruimte tussen zijn stalen ros en het mijne te laten. Mooi, zo kon ik tenminste met alle gemak mijn fietstas vastmaken en het slot openen. Hij zei vriendelijk gedag.
Bij de oude kathedraal draalde ik. Ik wilde eigenlijk linksaf, maar logsistiek was dat niet zo handig. Dus besloot ik het stoplicht te negeren en zwiepte rechtsaf. Het hobbelweggetje omhoog, toen naar links. De markt lag aan de ene kant. Even opletten, hier schuifelden vaak vreemdelingen te voet, die niet of nauwelijks op het verkeer letten. Ik ging links, door het smalle steegje. Ik hield mijn vaart in en belde voor de zekerheid. Een plukje senioren liepen onbekommerd te schommelen en te kletsen. Onder ging ik rechts. Ik bekeek de gevels, want normaal fietste ik hier nooit. Statige grote panden. Veel groen, hoge bomen.
Even verderop zag ik een vrouw lopen. Ze had een camelkleurige jas aan. Haar haar leek van hetzelfde materiaal, vaal blond. Bij de parkeermeter stond ze stil. Ze schoof haar bril omhoog en keek kippig op het displaytje. Ze fronsde haar hele gezicht bijeen. Al snel besloot ze dat wat ze daar waarnam 'helemaal niets' met haar te maken had. Haar man voegde zich bij haar. Op dat moment draaide ze zich al resoluut om en liep met gretige passen weg. De man staarde wezenloos op de parkeermeter, alsof hij er nog iets aan kon veranderen, maar allang wist dat het vergeefse moeite was. De vrouw liep kordaat door. De man volgde, sukkelig en traag. Ik herkende hem opeens. Het stel woonde niet al te ver van mij. Zij bewoog zich alsof ze best wel veel voorstelde. Een beetje Hyacint Bouquetachtig. De neus in de wind. Hij liep regelmatig bij ons door de straat. Duidelijk aangekleed door moeder de vrouw. Een klassiek kledingstijl. Helaas werkte zijn figuur en gezicht niet mee. De wat stijve overjas wilde maar niet voldoende imposant om zijn armzalige lijf sluiten. De Franse zwierig bedoelde baret bleek nogal groot. En zijn intrieste smoel verpestte de Zuid-Franse sfeer zoals bedoelt, voorgoed. Ook de snor deed daar niks aan af. En zijn slome slenterloopje hielp ook niet echt. Ik zag de vrouw lopen. Borst vooruit, neus omhoog, ogen wijd open. Ze liet zich de kaas niet van het brood eten. Maar evengoed stelde het niet veel voor. Hij drentelde een meter of 20 achter haar. Dat deed ie al vele jaren, dat zag een kind. Zij zou nauwelijks merken als ie niet zou verschijnen of veel later. Net zoals Hyacint zou ze verzuchten 'Richaaaard' ...want ze had hem immers al jaren terug helemaal afgericht. De kloothommel liep ook nog met een hush puppy rond. De ogen van het dier spiegelden de druilerige gelatenheid van zijn baasje. En net zoals bij hem konden de vrolijke vlekken op zijn lijf daar niks in veranderen. Ik fietste welgemoed naar huis. Tevreden. Gelukkig. Misschien had ik het helemaal mis. Was het maar een vreemdsoortig spel. Durfde de bleekblonde madame geen vinger verkeerd te leggen op de stoelleuning thuis. En deed ze precies wat hij van haar vroeg, wie zal het zeggen. Maar ik geloof er niks van. Natuurlijk is me dat ingegeven door puur ego:isme. Want het stel maar even te zien, fleurde mijn dag op en maakte me enorm content met mijn eigen leven en eigen relatie. En of dat terecht is of niet, het zal me een grote rotzorg zijn. Zij deden tesamen in enkele luttele seconden het grijze wolkendek vergeten en het leek alsof de zon doorbrak. Voor mij alleen. En daar ben ik ze dankbaar voor! Want ik had het effe nodig...mooie timing!

zaterdag 1 februari 2014

Realitycheck in de hondsuren


Na gisteren heerlijk een paar uren slapen werd ik wakker. Ik had blij gemeld aan iemand dat 'onze gebroken nachten tot het verleden leken te gaan behoren'. Op de wekker zag ik de tijd. Half 4. Ik kreunde en draaide me om. Het geblaf stopte. Even. Toen kwam het in alle hevigheid terug. Ik ging snel naar beneden op de bron van dit geluid streng toe te spreken. Het wilde maar moeilijk door dringen in de hersenpan van Oskar dat het niet gewaardeerd werd door de baasjes, als die keer op keer wakker werden van zijn geblaf. Een half uur rust was het resultaat van mijn actie. Om 4 uur herhaalde zich de scene, met dien verstande dat ik me aankleedde en besloten had dat het lang genoeg geduurd had. Onze lievelingen waren immer al heel vroeg uit gelaten. Zeker de blaas en darm van de jongste moest wel voor enorme aandrang zorgen. En dus de hoogste tijd voor het ontlasten ervan. Dat lukte wonderwel met relatief gemak en souplesse. Muffin was overeind gekomen en maakte aanstalten om ook naar buiten te gaan. Dat hield ik nog tegen, hij behoorde nu tot de 2e ronde. Buiten was het enigszins nat en natuurlijk erg stil. De meeste mensen slapen op dit tijdstip 's zaterdagmorgen. Geef ze eens ongelijk. Na de nodige verzorging maakte ik een ontbijtje voor mezelf. Ik at mijn boterhammen op, staande leunend tegen het aanrecht. Daarna voorzag ik de lummels van speelgoed. Ik slurpte 's aan mijn koffie. En zette die daarna naast de bank in de kamer. Daarna plantte ik iedere hond op het kussen ernaast. En langzaam maar zeker kwam er rust in de tent. Tevreden dronk ik mijn koffie. Ik baalde dat mijn leesvoer gister op de rand van het bed was blijven liggen. Ik gunde Fred zijn nachtrust, hij had hetzelfde gedaan als ik, alleen sliep ik door zijn escapades heen. En dus niet bewust van het terechtwijzen van hem. Ik vond een stapeltje tijdschriften van de bieb en las wat aardige artikelen. Oskar likte Muffins oren. Even later likte hij Oskar. Beide werden ze er rustig van. En sliepen in, kopjes tegen elkaar aan. Pippi deed nog wat pogingen om mij te verleiden het spelen met de bal te prolongeren. Maar ik liet haar ook op het kussen plaatsnemen. Ze gaf zich aan snel over en dutte in, tevreden. Ik koesterde me in het moment en voelde me gelukkig. Aangespoord door een artikel dwaalde mijn geest zich af. Voor mijn geestesoog zag ik me als jongeling op zaterdag de trein nemen. Ik reed naar Eindhoven. Daar aangekomen liep ik naar de Bijenkorf. Eerst naar de bovenste etage. Ik nam er een luxe koffie met wat lekkers en verheugde me al wat er daarna komen ging. Ondertussen genoot ik van de rust. Alleen enkele diensters starten de boel op. Ze liepen rond, vulden de voorraad aan, legden bestek op hun plek en stapelden borden op. Vanaf mijn zitplek keek ik naar beneden. Er liepen klein mensjes rond beneden. Met kleine tassen. Onwerkelijk. Ze stapten driftig over de tegels, als personen in een houterige film uit de 20er jaren van de vorige eeuw. Grappig. Ik genoot van de koffie, de warmte van de kop in mijn handen. Wat was alles toch mooi hier. Zelfs de vorm van de kop en schotel, het lepeltje, het embleem op de servetten. Ook de decente muziek, op de achtergrond, nooit hard of schel, precies goed. Ik stapte weer op. Vervolgens bekeek de mooie dingen in de afdeling er naast. Ik fantaseerde over 'hoe het straks allemaal zou worden', in mijn huis en in mijn leven. Wat ik graag wilde, hoe ik het zou inrichten. Grote foto's aan de muur, in een smaakvolle tint. Enorme boeketten bloemen en indrukwekkende planten, licht, strak, open. Tegenwoordig heet dat visualiseren, een woord waar ik toen nog nooit van had gehoord. Enige dingen waar ik toen van droomde zijn uitgekomen. Maar als ik nu rondkijk naar hoe we wonen, is het zowat het tegenovergestelde. Niks strak en groot, licht en diffuus of beschaafd getint. Het is hier regelmatig rommelig, er hangen af en toe poetsdoekjes over de verwarming, liggen stapels boeken of tijdschriften in een hoekje of onduidelijke dingen op een hoopje. Je vindt op de meest vreemde plekken tissues in een pakje of leesbrillen in een etui of kokertje. Er staan schoenen op de trap(handig, maar echt geen idee van de Bijenkorf), boven staat permanent een wasrekje te wachten op gebruik. En ga zo maar door. Denkend aan een ander artikel, dat ging over hoe tevreden oudere mensen zijn over hun leven, probeer ik mijn eigen leven een cijfer te geven. Zonder pardon een 9. Ik schrik er bijna zelf van. Een hond die langzaam opknapt, twee andere ondeugden ernaast, in ruststandje, rommelig speelgoed van hen overal in de huiskamer en keuken, natte voetstappen in de hal met de overvolle kapstok. Niet het soort van interieur dat ik vroeger zag in de Avenue. Maar ik word er  nog steeds blij van. Boven slaapt mijn mannetje. Na ruim 12 jaar ben ik heel happy en hij ook. Die glossy's van vroeger, die me aan het dromen zetten hebben ongeveer net zoveel te maken met de realiteit als een fotomodel met anorexia die ook nog gefotoshopt wordt met de lijn van een pak hem beet 38-jarige ergens in een vinexwijk van ons land. Maar ja, het Bijenkorfgeluksgevoel zit hem daar niet in, daar ben ik inmiddels wel achter. Toen was ik zo naïef om te denken dat er daar alleen heel gesoigneerde heren werkten(metrosekuelen was ook nog niet een term die we kenden), nu weet ik dat 99 % toch echt gay mannen zijn, een uitzondering daar gelaten. Ach, het leven zit vol verrassingen. Ik lees nog een paar artikelen. Na nog een mok koffie, waarbij de mok net zo lekker aanvoelt als die van vroeger, maar dan zelf geproduceerd, kijk ik op de klok. Ik heb de keuze: of mijn benen op de bank zwiepen en een dutje doen of de boel nog wat rekken en mijn man nog wat laten slapen. Ik kies het laatste. Rond kwart voor 8 roep ik zachtjes onder aan de trap. Hij wil altijd naar bakker om brood te halen. Vandaag dus niet. Ik besluit hem rustig te laten liggen. Haal wel broodmix voor de bakmachine en een halfje erbij in de supermarkt. Zo helemaal niet Bijenkorf. Ik glimlach. Knuffel de honden. Dan struikel ik bijna over een flos met knopen, als ik nog wat koffie zet. Boven hoor ik gestommel. Er is nog meer geluk in aantocht. De honden hebben het ook door. Waar ze nog in diepe rust lagen, zitten ze nu opeens voor de gangdeur te wachten. En beginnen alvast te kwispelen. Ik snap wat ze bedoelen. Zo meteen maar 's de poetsdoekjes wassen... 

Troost uit de Big Apple

De dag begon al niet florissant. Waar ik 's ochtends normaal met een slaperig hoofd de deur open en begroet wordt door drie vrolijke viervoeters, die enthousiast tegen mijn lijf aan springen, waren het er dit keer maar 2. Nummer drie, onze Muffin, bleef stoïcijns staan en keek me glazig aan. In een split second nam ik het besluit om dan maar met de labs de eerste uitlaatronde te maken, dus dirigeerde ik hem terug de keuken in. Eenmaal buiten, de twee strak leidend, zodat ik niet zou struikelen of zo, bedacht ik alvast in mijn hoofd wat er met Muffin aan de hand kon zijn. In rondje twee liep ik met hem de voordeur uit. Hij kwam nauwelijks de weg over naar de overkant. Ik moest hem dwingen want het aanstormend ochtendverkeer, bestaande uit een drietal auto's loog er niet om en ik was nog verre van suïcidaal. Hij bezag me met een blik alsof ik me zeer schuldig diende te voelen. Hij strompelde, anders kan ik het noemen, met een toegeknepen kont over het fietspad, zodat me duidelijk werd dat a) dit niks werd en b) er wel degelijks iets ernstigs aan de hand was. De vraag was alleen wat. Na een vlugge plas maar omgedraaid en terug naar de veiligheid van ons warme huis c.q. keuken. De glazige blik bleef. Mijn eega onderzocht hem zo kundig mogelijk. We dirigeerden hem maar naar het kussen in de huiskamer, stopten hem onder een plaid om warm te worden en te blijven. De andere blaakten gewoon van levenslust en ondeugd en speelden vlijtig met balletjes, ring en flos. In de loop van de ochtend duikelen ze gewoon over hem heen. Af en toe grauwde en snauwde Muffin, aangevend dat dit nu even zeer ongewenst was, dit soort intieme contacten, waarna ze hem verbaasd met rust lieten. Even aan zijn oren likken, meer zat er niet in. We keken het met lede ogen aan. Met koffie in de hand beraadslaagden wat wijsheid was. Even aankijken en dan zouden we wel zien. In ons hoofd vormde zich allerlei minder fraaie toekomstbeelden. En de mogelijkheden van de oorzaak in dit plotseling geval. De dag er voor nog kerngezond en fit en nu dit. Rond het middaguur de dierenarts gebeld om toch zeker een afspraak te krijgen, want het weekend stond voor de deur. Een huurauto besteld, want hij moest toch vervoerd naar het naburige dorp, waar de arts praktijk houdt. Ondertussen speelde hij zijn rol voorbeeldig. Hij keek nog steeds heel ziek uit de ogen, bekkie plat op de grond. Zelfs zijn vacht zag er piekerig en droog uit. Hij leek weinig pijn te hebben, iets wat hij vaak zelfs ten onrechte aangaf. We wachtten af, dronken koffie, aten wat. De auto had ik inmiddels opgehaald en stond paraat voor de deur. De andere twee lieten we nog even uit, rondje voor we vertrokken. Fred ging in het busje zitten. Op de deken naast hem Muffin. Handdoek in de aanslag voor noodgevallen, je weet maar nooit. Ik voorin aan het stuur. We reden. Van achter me hoorde ik klagerige geluiden. Geen ongewoon iets. Dat doet ie anders ook altijd in de lijndienstbus. Niks aan de hand. Toch nam het ondertussen snel dramatische vormen aan. Mijn innerlijke onrust en nervositeit nam zienderogen toe, net als bij Fred. Het klaaglied transformeerde in een hees huilen. En toen was het hek van de dam. Een rommelend huilen vanuit de gespikkelde onderbuik, waarbij de klanken bijna menselijk klonken. Een Griekse tragedie op vier poten. Meneer had zich opgericht vanaf de bank alsof hij zijn gevoel nog meer wilde 'etaleren'. We waren stomverbaasd. Eenmaal bij de dierenarts toog ik naar binnen. Fred bleef met de patiënt op de bank in het busje. Ik sprak af met de assistente dat we naar binnen zouden komen, zo gauw hij aan de beurt was. Ik of wij zagen haar duidelijk zitten, dus dat vormde geen probleem. Ze waren ietwat uitgelopen die dag. Fred tilde, toen het zover was, hem naar binnen. In de wachtruimte liep ie opeens rond, snuffelde wat en zo meer. Normaliter is ie geen fan van de dierenarts. Zo gauw die klaar is, wil hij vertrekken. Ik kan daar inkomen. Dit keer viel het alleszins mee. Een kneuzing of zo in de rug, ter hoogte van zijn achterwerk. Medicatie mee, die moest ie 1x per dag innemen. Opgelucht reden we terug naar huis. Onze zieke liet niet van zich horen, dit keer. Een wat onwennige uitlaatronde met het spul. Eten, medicijn en plof, allemaal in het ruststandje. Ik maakte appelpannenkoeken. Gelukkig geen ingewikkeld menu vanavond. Moe op de bank. We keken wat later naar het nieuws, tevreden nippend aan onze koffie. Die hadden we wel verdiend. Even later bekeken we onze berichtjes op de social media en ik speelde een kaartspelletje. Die had ik niet meer gespeeld op deze laptop, simpelweg omdat ik ze niet meer terug vond. En ik had ze gemist, voor het hersenloos spel, ter verstrooiing. Dit was lekker, dit was ontspannend na alle gedoe. Just what the doctor ordered. Fred chatte lekker. Het leven was goed. Onder ons kluifde de jongste spruit aan een rubber balletje. Opeens schoot Fred recht. Hij keek verbluft op. In zijn handen hield hij de kabel van zijn laptop. In twee delen, de uiteinden vertoonden sprieterige resultaten van de scherpe tandjes van onze Oskar en wat hij daarmee in no time voor elkaar kreeg...Wat volgde was het chaotische tafereel wat zich in elke familie dan afspeelt, zo stel ik me voor. Fred boos. Oskar zweefde heel snel door de lucht en belandde in zijn bench in de keuken. Gemopper. Pippi stond klaar om te spelen met een bal in haar bek. En keek zeer verbaasd toen dat toch niet door ging. Muffin loerde stilletjes vanonder zijn oogleden. Hij had wel door dat het niet over hem ging. Pippi kreeg de opdracht om ook te gaan liggen. Oskar op zijn kop omdat ie protesteerde. Manlief foeterde nog effe door. Ik merkte op dat het de eerste keer was dat zoiets gebeurde bij de 4 honden die we in ons leven en huis hadden gehuisvest en dat dat op die manier bekeken 'best nog wel meeviel'. Natuurlijk totaal niet wat mijn kwade echtgenoot wilde horen. Verongelijkt en boos. Ik zocht maar vast stilletjes op mijn nog altijd werkende laptop of er een vervanging te krijgen was van de kabel met...eh...hoe heet zo'n kreng ook alweer? Eerst de verkeerde apparatuur voor mijn neus. Daarna viel me het goeie woord in, een adapter, natuurlijk. Fred wilde meteen naar een winkel die langer open was. Ik zei maar niks. Had al genoeg gezegd, zoveel was zeker. Laat ik nu maar 's het zwijgen er toe doen, want het haalt allemaal toch niks uit.
Even later hadden we besloten dat man a) niet naar de winkel zou gaan, b) we de hondjes uit te laten en c) maar 's onverwijld in bed te ploffen. Een gouden idee! Het spul lag al snel in hun eigen plek. Oskar in de bench. Pippi in de grote mand, alleen dit keer. Muffin nu op het kussen in de huiskamer, voor de broodnodige rust en warmte. Wij op het lit jumeaux. Ik had leesvoer bij me, Fred ook. Er bekroop me een gevoel van knusheid en intimiteit. Ik leunde over naar hem. Hij bladerde in twee nieuwe kookboeken. We bekeken samen de plaatjes. En spraken over de gezellige dingen die we zagen. En de ietwat vreemde. Want het ene boek ging over recepten en de verhalen en restaurants en eettentjes die in New York lagen. We zagen Joodse, Italiaanse, Russische en heel hippe fusion-dingen voorbij komen. Mijn ogen glansden, terwijl ik me voorstelde hoe alles zou smaken. En we genoten. Vergenoegd vielen we in slaap toen we de boeken dicht geslagen hadden. Wat een dag...