zondag 27 mei 2012

Toekomstbeeld

Gisteren het Eurovisie Songfestival gekeken. Ons genesteld voor de tv met koffie en koek, later gevolgd door fris met chips.
Voor het eerst werd het geopend door een corifee, een icoon van de jaren 50, 60 en 70 van de vorige eeuw, Engelbert Humperdinck. Deze jongeman, 76 lentes jong, zong tot ieders verrassing en haalde onverwacht mét de nodige vibrato de hoge eindtoon, wat hem in de repetitie niet gelukt was. Daarvoor trakteerde de Tros ons nog op een shot, waarin Jan Smit getooid met Boulevardbril hem de vraag stelde ´Waarom nou toch?´ en de ster het enige gepaste antwoord gaf, dat hij het een eer vond om Koningin en Vaderland te mogen vertegenwoordigen. Ik moest even slikken hoe waardig hij dit jongmens voorzag van antwoord.


Tussen de bedrijven door zagen we Lys Assia. Deze dame, Zwiterse, won in 1956(mijn geboortejaar nota bene) het festival. Nog in zwartwit trad zij op met het lied Refrain. Nu was ze gezeten in haar stoel in de enorme zaal van Baku, speciaal gebouwd en liet zich opnieuw feteren, 87 jaar en stralend. Geen rimpel die dat kon verbloemen.


Een paar inzendingen verder zaten de onvolprezen Russische Babushka´s. Ook senioren van over de 80, die huppelden over het podium in hun tradionele rode kleding met eigengebreide kleurrijke sokken en geborduurde hoofddoeken en hun trotse bruidschat, de zilveren munten uitgespreid over de enigszins veranderde borsten.
Eentje bukte voor een oven, waarin een gezellig vuurtje zichtbaar was en toverde een blad koekjes tevoorschijn waarmee ze naar haar vriendinnen spoedde. Ze zongen dat het een lieve lust had en leken er erg veel zin in te hebben.


Vanmorgen, toen de emotie´s over het Azerbedjaanse circus wat waren geluwd, zat ik met de koffie in het ochtendzonnetje. En opeens daagde het me! We hadden een blik geworpen in onze toekomst. Zo´n pak hem beet 15 á 20 jaar verder zou dit allemaal gemeengoed zijn geworden. De jury, de presentatie en de deelnemers alsmede de cameramensen, de make up, de belichting...allemaal verzorgd door minstens 75-jarigen. Het publiek zou voornamelijk bestaan uit enthousiaste baby-boomers. En de gezinnetjes met een paar kinderen, de happy 30ers, single of niet, de 20ers, allemaal zwaar in de minderheid. Overspoeld door hordes rollatorgebruikers. Overweldigd door al diegenen die nu rolstoelvriendelijk en scootmobielaardig zich voortbewogen (en altijd voorrang genoten, zelfs op buggy voortduwende moeders en vaders)
Niemand zou meer opkijken van een 90 jarige deelnemer. De tijd zou gewoon gevuld worden door extra lange clips tussendoor, wat de decorbouwers, waarvan de helft met nieuwe heupen, knietjes en enkels uitgerust, in staat zou stellen de boel te veranderen. Dat kost nu eenmaal meer tijd, maar de hoogbejaarden oftewel supersenioren kijken glimlachend en geduldig toe vanuit de coulissen. Wat een heerlijk vooruitzicht. De autobanen worden dan afgebroken, al die files en het gemekker en vingertjes doen de wereldburgers geen goed. Men dient dan hoffelijk, ontspannen en beleefd om te gaan met elkaar en zo is er dan een oase ontstaan die dat bevordert en cultiveert.
Ook onze tegenwoordige crisis is dan allang bejubelt en bewierookt als een grote zegen! Men heeft immers weer de tijd om de jeugd bewust te maken van waar al ons eten komt. Niks wetenschappelijke bewerking, modificatie etc. Kinderen worden door de in grote getale ouderen meegenomen naar prachtige boerderijen, waar ze uitleg krijgen over melk en de koe die dat voor ons mogelijk maakt, de geit die geitenkaas produceert en ook de mensen die er aan werken. En onvolprezen kippetjes, die eitjes leggen, warm in hun leghoekjes. Je ziet dan de gezichtjes blij worden omdat ze zelf mogen zoeken en niet alleen met Pasen.
Ach, wat een paradijs gaat dat worden! De nieuwe zilveren wereld. 


Alle tijd en een ieder wordt gewaardeerd. Eigenlijk is het ook van de zotte. Amper 3 generatie´s terug verbouwden mensen nog groenten en aardappelen in hun eigen tuin. Ze wisten wat ze hadden, omdat ze zelf zaaiden, wieden, mesten met natuurlijk spul, opbonden, plukten en inmaakten. Ook het vlees kwam van een varken dat ze iedere dag hun restanten gaven. Geen opgefokt beest ergens ver weg, maar een vriend die zich aan het begin van de winter opofferde en hen voorzag van vlees, vet dat werd opgeslagen in kelder en de schouw. Geen fruit dat van de boom of struik gerukt werd door een machine, onrijp en verdween in een vliegtuig naar de ander kant van de wereld gevlogen en duur verkocht. Nee, zelf plukken zodat je rode handen krijgt van de kersen of aardbeien, je wat drukt maakt om de fruitvliegen of vogels die pikken van dat lekkers. Toch een heel ander verhaal. En nog blij en dankbaar voor wat moedertje natuur ons schenkt! Zelf die vlaaien bakken voor een feest! Dat geeft toch een heel ander gevoel voor degene die daar met de schort dat lekkers presenteert!


Ach, hoe lang hebben we niet moeten wachten. Maar eindelijk, daar was ie dan, de crisis! We gaan weer spelen in het bos, picknicken in de wei, fietsen en kamperen in eigen land. En we waarderen veel meer dan eerst hoe mooi dat is! Nog even en we hebben weer tijd voor een praatje, leunend op de schoffel over  het tuinhek. Of met een mandje aardbeien in de hand. Tegen die tijd hoop ik dat we nog de stroom kunnen missen voor het internet. Als dat niet zo is, dan zal ik een periodiekje moeten gaan vervaardigen op een stencilmachine. En die vervolgens posten naar u allen, indien u een abonnement neemt. Zover is het echter nog niet...maar mocht het zo ver komen, ik hou u op de hoogte! Gezellig! Dus lang leve de vergrijzing, de koekjes en de crisis!


Zojuist lees ik dat Jetty Pearl, die voor Nederland uitkwam in 1956 in het Songfestival, vandaag 91 wordt. Je kunt er dus heel oud mee worden en hoe! Had ik nu maar een vlaai gebakken om het te vieren. Mijn enige excuus is dat ik veels te jong ben, geeneens 56, al duurt niet meer lang! Dat is overigens ook onderdeel van mijn heerlijke toekomstbeeld, we gaan ´omhoog jokken´ qua leeftijd en onze rimpels warrderend vergelijken! Jetty proficiat!

 Doe je volgend jaar weer mee?


woensdag 23 mei 2012

Poezenmuzen

Het is nog vroeg. Alles is nog donker. Binnen en buiten. Ik wil gaan schrijven, maar op de een of ander manier vragen de honden om aandacht. Ik laat ze vrij lopen. Dat had ik beter niet kunnen doen. 
Schrijvers horen geen honden te hebben eigenlijk. Ik kan zo een hoop auteurs opnoemen die het bij poezen hielden. Budding, Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt, Yvonne Keuls(hoewel die wel meer dieren in huis heeft)
In het verleden hebben verschillende katten mijn leven ´gestoffeerd´. Dat had een praktische reden. Omdat een mens om den brode moet werken, is men gebonden aan bepaalde tijden. Wat tot gevolg heeft, dat men zeer beperkt is tot welke huisdieren men in huis kan nemen. Voor mij en mijn voormalige partner waren dat katten. Het begon met eentje. De schuchterheid waarmee het katertje, door ons Gijs gedoopt, de flat bekeek en onderzocht, zorgvuldig met de buik over de grond schuivend was aandoenlijk. Ik was niet met katten opgegroeid en moest langzaam wennen aan het eigengereide karakter. De fluwelen pootjes zorgden ervoor dat hij ongemerkt achter mij stond of zat. Enorm blazen of krijsen waren het gevolg als hem over het hoofd zag. En geloof me, katten zijn dan heel klein. 
Solveigh


Natuurlijk kon de kleine man niet alleen blijven. Een soortgenoot diende er te komen, waarmeen hij kon spelen en dollen. Eerst vonden we een kitten, geboren uit een huwelijk van een zilvergrijze poes en een abbessijnse kater. Het resultaat een prachtig katertje, schitterend getekend. We hadden ons geïnformeerd over het karaktervolle van dit ras. En aan de fokker gevraagd om als het niet zou lukken met onze eerste hartenlapje, we fluks het dier mochten retourneren. Nr. 2 werd Tim gedoopt. Vanaf het eerste moment voelde die zich vrij en thuis. Hij liep rond alsof Gijs niet bestond. Sprong in één sprong bovenop de kast in de kamer, een meter of 2 hoog. Onze verbazing was nog vers toen hij alweer op de vensterbank zat. Keken we daar, Gijs vanachter een tafeltje, was ie al op de eettafel. Het duurde niet lang of we zagen met lede ogen hoe Gijs zich erg gedeisd hield en Tim zich als volleerde ADHDer gedroeg. Het werd niks. En wat ik al had voorzien, gebeurde. Tim ging terug naar waar die vandaan kwam. Tot opluchting van Gijs, die compleet opleefde toen de deugniet het huis weer verlaten had.
We togen naar het asiel. Daar vond ik een rood katertje met witte vlekken. Het was liefde op het eerste gezicht. Hij sprong in mijn armen van de grond. Ik noemde hem Tom. Er werd door de dierenarts gekeken. Hij zat onder de vlooien, zijn buik vol wormen en zijn oren leken wel volgepropt met koffieprut. Oormijt dus...
Maar hij snorde en snorde en snorde. En hij hoorde bij me. Tom ging mee naar onze flat.
De kennismaking met Gijs ging zeer voorspoedig. Die blies wat en sloeg ´s met een poot nuffig naar die rooie. Maar na een dag of twee waren het dikke vriendjes. 
De eerste dag stond ik op. In de keuken vloog Tom weer naar me toe en klom gezellig langs mijn zij naar boven. Ik schreeuwde, want in mijn onderbroek, was dat niet echt een lekker gevoel, die kattennagels in mijn vel. Maar hij snorde en snorde.
Beiden katten bleven bij ons. Ze gingen mee, met voer en kattenbak en grit, achter in de auto. In onze Besteleend naar mijn schoonouders. Gijs ging achter de bestuurder zitten, lekker met zijn warme lijfje tegen de rug aan. Af en toe liep ie naar het raampje en zat op de rand. Meestal weer snel terug boven  op de bestuurderstoel. Tom bleef onder in de bak soezen tot we op de bestemming kwamen. Hij was al snel gegroeid, schrokte alle voer op en glansde nu prachtig, net als Gijs. Erg gezond!
Evridiki


We verhuisden naar een huis, waar we de boel kattensafe maakten. De achterdeur open en ze konden in en uit lopen. En als we weggingen, mochten ze de kelder in en weer terug de keuken in.
We verhuisden weer, naar een groter huis. En hier kregen ze gezelschap van Lotje. Een vriendelijk, onder de maat, blauw poesje. Gijs vond het niks. Hij was het gewend om deel uit te maken van het vriendenduo. En nu kwam dat poesje er tussen. Dus ging hij op strategisch plekken zitten. Als Lotje dan voorbij kwam, kreeg ze een lel van hem. Ze keek dan effe verbaasd, schudde wat met haar koppie en liep door. Ik wees Gijs terecht, die mij dan aankeek met een onschuldig gezicht, alsof ie wilde zeggen; ´Wat? Ik? Je moet dat mens hebben, die vervelende trien, die zomaar ongevraagd hier is komen wonen...´ We kregen het hem niet afgeleerd. Tom was zich van geen kwaad bewust en die vond het allemaal gezellig. 
Lotje werd echter plots ziek. Ik had een vrije dag en ze was niet bij me weg te slaan. Achteraf was mijn gevoel sterk dat ze het aan voelde komen. Tegen de avond ging ze tegen een muur zitten. Ze wilde niet eten niet drinken. Ze wilde niet aangehaald worden. Ze zat te rillen. We hebben haar naar de dierenarts meegenomen. Mijn vriend ging zelfs mee om laat nog te assisteren bij een operatie, want het werd steeds erger. Maar ´s morgens hoorden we dat ze was overleden. 
Gijs en Tom bleven bij elkaar, ook toen mijn vriend en ik afscheid namen van elkaar. Ik had het hart niet om Tom te scheiden van zijn vriendje. Soms had ik met ze in de serre gezeten, na de lunch. Lagen ze beiden slap op mijn benen en deden we een dutje. De een wilde niet voor de ander onderdoen. En hoe verschillend ze ook waren, ze waren gek op elkaar! Tom kreeg last van zijn nieren. Speciaal voer en zorg rekte de boel nog wat op een paar jaar. Maar toen belde mijn ex dat ie was doodgegaan. Rotgevoel! Je wilt naar hem toe rennen om dat verdriet te delen. Iets houdt je tegen..er is al zoveel gebeurd. Gijs werd nog ouder. 
Later kwam er weer een kat. Ik had er niet bij stilgestaan. Een forse kater. Ik woonde weer op een flat. De kat was bedoeld voor mijn Indonesische vriend. Die doopte hem Toean Edi Koemis(meneer Eddy Snor). Hij had een tuigje voor de kat. Hij liep elke dag de trap van de flat af en het trapje buiten. Dan naar het grasveld achter de flat. Het tuigje verdween en de kat liep op en neer. Ik stond te kijken wat ie allemaal deed. Terwijl hij op het gras zat, ´stuurde´ hij de kat weg. En commandeerde hem weer terug te komen. De kat leek wel met een onzichtbaar draadje aan hem vast te zitten. Zo liep ie weer terug en met een big smile kwam ie weer binnen. Twee dagen later was het tuigje niet meer nodig. Verbaasd zag ik dat het op tafel lag en vriend met de kat buiten. Vanaf die tijd liep de kat naast hem de trap af, links naar achter en deed al het gevraagde, zonder ook maar aanstalten te maken weg te rennen over het gras. Terwijl het een uiterst nieuwsgierige kat was. Maar mijn vriend verdween uit mijn leven en toean Edi en ik bleven achter. Hij had de gewoonte genomen om over het balkon te springen naar het aangrenzende gedeelte. Waar hij al gauw de flat van de buurman binnendrong. Ik bood aan om het af te maken, ik wilde geen gedoe. De buurman, een aardige muzikant vond dat grote onzin, zelfs toen ik hem vertelde over de eventuele gevolgen. Een tijd later lieten die zich zien. Buurman had een vriendin inmiddels. Ze wilden op een dag weg gaan, maar mijn kat was nergens te vinden. Ze zochten in alle hoeken en gaten...niks! Tot dat vriendin opeens twee ´koplampen´ in de linnenkast zag. Edi zat gezellig achterin op een stapel lakens, die door zijn gewicht omhoog waren gekomen...
Uiteindelijk verhuisde hij met me mee naar de grote stad. In een fiks huis woonde ik met mijn nieuwe partner. Die verwende de kat. Een beetje maar. Als hij wilde gaan koken en een pan pakte, ging de kat aan de eetkamertafel zitten. Ik vertelde dat ik dat niet meer wilde. Geen gevoer aan dat beest, terwijl wij aten.
Ruzie over Edi. Geen kat meer aan tafel, wel een boos kijkende vriend. Dat had een teken moeten zijn. Niet lang daarna verdween ook hij uit mijn leven. Edi werd liefderijk opgenomen in een alleszins christelijk gezin.
Ik verwacht dat hij geen kunstjes meer doet, geen biefstukjes meer krijgt, maar goedkopen brokken en ´s avonds stukjes voorgelezen uit de bijbel. 
Wat volgde was een katloze periode. Tot ik een vriend bezocht met een spiritueel centrum. Op het stuk natuurterrein werden regelmatig dieren gedumpt. Gewoon over het gaas gekieperd, vertelde vriend. Net als de dame, vertelde hij. Ik keek naar beneden, waar een minikatje me aankeek. Nee, dacht ik bij mezelf, ik wil even alleen voor mezelf zorgen. Maar voor ik wegging, had ik toch een ander besluit genomen. Ik nam haar mee, profesorisch in een dichte doos. Thuisgekomen opende ik het karton, ze sprong met een sierlijke zwaai haar nieuwe stee in. Ik zocht naar een naam. Ze heette Suleika, een Arabische naam, die ´verleidster´ betekende.. Je hebt hem verdiend, zei ik tegen haar(ik praatte altijd tegen mijn katten), want je hebt het toch voor elkaar gekregen met je prachtige ogen. Het ging allemaal goed, maar op een gegeven moment nam ze toch de benen. Ik wilde geen binnenkat meer en liet haar regelmatig naar buiten. Geen goed idee als je alleen bent en onregelmatig werkt. Misschien vond ze een ander huis, waar ze te eten kreeg en aandacht. Ik hoop het maar. 
Toen ik Fred tegen kwam, liepen we een keer in het buitengebied. We hoorden piepen. In een boerensloot vonden we een klein grijs met wit poesje. Weer boden we pleegouderschap aan. Ze scharrelde rond in het appartement. Dit werd dus Solveigh. En toen we verhuisden kwam daar een prachtig zwart poesje bij, die Evridiki werd genoemd. Het trio werd compleet door Catootje. Een lapjeskat uit het asiel. Ze zat altijd te wachten tot we thuis kwamen. Als een witachtige theemuts, met de pootjes onder haar lijf achter het hek in de tuin. Als we ons huis naderden in de auto, sprong ze over het hek en wachtte keurig bij de voordeur. En ´s avonds maakten we een wandeling door de nieuwbouwwijk. Zij liep dan een meter of 8 achter ons, volgde op afstand. Een koddig gezicht. Na een tijdje wist iedereen in de buurt, dat ze bij ons hoorde. Ze zagen ons lopen en even later kwam onze madame er achter aan. 
Catootje



Inmiddels zitten we in onze hondenperiode. We zijn in de gezegende omstandigheden dat dat kan. Familieleden dachten dat ik poezengek was. Nee, dus, ik heb geen hekel aan ze, maar een lichte voorkeur voor honden. Het grappige is, dat een goeie vriendin een hondje heeft gehad altijd. Tegen de tijd dat die aan het einde van zijn latijn was, verdween bij mij de katten. Zij kreeg echter aanloop van katten en is inmiddels helemaal om. Zelfs bij het werk lieten ze zich zien. Ik noem haar gekscherend kattenvrouwtje. En ik ben overgeschakeld op honden. 
Maar om ´s morgens vroeg te schrijven is het niet gelukkig. Hoe dol ik op ze ben, voor mijn geestesoog zie ik van die mini-tijgers door het huis sluipen. Op kousevoeten, onhoorbaar zacht. Ze drukken hun prachtige snorren. Ze staan op de vensterbank en kijken gebiologeerd naar buiten, zonder enig geluid. Of ze kruipen op een kussen en snorren gemoedelijk en onophoudelijk. En soezelen in het zonnetje. Ach, hoe anders dan die deugnieten van ons. Ze buitelen over elkaar heen. De een bedelt om te spelen met haar ring of bal. Als ik de ander aanhaal, blaft ze jaloers. En toch schrijf ik mijn stukjes. Ik trek me op aan die schrijvers die kinderen hadden. En veel beter dan ik. Dan buig ik mijn hoofd in deemoed.

zondag 20 mei 2012

Feestje

Een man en een vrouw. Losjes naast elkaar. De man heeft rossig dik haar en ietwat grote ogen. Doen een beetje aan Bambi denken. Handen in de zakken. De vrouw staat er naast. Witte jurk. Sluier. Het haar bij elkaar in een zedige wrong. Achter hen hangen wat sullige lampen aan een snoer. Bijna achteloos. 
Uit niks blijkt eigenlijk dat ze zojuist getrouwd zijn, behalve dan de jurk van de vrouw. Hun houding zindert niet van de passie. Misschien was dat ook niet de bedoeling. Ze zijn op hun eigen feestje. Zo´n honderd man waren uitgenodigd. Voor het afstuderen van de vrouw. Tenminste, dat dachten ze. Het bleek hun trouwerij. Ik weet niet of ze met veel voorpret dit hadden gepland. Of dat één of beiden van hen er op gehoopt hadden nadat er van alles veranderd was in hun leven.  Het kan ook zijn dat de foto bewust vrij expressie-loos is genomen. We zullen het nooit weten. De vrouw heet Priscilla. De man Mark. Hij is een kersverse miljardair. Zat jaren terug te prutsen in een studentenkamer aan een programma op het internet, zodat een aantal vrienden met elkaar via dat medium konden kletsen en contact houden. Wat zij deed, weet ik niet. Misschien woonde ze in het zelfde complex en zat ze naast hem. Het lijken een beetje nerds. Maar misschien zie ik dat helemaal verkeerd.
De hobby van meneer is wat uit de hand gelopen. En op een gegeven moment is er ´iemand´ geweest die hem op het idee gebracht heeft, de hele handel naar de beurs te brengen. Aandelen uit te geven. Met als gevolg dat hij 104 miljard gecasht  heeft. Een paar dagen erna kom miss Chan, Priscilla dus in een witte jurk met sluier vanachter de kast gesprongen.  En trouwen ze. Wordt ze mrs. Zuckerberg. Mijn fantasie draait dan op volle toeren. En aangezien ik een aardig verdorven geest heb, vraag ik me af of hij eerst fortuin wilde maken, voordat hij om haar hand durfde vragen. Of dat zij een ongekende golddigger was, die allang geschoten had, dat hij eens een very wealthy guy zou worden. Eentje die Bill Gates tot stuntelende amateur zou bestempelen in één slag. Want achter die bruine Aziatische ogen ligt misschien een hele wereld, waar ik totaal geen kaas van heb gegeten. Zijn ze nu in gemeenschap van goederen getrouwd. Of houdt Markie(het is nog zo´n jochie) meteen de hand op de knip en heeft ie grenzen gesteld aan wat een scheiding zou kunnen opleveren? Het lijkt me zo´n droge met die scheve raadselachtige glimlach om zijn mond. Zo prijken ze dus nu op het Facebookprofiel van Mark. De baas van het spul. Met één simpele klik heeft ie zijn status aangepast. Van single naar in een relatie.
Hoe zou dat nou voelen? Dat je van student naar miljardair gaat in een paar jaar. Omdat je een mooi idee hebt en dat in de praktijk brengt? En hoe bevat je dat je in één klap zoveel miljard op de bankrekening hebt staan. Durf je dan makkelijker geld uit te geven? Koop je dingen waar je jaren van droomt? Een groot huis, dure auto´s, maak je cruises op een luxe schip(mits die niet op een rots in Italië klapt)? Krijg je ineens andere vrienden. Eet je anders? Wordt je uitgenodigd door ´belangrijke mensen´? En ga je daar dan heen? Weet je wat je aan moet trekken, moet zeggen en vooral ook niet zeggen? Welke onderwerpen taboe zijn? Ga je ineens anders stemmen? Of van links zijn naar rechts? Voel je je schuldig? Ga je vrijwilligerswerk doen? Liefdadigheidsgala´s organiseren, omdat je eigenlijk vind dat het niet eerlijk is ten opzichte van anderen, dat je puissant rijk bent? Of heb je schijt aan alles en ga je ´dansen op de vulkaan´? 
Trek je je terug in je huis en wantrouw je mensen? Denkend dat ze je alleen maar leuk vinden, omdat je geld hebt. Het zijn zomaar vragen. Je zult maar ineens Mevr. Zuckerberg zijn. Of meneer. De naam lijkt me joods. Vertaald is ie nog leuker, vind ik. Suikerberg! 
Ik vind het ontwapenend. Een Amerikaan die de Amerikaanse droom waar maakt. En dan op een vrij eenvoudig feest met lullige peertjes op de achtergrond zijn lief trouwt. Toch houd ik mijn hart vast. Waar is de verliefde blik. De tedere hand. De ingehouden zoen? Ze komen me toch net iets te nerdy over. En dat zou niks zijn voor mij. Nog voor geen 100 miljard. Maar goed, ik wens ze alle geluk. De Suikerbergjes. Omen est nomen. De naam een voorteken. Mazzel tov dan maar!

woensdag 16 mei 2012

Titanic-taferelen

De VVD stelt voor om mensen in onze maatschappij te korten op hun bijstandsuitkering indien ze geen voldoende Nederlands spreken. Ze willen niet langer de lispelende medelanders spekken via de bijstand. Ik ben daar voor, mits dan ook de Nederlanders die met hetzelfde ´euvel´ rondlopen verdwijnen van b.v. de publieke omroepen. De Barbie´s die ons beeldscherm ´sieren´ met onbegrijpelijke onzin, die ook profiteren van door ons zuurverdiende en betaalde belastinggeld. Die nog geen boodschappenbriefje kunnen schrijven ondanks de inzet van HKH prinses Laurentien en co. Ik vrees dat het voorstel van de VVD het niet gaat halen. En Sterretje en hoe die gozers ook mogen heten, zitten bij de commerciële zenders. Het leven is oneerlijk en bij wijle zeer ingewikkeld. Zeker voor de werkende Nederlander, die netjes zijn belasting betaalt en met lede ogen ziet hoe politici tot diep in de nacht vergaderen aan iets onbegrijpelijks, daar heel blij mee zijn en ondertussen vergeten te vermelden dat over enkele maanden de boel weer opnieuw op scherp gesteld wordt en de hele poppenkast overnieuw begint, terwijl in Brussel Europese politici zich kapot lachen. Zij maken ons steeds wijs, dat de Grieken in de Eurozone blijven, ook al wil Dimitri met de pet keer op keer laat weten, dat ie dat helemaal niet ziet zitten, net zo min als zijn evenknie Anastatia(toeristen uit Duitsland worden daar al belaagd en terug gestuurd) en ook Juan en Juanita protesteren in Madrid. Ze hebben weinig meer te doen omdat ze ondanks dikke diploma´s werkeloos zijn zonder uitzicht de komende jaren. En ook in Rome, Dublin, Lisabon zullen de protestborden niet lang meer op zich laten wachten. Het lijkt er op dat alleen de Brusselse politici met champagne en kaviaar in hun rubberbootje ronddobberen op de Europese zee en naar de kant roepen dat ´er helemaal niks aan de hand is...´ Laat ik nou altijd van mijn moeder geleerd hebben, dat je met volle mond nooit mag praten. Onfatsoenlijk en compleet onverstaanbaar wordt je er van...
Wie zei dat ook al weer? ´Let them eat cake?´ O ja, de Franse koningin voordat ze met kroost verdween richting de guillotine...de vogeltjes zullen de laatste kruimeltjes van haar koude hand gepikt hebben, terwijl het gepeupel luid juichte. L´histoire se repete, zegt men dan! Zou je ook een toeslag kunnen krijgen voor het spreken van extra talen in de Verenigde Staten van Europa, mocht je in de bijstand komen?

dinsdag 15 mei 2012

Nostalgie

Sinds we in het bezit zijn van digitale tv is de charme er van af. Kiezen tussen zo ongeveer 150 kanalen zorgt er voor dat ik lusteloos rondzap en desondanks niks van mijn gading vind. Terwijl ik als kind nog feestelijk ging zitten voor het veel te grote tv-toestel in afwachting van wat ging komen, op tijd, want het kreng moest langdurig opwarmen, alvorens de studio van Hilversum in beeld kwam en de charmante omroepster naast een beeldig bloemstukje ging vertellen wat we te zien kregen. Iets wat ik allang in mijn hoofd geprent had.
Mijn moeder vertelde dat ik vroeger gek was op televisie kijken. Dat klopte niet helemaal of eigenlijk niet. Het is nu niet meer voor te stellen, maar in ons dorp gebeurde weinig van belang en dat zorgde ervoor dat mijn nieuwsgierigheid niet bevredigd werd. Mijn brein hunkerde naar nieuws, naar informatie, naar beelden, geluiden en wat dies meer zij, die ik nog niet kende.
Vandaag besloot ik niet te gaan zappen, in plaats daarvan zette ik mijn zinnen op een speciaal kanaal. Ouderwets woord tegenwoordig! Ik stemde af op Nostalgienet. Daar kwam dus een uitzending in beeld over het jaar 1975. Uitermate boeiend, want allereerst was het van een ongekende traagheid, erg grijs en zwart-wit en met commentaar door een uitermate beschaafd en duidelijk sprekende heer. Kom daar nu nog eens om. Bovendien bediende hij zich van ´echt Nederlands´met weinig vreemde woorden. 
We kregen te horen dat in 1975 de zomer net zo warm was als in 1911 en 1942, geloof ik. Voor onze ogen verscheen ´nieuws´ uit dat jaar. Mijn brein dwaalde, onder het zien van straten uit die tijd met ongelooflijk ouderwetse auto´s(waarbij ik de bijpassende kleuren zelf meteen ´zag´) en woest uitziende interieurs met enorme figuren op het behang en ietwat vermoeide vijftigers die staakten, omdat ze met 58 niet meer aan de bak zouden komen. Protestdoeken, spreekkoren. Even later zag ik een vrolijk rokende menigte, waartussen premier Joop den Uyl zich bevond en gezamenlijk maakten ze zich druk over het executeren van enige mensen in het Spanje van France zonder enige vorm van proces. Verrek, leefde die toen nog? Ja dus.
In datzelfde jaar vond ook de kaping van een trein plaats door een groep Molukse jongeren in het hoge noorden. Ik bedacht me dat ik toen die kant op wilde, maar me net op tijd bedacht. Hetgeen niet waar bleek te zijn, dat gebeurde pas een jaar of 2 later.
In 1975 was ik 18 jaar in de zomer. Ik had net de MAVO afgesloten met niet verholen tegenzin en diploma, waarbij ik baalde omdat ik net 1/10 punt tekort kwam om een 9 te laten prijken op mijn lijst voor engels. Ik had ook mijn 10 vingers blind machineschrijven-diploma behaald. Ik zat onder de puisten omdat mijn moeder het in haar hoofd gehaald had om ijsjes te gaan verkopen vanuit huis en we haar beste klnaten waren, hetgeen onze huid niet ten goede kwam. 
Nadat ik de vlag had uitgehangen en mijn boeken er aanvast, vanuit een ballorig gevoel, besloot ik dat ik wel wat ontspanning verdiend had. Ik werkte in het weekend bij een benzinepomp, waar ik lekker verdiende.
Dus kocht ik een tienerkaart, waarmee ik enkele dagen door ons kikkerlandje kon ´treinen´. Lekker in mijn uppie zou ik enkele uithoeken gaan bezoeken. Allereerst ging ik naar onze hoofdstad. De keer erop naar Zeeland, vraag me niet waarom, maar Vlissingen en Middelburg leken me wel wat. En om het af te ronden, wnat ik meen dat je 3x mocht reizen, naar het hoge Noorden toe. Friesland of Groningen of zoiets.
Ik ging wel naar Amsterdam met de zenuwen. In ons kleine dorp gonsde het altijd van de enge verhalen over de grote stad en Amsterdam spande wat dat betreft de kroon. Als je het mocht geloven, dan werd je bestolen, verkracht en verkocht als blanke slavin, mocht je het wagen om drie stappen buiten het Centraal Station te zetten. Een betere aanbeveling kon een tiener niet krijgen. Op naar het Westen dus. Met de moed van de helden der Berezina stapte ik in de trein en reed derwaarts! 
In het CS aangekomen klom ik uit het treinstel en ging naar buiten. Ik liep schichtig rond, op van alles bedacht. Er gebeurde niets. Ik vermeed het drukke centrum, wat niet erg moeilijk was en voor ik het wist, liep ik langs de grachten. Het kostte me enige moeite om de schoonheid er van te genieten, ik had het veels te druk om potentiële dieven en ander geboefte, die toch in grote getale overal aanwezig moesten zijn, te herkennen en zo te voorkomen, dat ze hun boze plannen konden uitvoeren. Het was prachtig weer. De bomen waren groen en weerspiegelden in het water van de grachten. Er heerste hier en daar aardig wat rust, voor zo´n grote plaats. Een stuk verderop begon ik wat te ontspannen. Ik ontmoette een jongeman, die vriendelijk naar me lachte. Het leek een buitenlander, dus dat zou wel goed zijn. Hij had donker glimmend haar, een open gezicht en was wat getint. Verder droeg hij een blauw gestreept shirtje en een spijkerbroek. Hij liep, net als ik met zijn handen in zijn zakken. Doelloos zo leek het tenminste. We raakten aan de praat. Mijn vermoeden bleek te kloppen. De jongeman, ik ben zijn naam vergeten, was een Amerikaan, hier op vakantie. In mijn zondagse engels spraken we met elkaar. Dat wende snel. Hij informeerde wat ik zoal hier al gezien had. Niks dus. O, dat was ook wat. Vervolgens hebben we, kletsend en lachend, want hij had ook een groot gevoel voor humor, Amsterdam. Hij liet me de Dam zien, de Kalverstraat, de binnenstad en zo meer. Het werd een erg gezellige dag. We hebben wat gedronken en namen wat te eten. 
Uiteindelijk namen we als vrienden afscheid. Waarbij ik hem hartelijk bedankte voor het mij tonen van mijn eigen hoofdstad. Hij nodigde mij uit om 'ooit' een bezoek te brengen aan hem, dan zou hij mij zijn hoofdstad laten zien: Washington. Want daar woonde hij! Hij vond mij wel vermakelijk, geloof ik. Jaren nadien hebben geschreven met elkaar. Zijn achternaam verraadde zijn latino-afkomst, dat herinner ik me nog. 
Ik ging tevreden in een hoekje weer terug naar Brabant. De vooroordelen van de dorpelingen sloegen nergens op. Je kon dus helemaal niet vertrouwen op de verhalen in het dorp, zoveel was duidelijk. Het vergrootte in mij de drang om weg te gaan. Uit te breken uit dit dorp en de wereld wat verder aan een onderzoek te onderwerpen. En dat heb ik gedaan.
Mijn MAVO-diploma leek toen nog wat. Net als het typdiploma. In het zaaltje, midden in het grote dorp dichtbij oefenden we. Er zaten weliswaar gekleurde dopjes op de toetsen van de loodzware typmachine die ik mee zeulde. Maar dat was niet voldoende volgens de leraar. We dienden met de handen op de kniën te zitten, terwijl het licht werd uitgedaan. Dan de tafelrand opzoeken, de toetsen en zo, in het donker de opgelezen tekst tikken. Dat lukte wonderwel. Zo werden we klaargestoomd voor de toekomst, die echt zoiets behoefde. Ach, had ik toen geweten, dat er er zoiets als een laptop aan zou komen met alle info van dien. En digitale tv met 150 zenders of meer. Waarbij geen mens meer tegen de gevel geplakt de antenne diende te verdraaien, maar via een kastje alles geregeld zou worden, inclusief de telefoon als men dat wilde.
Maar evenmin dan dat, wist ik dat ik terug zou keren in net zo'n dorp als wat ik achter had gelaten. Uit eigen vrije wil. Nee, niet mijn eigen dorp, dat niet.
Dat alles was me nog geheel onbekend. En maar goed ook! Hoe zou ik anders hebben kunnen begrijpen, hoe lekker het is, om op een regenachtig middag in mei in mijn eigen verleden te duiken, waarin het heel rustig, grijs en beschaafd was? En ik heb me genoten! 
O ja, de top 40 kwam ook nog voorbij! Beelden van Radio Noordzee en Radio Veronica. Shocking Blue met Mariska Veres. Die ongelooflijke ogen. She's got it! We kochten singles en haalden gratis de top 40 van die week bij de Muziekhandel. Met ons zuurverdiende geld van de pomp kocht ik de nieuwste liedjes, die 'hip' waren. Die hoorden we op de radio. En we zagen ze bij Toppop met Ad Visser als presentator en Penny de Jager als danseres. Elke week weer. Mijn vader vroeg dan of het absoluut nodig was 'die herrie en dat geschiefer'. Want Twiggy speelde in een zwart/wit clipje waar je ogen zeer van deden. Voor geen goud gaven we dat toe. Mijn vader was immers een fossiel, een versteend iets uit een archeologische opgraving, die daar geen kaas van had gegeten? Wij vonden dat hij zich er niet mee moest bemoeien, dat deden wij ook niet met Studio Sport. 


Ons wereldje was zo goed en overzichtelijk. Datzelfde jaar werd dat geschokt, omdat een groep idealistische Molukse jongeren een trein kaapten. We wisten niet eens wat dat was 'kapen'. Het was apart om zo te zien en heel zielig dat daar mensen vastzaten in die trein. En hoe moest dat met eten en poepen daar op die rails? We zagen ook Den Uyl en van Agt die justitie deed vergaderen. En opeens vlogen er rakelings straaljagers over die trein. Er vielen doden. We snapten er niks van, waarom dat moest. Gelukkig was het ver weg aan de andere kant van het land. We waren dus best nog veilig. Toch veranderde er van alles. En nu? Nu kijk ik terug, vol nostalgie. Ik zie Mevrouw den Uyl voorbij komen, die Rooie Feministische vrouw met een sigaartje en een kapsel waar Beatrix een moord voor zou doen. Ach, wat waren we naïef. Wisten wij veel dat er nog veel meer geweld onze kant op zou komen. 9/11. Revolutie in Islamitische landen. We zagen Spaanse gastarbeiders toen, op kamertjes wonen. En Italianen. Later kwamen pas Turkse mannen. En Marokaanse. Allochtonen, wat zijn dat? Gerd Leers scheurde op een brommer rond, had toen waarschijnlijk nog een vetkuif. En Wilders knikkerde en huilde als ie verloor in Venlo. Devaluatie, recessie, babybomer? 
Toen had je nog religie, zuilen, rangen en standen. Niet meer voor te stellen, nu. Ach, een uurtje terug. Naar toen, met nostalgie, met weemoed en verbazing om wie en wat we waren...



Wonderen


De kracht van de kapotte Kwan Yin of de vloek van de gouden tand


Er was veel rumoer in de keuken. Ook voor in het restaurant zelf. Veel geschreeuw over en weer, tussen het gerammel van pannen en lepels. De chef, een dikke Chinees van onbestemde leeftijd, gedroeg zich onverdragelijk. Tjang Tjong trok zich er niks van aan. Hij bleef onder alle omstandigheden zichzelf.  Sinds hij jaren geleden met zijn stokoude oma hier was aangekomen, meegesmokkeld en later ondergebracht bij de onbekende achterneef van haar, had hij geleerd te glimlachen en er verder het zijne van te denken. Met zijn vrolijke lach en open ogen en zijn stekende dikke haren vormde hij de lieveling van het personeel hier. Hij wist met zijn fratsen een ieder op te vrolijken en te amuseren. Amper 4 turven hoog glipte hij overal onder en achter door, de rondzwaaiende pollepels en spanen handig omzeilend, die de groten regelmatig hanteerden in hun stress. Vandaag was het wel extra erg. En om de boel nog wat meer te verergeren, bleek het zeer druk. De hele wereld stommelde naar binnen in het smoezelige restaurant. Eenmaal de grote draken te zijn gepasseerd ging men of richting tafeltjes of naderde de balie waar bestellingen geplaatst werden. In een mum van tijd verscheen dan door het schuifluikje het gevraagde, dat vervolgens door handige handen in neutraal papieren ingepakt en al dan niet met zakjes sambal, kroepoek en de prijslijst verdween in gretige handen om thuis door hongerige monden verorberd te worden. Helaas, vandaag ging er van alles mis. Een pan met saus omgekieperd, zodat een grote smeerboel de boel bemoeilijkte. Vervolgens had iemand kruiden vergeten toe te voegen in een ander gerecht. En waren enkele bestelbriefjes verdwenen. De chef kuurde zich uit op de arme Tjang Tjong, die gewoontegetrouw gebukt zich voortbewoog door de keuken. Nu werd er een meisje gevraagd om de vloer schoon te maken om verdere ongelukken te voorkomen. De chef vloekte en schold. Zijn bovenarmen glommen van het zweet. Tjong Tjang zag aan zijn gezicht dat hij boordevol adrealine zat. Hij maakte Tjong Tjang uit voor ´rattengebroed´ en meer van dat fraais. De jongen wist dat hij nu geen grapjes moest maken of een olijke blik trekken, dat zou olie op de golven betekenen. Hij deed alsof ie onzichtbaar was. Dat moest het scherpste randje er wel af halen. Heel vaak vroeg hij of ie mee mocht helpen met koken. Meesmuilend keek de kok hem aan. Nee dus, hoe durfde ie het te vragen. Opeens klaboem! Er gebeurde iets in het restaurant. Tjang Tjong durfde niet te gaan kijken, want daarvoor moest hij de keuken verlaten, ten strengste verboden dus. Zelfs niet door de klapdeur te gluren, die door het bedienend personeel werd gebruikt of de meisjes om stiekem te roken. Hij wachtte af. Ondertussen stond de keuken stil. Simpelweg geen mens om nog iets te doen. De chef naar voren, de nummer twee kok naar achteren voor een sanitaire stop en de koksmaat stond buiten met een rokertje. Tjang Tjong keek naar de wok. Wat rook het lekker. De keuken was dan niet groot, maar de meester verstond zijn vak. Het water liep hem in de mond. Schuw keek hij naar de klapdeur en het schuifklepje. Stilte. Niks te zien. Snel trok hij het trapje uit de hoek er bij en plaatste het voor het fornuis. En voor hij het wist, had hij de grote houten lepel te pakken en roerde in de enorme wok. Hij wist dat het ding groot was, maar niet zo groot. De geuren drongen nog beter zijn neusgaten binnen. Hij roerde, zodat het eten niet zou aanbranden of gaan plakken door droogte, een absolute doodzonde, dat had de meester al vaak verkondigd. Dat lukte met moeite. Hij boog zich wat voor over om goed te kunnen kijken. Ach, wat zou het heerlijk zijn om even te proeven. Hij zakte het trapje af om een lepel te zoeken. Eenmaal gevonden, kroop hij terug naar zijn uitkijkpost en bukte naar beneden, zodat ie de lepel door de brij kon halen en proeven. 

De chef had het probleem snel opgelost. De vreselijke drukte zorgde voor een rij met wachtenden. Eén dame werd onwel en viel flauw. Tegen een piëdestal aan met daarop een enorme vaas. Die tuimelde om. De vrouw hield zich vast aan een man naast haar die op zijn beurt dat niet verwachtte en toen de andere kant op wankelde van de schrik en zo een beeld van Kwan Yin om deed vallen. Oei, het personeel schrok. De Feng Shui holde zo achteruit. Bleek keken ze naar elkaar, niet goed wetend wat te doen. Dus deden ze maar niks.

Zo kwam de meester weer terug in de keuken. Zijn 2e kok kwam net de keuken weer in. Tevreden keken ze naar de schone vloer. ´Waar is Tjang Tjong?´ vroeg de chef. Zijn collega haalde zijn schouders op. Het meisje met de dweilemmer kon ook geen uitkomst geven. Ze keek glazig voor zich, terwijl ze de emmer mee naar buiten nam om te legen. Dommig keek de chef met zijn natte armen naar het trapje. Toen begon eindelijk te dagen, wat er gebeurd was. Hij keek naar beneden, in de wok. Daar lag, naast een restje eten weinig meer. Hij keek om zich heen. En toen weer naar de bodem van de wok. Een paar dikke weerbarstige Chinese haren lagen er. Die viste hij er uit. En toen liep hij naar een krukje in de hoek. Daar begon hij, onder de belangstelling van de anderen, onbedaarlijk te huilen. Hij snotterde, snikte en smoorde in zijn grote zakdoek. En pas daarna kon hij antwoord geven op de vraag waarom. Hij legde aan de rest van het personeel uit, dat Tjong Tjang gesmolten moest zijn. Er lagen immers alleen wat armzalige haren onder in de lege wok? 

Ik kreeg een telefoontje van de Chinese gerant. Het duurde even voor ik begreep wat zijn vraag was. Of ik in de meegebrachte bakjes eten wilde kijken. Naar haren, eer oor of iets...o wacht...een tand misschien? Een tand? Ja, de arme Tjong Tjang had van zijn vader(die op de wilde vaart werkte in de Gele Zee) een gouden tand gekregen. Mocht er ooit iets gebeuren met zijn oogappel, dan kon dat zijn verzekering zijn, zijn redding, vertelde hij aan zijn moeder. Ik beloofde de gerant dat ik zou kijken en vroeg mijn gasten me te helpen. Even dacht ik dat ik ook iets vond. Er glom iets in het eten. De gouden tand? Maar nee, het bleek een stukje ei te zijn uit de Foe Yong Hai. Ach, ik kende de jongen niet persoonlijk. Maar door de paniek van de gerant, de ongerustheid van het personeel en het ontembare verdriet van de kok, die maar bleef huilen en van geen ophouden wist, leek het wel of ik hem toch kende. En hij zat in mijn hoofd, samen met zijn lot. De tjap tjoy en de bami, de miehoen en de saté ze wilden niet meer smaken. Niet voor mij noch voor mijn gasten. We wilden nog maar één ding: weten waar Tjang Tjong was gebleven. Helaas, het lot van de jongen bleef een mysterie. De kok hield niet op met huilen. De keuken kwam in verval, ook omdat de 2e kok zich schuldig voelde. Het hele personeel was in de war, vanwege de kapotte vaas en Kwan Yin. En zo raakte het restaurant in verval. De oma van Tjang Tjong ging terug naar China en stierf van verdriet. En ik voelde me ook niet lekker. Daarom wil ik vanaf deze plek alle kleine jongetjes waarschuwen! Kijk nooit te ver naar onder en buk je niet te diep, al scheld en vloekt je meester nog zo. Want de gevolgen zijn niet te overzien. Moge Kwan Yin jullie allen bijstaan! 


woensdag 2 mei 2012

Moe

Ik zit in de kamer. Slecht geslapen vannacht. Of niet dus. Zwijgend kijk ik naar mijn wederhelft. Zwijgend drinken we koffie en wurmen ons ontbijt naar binnen. Hij staat op. Zet zijn bordje en mok op het aanrecht. We nemen afscheid. Neemt zijn tas en doet zijn jas aan. Buiten pakt hij zijn fiets. Weg is tie. Ik laat de honden uit. Daarna maak ik nog meer koffie. Ik zet de tv aan. Bah, wat slist die nieuwslezeres zeg. Ik kan niet eens haar naam verstaan. Wie neemt zo´n mens eigenlijk aan. En wat een stomme achtergrond, hoe is het mogelijk? Ja, dit was het nieuws. Ga maar gauw, je bent allang teveel voor mijn ogen. Volgende programma. O nee, eerst de reclame. Wat een stom muziekje zeg. En wat een zeur, dat mens die bang is dat ze teveel betaalt. O, hier het programma weer. De anchorwoman had haar haar wel eens mogen wassen.Wat een vette kop.  Mijn hemel, wat ziet die presentator er anders uit vandaag. Vroeger was ie toch altijd wild aantrekkelijk met schitterend lange benen. Nu lijken het wel bonenstaken, moet je kijken! Ze eindigen zowat bij zijn oksels. En hij heeft ineens heel brede heupen, wat raar. In zijn gezicht zitten opeens rimpels. O liever, diepe vouwen, die zwarte schaduwen trekken over zijn gezicht. O nee, hij fronst ook nog...nee, dat zal helpen. En zijn ´leuke piekharen´ zijn helemaal niet leuk. Het is een amechtige poging om er 20 jaar jonger uit te zien. Niet dat een 20jarige er zo uit wil zien. I.p.v. het gewenste effect is het nu meer een uitgerangeerde pensionado, waar geen huisvrouw in de overgang nog voor zou vallen. Wat een rotberichten toch allemaal, het is 3 x niks. Tv maar uit trouwens. Geen zin in. Ik kijk rond. Radio aan. Klassiek. Altijd goed. Terug in mijn stoel hoor ik knerpende violen. Om koppijn van te krijgen. En eindeloos gepingel op een vleugel. Wie zit daar nou op te wachten op dit uur? Wat een rotkeuze, hoe verzin je het? Uit, met dat ding. Rust. Zalige stilte. Ik zucht eens diep. En kijk rond. Streng dirigeer ik de honden terug de keuken in. Ik sluit de rolluiken en gordijnen. En ga naar boven. Daar doe ik die andere gordijnen dicht, die voor mijn ogen. Ik ben niet te genieten. Niet eens voor mezelf. Dus laat ik de wereld een lol doen. Mijn honden. En mezelf. Ik zucht nog eens diep als ik het matras onder me voel. Nog even niet. Dan slaap ik in....Straks zal alles anders zijn...Zzzzz...