dinsdag 19 maart 2013

Fotoke met glimlach

Tandartsen horen niet tot mijn favoriete mensensoort. Bakkers, restaurateurs, buschauffeurs, schrijvers en nog meer mensen gaan hen voor, wat mij betreft. Vreemd eigenlijk, één van de vakbroeders die het waagde om onverdoofd te verdwijnen in mjn keelholte en door ´het gerommel´ een trauma produceerde, dat jaren later nog diep in mijn hersenpan verborgen en verankerd zit en op de meest vreemde momenten weer naar boven te piepen en mijn lijf onder stroom zet vanwege de onwezenlijke irrationele spanning...is sterker dan de vakmensen die daarna kwamen en met engelengeduld mij behandelden.
Ergens in mijn mond was een tand aan het zeuren. Ik piekerde me suf wat het kon wezen. Losgeraakte vulling? Verzakking in de kaak? Gespleten of aangetast glazuur? Tandvlees ontstoken? Enige tijd had ik dat gevoel van vage pijn genegeerd. Het zou de kou wel wezen of de hitte van thee of soep die me soms adem benam. Of misschien een of ander fiemeltje dat zich met duivels genoegen genesteld had in het ´fietsenrek´, de engtes tussen mijn gebit.
Maar het ging niet weg de pijn. Er moest wel iets aan de hand wezen, al kon ik er de vinger niet opleggen. En net voor mijn weekje vrij begon het doorzeuren. Alsof een dreinerig kind bezig is, net wanneer moeders last heeft van pms en de plee brandschoon aan het poetsen is omdat én haar moeder én haar schoonmoeder tegelijk op visite komen. Niet handig dus, zeg maar...
Ik slikte pijnstillers, geheel tegen mijn gewoonte in. Dat was lekker, al kon ik na een paar uren weer het doosje openen en van voren af aan beginnen. Ik ging vrolijk door...
Toch moest er niets gebeuren. Ik belde min of meer vrolijk de assistente. En maakte een afspraak. Op de dag zelf stond ik op tijd op. Ik poetste en ragde alsof dat zou helpen. Het kauwen aan één kant zou wel niet meer lang duren. 
Onbekend met de oorzaak van het probleem sloeg mijn fantasie op hol. Alle mogelijkheden kwamen uitgebreid aan bod. Ik werd er enigszins depri van. De liefde van mijn leven had zich nog niet bij ons gevoegd, in het land van de levenden. Dus nam ik leesvoer mee, negeerde de berichten op de buienradar en fietste richting het volgende dorp.
Het miezerde wat. Ik pootte mijn rijwiel in het rek. Voor me, achter het grote raam zaten vijf mensen te wachten. Vijf? O mijn god. Nou ja, niks aan te doen. Onderweg had ik alle heiligen van de meeste wereldreligie´s aan geroepen, om niks aan het toeval over te laten. 
De wachtruimte was voorzien van design knalgroene stoeltjes. Ik nam mijn boek ter hand en draaide mijn stoel enigszins naar het licht. De tandarts kwam binnen. Zij en haar personeel droegen allen een polo-shirtje in het zelfde groen als de stoeltjes. Kindertekeningen zaten tegen de balie geplakt. Ik kon zien dat ze het druk had en haar best deed om efficiënt te werken. 
Al snel was ik aan de beurt. Ik lag onmachtig horizontaal. De assistente aan één kant. De arts aan de andere kant. Haar heerlijk Vlaams accent en gevoelige benadering vormden de punten waaraan ik me vastklampte als een drenkeling van de Titanic aan een plankje van niks in de oneindige oceaan. Ik legde het probleem uit. Zij zei: We gaan eens kijken. Eerst trok ze met een tangetje door de minieme ruimte tussen twee tanden. Daarna leek het alsof ze een kei in haar handen hield. Ze tikte daarmee tegen een voortand. Daarna tegen de snijtand. ´Voelde ge da? En dit?´ Ja, mevrouw Flintstone, zoude gij da niet voelen als ik uw email bewerk met zonne kei? dacht ik, maar ik gaf de sociaal wenselijke antwoorden en deed een poging een glimlach te produceren met open mond. Onbegonnen werk natuurlijk. ´Effekes kijken naar uw tandvlees´ mompelde ze. En roetsjte met weer iets metaalachtigs onder het tandvlees door...was te hebben. Stilte....Ze keek naar de assistente, die op haar beurt keek naar het beeldscherm van de computer, zoals een monteur bij de APK van een auto. Ik voelde me net zo dom.
De gekleurde vakjes , blauw, zeiden me weinig meer, dan dat ik aardig wat geld had over kunnen maken naar de kittige Vlaamse. En blij dat ze me zo goed begeleidde daarbij, telkens.
´Laten we een fotokke nemen, eens zien ´oe ´t er bij staat...´ Ja, laten we dat eens doen. Ik begon te transpireren. Er werd een zwart geval geklemd aan een soort beugel, wat in mijn mond gefrut werd. Die ik natuurlijk te snel sloot, meewerkend van aard als ik ben. Maar een 2e poging gelukte. De dames trokken zich terug en ik lach, stijf met de ogen dicht. Klik, klonk het. Tandarts naar voren om te kijken wat voor fraais er te zien was. Ik zag in mijn gedachten een verwijskaart en de kaakchirurg die met een soort slagersschort voor, vol bloed mij met satanisch genoegen verdoofde om zijn werk te doen. Wat neerkwam op een giga krater in mijn kaak. Hij was lekker bezig en wroette met worstvingers in die put om de zenuwen te ontwarren en die netjes op een rij op de zijkant te draperen. In mijn angst werkte de verdoving niet. Hij en zijn twee assistenten zagen niet wat dat met mij deed en ik spreidde mijn ogen en probeerde te knipperen en wanhopig te kijken, maar mijn lijf was als bevroren en ik kon niet eens één vinger bewegen, laat staan een hand optillen of praten. De vrouwen leunden ´gezellig´ op mijn keel en schouder om vooral niks te missen. 
Dat zou verschillende blauwe plekken op gaan leveren en een hese keel de eerste 2 maanden....
In werkelijkheid deed ik mijn ogen open. Op het minitieuze teeveetje zag ik een aardige donkere meneer dansjes doen met kleuters. Eerst bewoog hij zijn kontje van links naar rechts en daarna deden de kinderen precies hetzelfde. Ze hadden erg veel plezier, dat zag ik zelfs zonder geluid. Geen kontje kon echter mijn dag kleuren. Alleen mijn tandarts kon me uit mijn lijden verlossen, als het dan toch moest gebeuren en me snel de jobstijding brengen.
O god, daar was ze al en verscheen in mijn blikveld. ´Dit zie ik eigenlijk nooit´ begon ze. De slager veegde zijn handen schoon en zijn helpster vertoonde een reuzeninjectie voor mijn gezicht. ´Hebge iets hard gegeten, dat ´krak´ zei op een gegeven moment?´ Nee, ik kon me niks voor de geest halen. Ach, jawel, die verrekte dropjes natuurlijk! Dat was het. Nooit, nooit, nooit meer zou ik één enkel dropje in mijn mond stoppen, al was het maar om er op te sabbelen. ´En dan nog wat anders...zijde gij verkouden geweest?´Ja dus. De Vlaamse tandarts begon uit te leggen. Wat ze nog nooit gezien was, dat iemand een snijtand had, normaal begon dat pas voorbij de 2e snijtand, dus aardig ver achter in je mond, waarbij zo´n lange wortel zat. Die van mij voorin is superlang, reikt tot aan de sinus. Omdat ik verkouden ben geweest(niks bijzonders volgens mij) loopt de holte boven de kaak vol, drukt op mijn zenuw van de wortel en dat ´zeurt´ bij mij dus...Meer is het niet. Ik keek de goeierd verliefd aan. Dat kon niet waar zijn. Vergeten de kei tegen mijn tand, de kaakchirurg vervaagde en ik trok in gedachten een lange neus. Opgelucht stond ik weer verticaal. Kwestie van het snot, eet u smakelijk, kwijt raken. Dat schijnt dus langer te kunnen duren dan ik dacht...en de vullingen vervangen we binnenkort, die zijn wat gekraakt...O prima dokter! Geen probleem. Suffig maar opgelucht liep ik naar de balie en paste, nu voluit glimlachend mijn volgende afspraak aan. 
Onderweg ging ik nog een supermarkt binnen om in te slaan voor het koken. De wortels heb ik maar laten liggen...effe geen zin in! 

zaterdag 16 maart 2013

Zin

´Hoe is ´t nou, Roos?´
´Ach, weet je Saar. Het is niks. Ik mis hem. Ik weet het niet.´
Samen zaten ze achter. De zon scheen door de keukendeur naar binnen. De poes waste zichzelf grondig met haar pootjes. Eerst maakte ze die nat en vervolgens wreef ze zich door haar gezicht alsof haar leven er vanaf hing. 
Beiden namen nog een teug thee. ´Het is nog maar kort. Tien weken is het nog maar. Je mot nog effe wennen..Je kunt moeilijk verwachten dat het binnen een paar dagen gepiept is. Dat zou raar wezen, niet dan?´ Roos beaamde dat. Ze wist het ook wel, diep van binnen. Ze schonk de kopjes nog eens vol. De poes keek wat suffig naar de stofjes die in de zonnestraal voor haar dwarrelden. Een zinloze actie.
´Hij was zo lief. Echt mijn vent.´
´Nou, om eerlijk te wezen´, begon haar vriendin en buuv. ´Ik heb je wel eens anders horen praten.´
´Hoe bedoel?´
´Gewoon...je zat wel ´s te klagen, kan ik me herinneren. Omdat ie toch niet altijd aan je verwachtingen voldeed, zak maar zeggen.´
Als door een wesp gestoken, keek Roos naar Saar. ´Nou hoef je niet zo dom te kijken. Lieverd, je had het aardig voor elkaar. Hij deed alles voor je. Je hoefde maar te kikken. Of ben je dat vergeten?´
´O, bedoel je dat...´ Saars hand maakte een wegwerpgebaar.
´Pas op je kopje meid. Voor jou was het gewoon. Maar laten we eerlijk zijn. Welke vent aanbidt zijn vrouw zo? Wie gaat er zo voor zijn meissie door het vuur. Velen hadden met je willen ruilen, als je dat maar weet!´ Saar keek wat vinnig. ´Het is toch zeker zo. Bijna niemand houd het 44 jaar vol, op die manier. Dat is een unicum, hoor.´
´Ach, begon Roos weer. ´Ik voel me zo leeg.´ Ze begon zacht te huilen. ´Hij was een goeie vent.´ Haar vriendin ging achter haar staan en streelde haar bovenarmen. ´Ach gossie...´ Het huilen ging naadloos over in snikken. Saar liet haar maar begaan. Ze keek naar de muren en het plafond. Jesses, kon wel een opfrisser gebruiken. Die sigarettenrook had een lelijke gele laag veroorzaakt. Onder haar handpalmen kwam het schokken tot een einde. Ze ging weer zitten.
´Freek deed het best. Maar nu...wat moet ik nu? Ik sta ´s ochtends op. Ik sjok naar de badkamer. Een natte lap over mijn gezicht. Dan kijk ik in de spiegel en denk: o God, heb je haar weer. Ik bekijk de donkere wallen onder mijn ogen, de uitgezakte oogleden. Mijn haar pluist, geen model in te krijgen. Mijn nek kun je zo op een kalkoen zetten, geen hond die het verschil ziet. Mijn borsten hangen voor mijn navel. En zo kan ik wel effe doorgaan. Ik doe mijn duster aan en loop de trap af. Geen puf om me aan te kleden. En make-up? Ik moet er niet aan denken. Voor wat, voor wie? Eén beschuitje eet ik, soms een halve. Met een kop slappe thee. En dan ga ik terug naar bed. De dag is één groot zwart gat.´
Mismoedig keek Saar naar haar. Zo kende ze haar niet. Wat moest ze in hemelsnaam. Zo´n treurig geheel...
´Wat was er dan zo speciaal aan die vent van jou? Dat je hem zo mist. En dat je niet meer verder kan. Mijn god, het is maar een man hoor. Ik bedoel maar...´
Roos zuchtte eens diep. ´Hij deed alles. Ik maakte zijn lijstje klaar. Hij bracht de rekeningen weg, die ik invulde. Hij haalde het spul om te koken. Hij zette koffie en riep me dan voor een samen-zijn. Hij bracht mijn kleren naar de stomerij, waste mijn auto, tankte hem vol. Alles weet je, echt alles, bedoel ik.´
´Nou, dan kan je dat nu toch lekker zelf doen, kom je gelijk buiten´ begon Saar.
´Dat is het hem nou net´, bracht Roos vertwijfeld uit. ´Ik heb het er niet op! Ik ben verdomme gewoon uit mijn doen. Ik ken gewoon niet buiten die man, mijn Freekie was alles.´
Voor de ogen van Saar verscheen Freek, zoals ie nog leefde. Niets was hem teveel. Haar man zat heel anders in mekaar. ´Net een wijf, die Freek´, zei die, weinig diplomatiek. ´Ze zijn gelukkig!´ pareerde ze dan.
´Tja, dat zegt ie, de lullo. Een pantoffelheld, dat is het. Geen vent! Freekie doe ´s dit, Freekie haal ´s effe droppies, mijn keel doet zeer. Freekie mijn sigaretjes zijn op. Freek bel ´s voor de schoorsteen. Bah, wat een rotwijf. En wat een sukkel, die Freek. Houen van, mijn reet. D´r slaafie, dat was ie.´
´Weet je..´ klonk de stem van Roos. ´Zonder hem ben ik niks. Ik heb niks meer te doen.Met hem was ik alles. En nou is het voorbij. Mijn leven heeft geen zin meer. Soms overvallen me de gekste gedachten...´
´Bah, gadver, je moet zoiets niet zeggen.´ Saar dacht aan die twee samen. Er zat een hoop in, wat haar man zei. Freek sjokte met zijn mand voor de markt. Freek sopte de wagen. Freek legde sigaretjes neer.
Nu zuchtte Saar. ´Mijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn...´ hoorde ze. 
`Nee, dat geloof ik ook niet´, zei ze. En dacht aan de lulhannes. Dat zo´n flapdrol nog zoveel kon betekenen. En zo´n leegte achter kon laten. Het leven zat toch vreemd in mekaar. Wie had zoiets nou verwacht. 

Saar zat achter in de aula. ´Ze is nu weer bij haar geliefde Frederik. En daarmee zal haar geluk compleet zijn´, prevelde dominee. Jaja, dat zal het wezen, dacht Saar. Ze was zich rot geschrokken toen dat akelige bericht kwam. Roos had zich er bij neergelegd, letterlijk. Maar eerst had ze nog een plek gezocht voor de kat. Wat een geluk moest het wel wezen, nu ze voor eeuwig bij haar Freek terecht zou komen. Weldra zouden de gele keukenmuren tot het verleden horen. Er was geen ontsnappen mogelijk voor Freek...zoveel stond vast. 

Bonnetje

Dirk plofte in de crapaud.  ´Zo, dat viel mee.´ Hij zuchtte diep. Toen stond ie op. ´Even een kopje thee zetten.´ In de keuken zette hij water op. In het kastje vond hij zakjes thee en een theekopje. De suiker op het schap. Het water floot bijna in het keteltje, maar Dirk draaide het gas uit. ´Ik lijkt wel gek. Ik wil een borrel.´ Hij trok zijn jas aan en daarna de deur achter zich dicht.
Buiten nam de bittere kou bezit van hem. De wind sneed door zijn lijf. Hij zette zijn kraag op. Gelukkig was de slijter niet ver weg. 

Zittend in de huiskamer nipte hij van zijn aankoop. De jenever trok een spoor door zijn lijf. ´He, dat doet een mens goed.´ Hij dacht aan de jaren er voor. Hoe hij haar tegen was gekomen. Een frele meisje met donker haar, een mooi lijntje en de nodige welvingen. Haar stem klonk hemels. Ze droeg eenvoudige kleren. Geen make-up. Daar had ze een hekel aan. Sieraden ook niet. Sjaantje pur sang. Een meid om te zoenen. Zijn arm  om haar middel. Ze rook naar frisheid. 
Hoe anders verliepen de jaren daarna. De zuinige bruiloft. Het langzaam wennen aan het inwonen en toen...toen hun eigen huis eindelijk kwam, richtten ze het met hun zuur vergaarde spaargeld. Pas op dat moment begon hij de overeenkomsten te zien met haar moeder. Het subtiele afkatten van haar vader. En later van mannen in het algemeen. Lijdzaam had hij het aangezien. Zij nam het voortouw en eerlijk gezegd vond hij het best. Ze bestierde het huishouden, ze deed alles, regelde alles. En hij zorgde voor het geld, het inkomen, dat het mogelijk maakte. Dat ze geen kinderen konden krijgen, was niet een groot probleem geweest. Ze hadden er nauwelijks over gepraat. Kinderen zorgen voor rommel, viezigheid, wanorde. En ze groeien op, worden tieners. En dan beginnen ze vrijpostig en brutaal te worden. Je maakt je druk dat ze in het goeie spoor blijven. En dat ze geen verkeerde vrienden maken, met alle gevolgen van dien. Nee, Sjaantje was er niet rouwig om.
Het leven nam zijn loop. Sjaantje begon ouder te worden. Hij kreeg allang zijn arm niet meer om haar heup gelegd. Trouwens, als ie dat probeerde, weerde ze hem af. Ze hadden immers geen verkering zoals een jong koppel. De warmte van het echtelijke bed was allengs verdwenen. Als een onzichtbaar ijzeren gordijn lagen ze beiden op hun eigen stuk matras. 
Sjaan deed  hem een voorstel. Ze kon nauwelijks slapen, vertelde ze. Hij snurkte. En daarom leek het haar beter om apart te gaan slapen. Gewoon....ieder een eigen bed. Plek genoeg in het huis. Veel praktischer! Ieder een eigen kamer, ieder hun eigen nachtrust. Ach, hij had nog wel tegen geprutteld. Maar, zoals gewoonlijk, alles wat zij voorstelde was eigenlijk een gebod. En hij? Hij deed immers braaf wat zij hem vroeg. Geen moment kwam het in haar op, zich af te vragen wat hij dacht, voelde of wilde. 
Even boodschappen doen. Met het briefje dat ze hem gaf. De kleren aandoen, die ze klaar legde op de stoel, nadat hij gedoucht had. En mee naar de verplichte verjaardagen. Van haar familie. Want die ene broer van hem, daar kwamen ze allang niet meer. De vrijgezel die soortgelijke mannen op visite had bij gelegenheid, wie wilde daar nou zijn. De bierlucht, de sigarettenrook. En dan die vervelende buurvrouw die altijd en eeuwig daar hing met haar kinderen. Alle vier krijsend en schreeuwend. Nee, dat was voltooid verleden tijd.
Sjaan werd gezet. Ze hadden hun levens keurig gescheiden met een masker van burgerlijke netheid en gepaste tevredenheid. 
Dirk slofte zijn dagen door. Zij vertelde hem wat te doen, waar en wanneer. Hij volgde, zoals altijd.

Hij had gebogen gestaan. De sjaal. Ach, ze had een hint laten vallen tegen haar vriendin. De sjaal had ze gezien. Veel te duur natuurlijk. Een fatsoenlijk mens zou zoiets nooit kopen voor die prijs. Ook al was ze bijna jarig. Bespottelijk, het idee alleen al. Dirk had het zwijgend aangehoord. En op die dinsdag dat ze uit bridgen was, sloop hij het huis uit. En had het ding gekocht.Mooi ingepakt. Wat zou ze verrast opkijken. 
De werkelijkheid was anders. Ze had verbaasd gekeken. haar wenkbrauw opgetrokken. En toen zijn cadeau tevoorschijn was gekomen, rood aangelopen. In de hoek had ze het gesmeten. En hem toegesnauwd, hoe hij op dat bespottelijke idee was gekomen überhaupt. En wanneer hij het gekocht had. Het liep uit op ruzie. Haar vriendin probeerde de boel nog te sussen. Nou die kreeg ook de wind van voren. En daarmee kwam  een voortijdig einde aan het kleine feestje. 
Toen was het idee gekomen. Hij trok zich terug in de keuken, de vriendin ijlings verdwenen. Sjaan lag op bed, ze had het niet meer, zo waren haar woorden. Hij zette een kop thee na een poos. En met zijn liefste stem had hij gevraagd om beneden te komen om rustig haar thee te drinken. De sjaal lag nog in een hoek van de kamer. Het doosje had ie opgeborgen in de buffetkast. 
Ze dronk inderdaad van haar thee. Ze leek opgelucht en kalm. Hij kon haar ogen niet zien. Toen ze wat dromerig voor haar uit keek, voelde ze iets. Hij gebruikte alles wat in hem was. En de sjaal deed toch nog onverwacht dienst. Ze kon niks meer, geen kik gaf ze. Haar ogen puilden uit, het theekopje bleef eerst hangen in de lucht en kletterde toen op de grond. Eén droge kik, dat was alles, voordat haar lijf op de grond plofte. Hij hijgde van inspanning.

Zijn borrel was leeg. Vanaf zijn crapaud sprak hij tegen haar. ´Weet je, je lijkt heel wat...maar eigenlijk ben je een kutwijf. Altijd geweest ook. Dirk, doe dit, Dirk haal dat. En ik, de idioot, heb het altijd gedaan. Ik leefde in de veronderstelling dat je veranderen zou. In de lieve Sjaantje zoals ik je vroeger kende. Maar nee, je veranderde alleen de andere kant op. Weet je nog hoe verbitterd je moeder was? Nou, je hebt het geflikt! Jij bent haar voorbij gestreefd. De sjaal was iets als een laatste hoop. Ik willde je een plezier doen. Maar jij hebt alles veranderd, jij rotwijf. Een heks ben je. Voor je eigen vriendin heb je me gekleineerd en beledigd.´
Dirk begon te snikken. Van onder uit zijn buik borrelde het op. En niks ter wereld kon het nog stoppen. 

Uiteindelijk werd het stil. Dirk voelde aan zijn dode vrouw. Ze begon af te koelen. Hij keek in de telefoongids. ´Jammer dat je je zelf niet kan opruimen´ zei hij tegen haar. ´Je had altijd zo´n bloedhekel aan rotzooi. Nou ja, zal ik het maar weer doen.´ Ah, eindelijk had hij het telefoonnummer gevonden. Hij toetste het in. ´Containerbedrijf ten Cate? Ja, als het kan...morgen is prima. Er moet hier nogal wat opgeruimd. Ik wil het een en ander veranderen. Geweldig, u weet niet half hoe blij ik er mee ben. Dank u wel. Tot morgen dan!´
´Nou, je zult wel blij zijn. Ik ga een grote schoonmaak beginnen. Morgen al. Fijn he?´ zei hij sarcastisch. ´Maar eerst wat anders...´ Met moeite prutste hij aan het sjaaltje tot het los liet. ´Dit breng ik morgen fijn terug naar de winkel. Zoals je wilde, lieverd. Want je weet...voor mij is jouw wil wet.Gelukkig heb ik het bonnetje bewaard. Precies zoals je mij dat geleerd hebt.´ Tevreden vouwde hij de sjaal op en legde hij het in het doosje, dat hij voorzichtig uit de buffetkast tevoorschijn haalde, het kassabonnetje bovenop. En nam nog een borrel. 

zaterdag 9 maart 2013

Van een lampje, een beeld, wat zonden en een zwaan

Sinds het bericht dat zij zou komen, ging ik nadenken. Plannetjes uitbroeden. Wat te doen, waar, wat te laten. Dit wel, dat niet. Te duur, te gewoon, te gek, te saai. Daarna realiseren: toch handig om wat te overleggen met mijn lief, die eerst en vooral deel uitmaakte van het ´pretpakket´ dat zou volgen. En dan, later , met haar zelf. Ze had ons een paar keer gastvrij ontvangen in Noorwegen. We voelden ons er niet alleen welkom, maar relaxed, thuis zogezegd. En nu tijd om de zaak om te draaien. Sommige dingen hoefden we niet eens uit te spreken naar elkaar. Die vonden mijn wederhelft en ik zo vanzelfsprekend en gewoon.
Op weg naar het vliegveld werden we ongeveer weer 5 1/2 jaar oud. Vol verwachting klopte ons hart. We werden ongeduldig, springerig, uitbundig en gapperig. Het niet langer kunnen wachten, maakte dat we plakkend tegen de ruit de ontvangsruimte in staarden. Het miezerige licht daar ontnam, samen met de weerspiegeling op het glas, de kans om goed te zien of ze de deur verderop door kwam gelopen, het trapje af of er al stond bij de bagageband. De mensen uit Scandinavië waren geeneens blond, ook zoiets raars. Driekwart van het vliegtuig zat vol met brunettes en zwartharigen en het handjevol rossige of blonde ´Vikingen´, bleken later gewoon polderjongens uit de Randstad te zijn of vlasharige Amsterdamsen. Bah!
Uiteindelijk ontwaarde ik haar dacht ik. Gezeten op een bankje kon ik zelfs aan haar rug aflezen ´het zal mijn tijd wel duren´. Een verstandige vrouw, die...alle Noren, Zweden, Finnen zich druk liet maken om zelf doodgemoedereerd af te wachten tot de hal leeg zou zijn, haar overgebleven koffertje van de band te tillen en dan naar de utgang te sjouwen. Dat bleek dus allemaal te kloppen. Wij begroeten haar met rijkelijk overdreven uitroepen en kussen, waarbij we dienden te bukken. Ze meet nog geen 1, 60 meter. Vervolgens togen we naar de trein, kleppend, lachend alsof we een stel Mediterrane lui waren...

Eenmaal thuis kletsten we gewoon door, totdat we zowat alle drie omvielen. Allerlei onderwerpen passeerden de revue en het was berengezellig. Maar onze lijven protesteerden. Eerst zag ik bij Fred ´het licht  uitgaan´, daarna was bij Kari de koek op en ik sloot de ranken. 

De volgende dag vroeg er uit, ik ging naar schrijfles. De anderen bleven in bed. Rond het middaguur verscheen ik weer in de echtelijke woning. De achterblijvers hadden bij de bakker lekker brood gehaald en wat er op en hadden zich tegoed gedaan aan het spul. Ik volgde en we besloten naar Roermond te gaan. De bus in. Een bleek zonnetje was ons deel, een leuke bonus, niet voorspeld. Al gauw slenterden we de stad. Ik baalde, want ik vergat mijn camera mee te nemen. Die twee namen foto´s van allerlei detail en we hadden een onbeperkte tijd tot onze beschikking. Tenminste zo voelde dat. Kari verbaasde zich over enkele dingen, wees ze aan. Door onze gast vlogen we niet zoals gebruikelijk, voorbij aan de leuke en historische dingetjes. En door haar vragen vertelden we over de historie van de stad en de regio. Zo liepen we door. 
Het gewone waaraan we zo vaak en zo gemakkelijk en gedachteloos aan voorbij gegaan door ons, kreeg opeens wat meer glans door haar belangstellende vragen. Alsof er een lampje aan ging en er op scheen...We gingen verder. Ergens in de straat die naar de brug leidde, hing een blonde dame uit het raam. Ik herkende haar als een van de schrijflustigen van de ochtend en zwaaide enthousiast naar haar. Ik hou van het beeld waarin een straat met mensen en verschillende huizen, de geluiden en mensen die uit het raam hangen of een praatje maken op straat. Dat deed ik ook met haar en en passant meldde ik aan Fred wie zij was en andersom. Kari ´ontsnapte´ even en dook een sportwinkel in om enkele vesten en tassen te bekijken. Door naar de oude brug. We wilden naar het Frans aandoende stadsdeel er achter. Maar onze gast hield de pas in op de brug. Onder ons het groenige water dat rimpelde. Het verkeer aan één kant en de rust aan de andere kant. Er kwam een zwaan aan gezwommen. Hij of zij was zwart, met een rode snavel en een witte dwarsstreep over de bek. Terwijl Kari foto´s schoot, liep ik de trap naar beneden af om te proberen de zwaan te lokken, zodat ze van dichtbij kiekjes kon maken. Dat lukte maar meneer of mevrouw Zwaan begon geluiden te maken. Even later zage we waarom, een mede-zwaan kwam stresserig aangezwommen onze kant op. Nu waren er twee dus. Klik, klik, zei de camera. Het viel me op dat de ene zwaan een blauw kraagje om had. Een beetje strak en ik kreeg het plaatsvervangend benauwd, als notoire claustrofoob. In mijn brein bedacht ik hoe ik de statige vogel zou kunnen bevrijden van die onvrijwillig aangebrachte kraag, maar tegelijk gingen er gedachten rond over sterke zwanen, die wanneer ze zich onveilig voelden of hun kroost wilden beschermen moeiteloos en zonder waarschuwing een arm of been braken van een volwassen man. Daarom zag ik er vanaf. Bovendien: hoe krijg je een wilde zwaan zover dat ie even stil zit om zoiets weg te halen zodat ie weer normaal lucht krijgt door zijn strot en kan eten? 
We liepen weer terug de stad in. Kari vond Roermond groot. Wij, zoals het echte Nederlanders betaamt, bestreden dat met een ´oh, valt wel mee´. We kregen zin in een versnapering. In een leuk etablissement namen we plaats. Het oorspronkelijke idee om wat te drinken lieten we maar varen. We hadden intussen honger gekregen. En de luchtjes uit de keuken versterkte dat nog alleen maar. Onze vriendin zocht de laatste tijd uit welk eten goed met haar lijf correspondeerde en probeerde ook nog wat gewicht te verliezen. Een aardig grote opgave, vonden wij, maar ok. Een heerlijke salade verscheen voor haar neus en wij vielen als een blok voor lekkernijen uit de stad. Maar eerst namen we wat te drinken en...de onvermijdelijke foto als geheel. Waarbij ik mijn logge lijf over de tafel moest draperen om ook op de foto te verschijnen. Het resulteerde in een beeld waarbij ik als een nieuw soort Muppet in de show om de hoek kwam kijken. Iets waarmee ik wel kon leven. Noorwegen is ver weg en ik, arme drommel, vergat op dat moment dat de social media al diezelfde avond zich bekommerden voor een en ander....

Ach, ik vergeet helemaal te vertellen dat we een tijd rondzwierven in de hoge grote kerk. We slenterden en zagen grote schilderijen, mooie kerkbanken versierd met motieven van St. Jacob, de grote zeeschelp. En ik zag een stel inmense houten beelden bij ekaar staan. Het leek net een zootje bij elkaar gezet, alsof het een magazijn betrof of een zolderplek. Dichterbij gekomen bleek het te gaan om een biechtstoel. De beelden flankeerden de 3 secties ervan. Misschien wilde men in het verleden een afschrikwekkend beeld er voor laten zorgen dat je echt alle zonden uitspuwde in het gezicht van de priester, die je dan kon voorzien van de absolutie, zodat je er ook zeker van kon zijn dat je zieltje weer witter dan wit het zonlicht in kon gaan en je opgelucht aan een nieuwe serie zonden kon gaan bouwen. Een onvermijdelijk vervolg. En een geluk voor de priesters. 
We gingen naar de supermarkt om spul in te slaan om te koken, de dagen die erna zouden komen. Kari keek rond en verbaasde zich over sommige producten. Ze vergeleek de prijzen en zo meer. Ik zocht etenswaar die ze zou kunnen verdragen en we tuurden naar de ingrediënten, dat wil zeggen zij keek en wij spelden de dingen die gevaarlijk waren, want we hadden beiden geen leesbril bij ons. Opeens viel me op, dat het tijd werd om huiswaarts te gaan. De honden moesten nodig uit gelaten, het vlees in de koelkast en de bus gehaald. Anders zouden we met alles een uur moeten wachten. Alles ging naar wens en we keerden veilig terug. De koelkast volgepropt. Eén volwassene erbij, hoe kan dat zo´n groot verschil maken, bedacht ik. Volslagen belachelijk! Hoe doet een gezin dat in godsnaam? Toch goed om de koelkast, de stad, de bustochtjes, de zwanen opnieuw te bekijken in een ander licht. Dus niet alleen zij had een avontuurlijke ervaring, maar ook wij.... En nog een paar dagen meer...benieuwd wat er nog meer in het verschiet ligt!

vrijdag 8 maart 2013

Foutje! Bedankt...

Dit kan dus eigenlijk niet....vorig jaar ging het nog goed. En nu...dit jaar opeens loop ik in de stad. Er is maar één vrouw nodig om de internationale vrouwendag dit jaar bijna compleet te vergeten...ik kan niet veel verklappen, maar ze is Noors, ze verblijft tijdelijk in onze nabijheid, ze grappig en we hebben het geweldig leuk. Het lijkt een excuus, maar dat is het niet...even alles vergeten...
En daarom lieve vrouwen: sorry...Ik ben jullie niet (helemaal) vergeten en jullie zijn en blijven speciaal in mijn leven! Eén troost...komend jaar is er geen vrouw in de buurt om de boel te verstoren, dus dan zijn we weer ´onder elkaar´. Hoop dat jullie een superdag hebben gehad!