donderdag 26 juli 2012

Petje af


Het was helemaal de bedoeling niet. Ik zou een leuke, goeie vent tegen het lijf lopen. We zouden op elkaar vallen. En dan ´gewoon´ happy verder leven. Gewoon....
Ik was het even vergeten. Dat er nog ietsje meer aan vast zat. Een goeie vent moest eerst gemaakt worden, opgroeien, het een en ander achter de kiezen krijgen en stevig in de schoenen gaan staan. 

Daarvoor zijn allereerst een stel ouders nodig. En ja, die produceren vaak nog meer kroost als de eerste goed gelukt is.


Dus toog ik, eenmaal verkering hebbend, naar het huis van zijn ouders. In mijn handen een boeketje geklemd, met zorg uitgekozen. Een ferme handdruk en haar ogen keken me aan. Ik reikte haar die bloemen.
´Die breng je me nooit meer´, zei ze. ´Dat maak ik zelf wel uit´ antwoordde ik haar. De toon was gezet....


We bleven zo met elkaar omgaan. Een soort rauwdauw manier van communiceren. Plagerijen, droge opmerkingen die door anderen gemakkelijk verkeerd opgepakt konden worden. Ach, we kwamen beiden uit Brabant, allebei spraken we nu het dialect van deze streek. En ook deelden we de recht voor zijn raap onze mening delen. 
Met zijn vader kon ik het ook goed vinden. Hij leek op de mijne in zijn manier van doen en spreken. Dat was nog eens makkelijk. En dan nog het zusje. Een heel ander type, maar gaandeweg begrepen we elkaar al snel. 


De verkering bleek serieus. En we verbonden ons zelfs door een huwelijk. De schoonfamilie ontving ik als bonus in mijn leven. Gratis en voor niks erbij. Geen stempelkaart nodig en ook geen stickers plakken.
Zij namen me zoals ik ben en ik hen. Ja, dan is het niet moeilijk om daar ook van te houden.
Iets wat vanzelfsprekend lijkt. Maar het niet is. We leefden allemaal met elkaar mee. Als we blij waren of geluk hadden. Als het minder ging of ronduit slecht. 

Een tijd geleden verdween schoonvader uit het zicht. Ziekte eiste zijn tol. Nauwelijks bekomen, was het nu de beurt aan schoonmama. Lekker is dat dan. Egoïsme steekt de kop op. De wens alles te laten zoals het is. Medeleven, koffie, hartelijkheid, een plek om te delen en gezellig te zijn. Maar als de gezondheid het laat afweten en een dierbaar iemand daar aardig last van heeft, dan is dat geen optie meer.


Afscheid nemen is nooit leuk. Plotseling of abrupt is nog vervelender. Het drukt je nog meer met de neus op de feiten. Dat je er ingestonken bent. En gewoon gruwelijk van mensen gaat houden. Van die mensen waar je lief geboren en opgegroeid is. En mee vergroeid. En jijzelf ook. In een mum van tijd. 
Dat was niet de afspraak. Maar ja, wat is dat wel in het eeuwig veranderende leven? Je zegt ´dag´, zo goed als je kan. Je deelt je verdriet met diegenen die achterblijven en regelt een afscheid dat er mag zijn.
En je probeert jezelf de tijd te gunnen om het een plek te geven. En met wat je toebedeeld wordt in het bestaan een weg te zoeken. Met vallen en opstaan. Net zoals zij heeft gedaan. Petje af. Hand omhoog. Dag! Tot later! En door weer...Mooi mens...om nooit te vergeten...

woensdag 4 juli 2012

Schat

Het was een uiterst merkwaardig ontdekking. Ik fietste de weg naar het kruispunt. Midden op dit episch centrum van het dorp stond een tas. Zomaar. Geen boodschappentas. Een damestas. Pontificaal op het wegdek, voor geen mens te missen. Bijna parmantig, zo van ´zie mij hier ´s staan.´ Vreemd! Ik stapte af en raapte hem op. Oef, wat was dat kreng zwaar. Ik wilde hem openen, dat was echter niet nodig. De beugeltas stond al open. Gretig keek ik naar de inhoud. Er zat in: een pakje filtersigaretten(aangebroken), een aansteker doublé, een poederdoos(ook doublé). Verder nog een portemonnee(met geld en pasfoto´s) Ai, wat keek die meneer lelijk! Zeker niet zijn dag geweest bij de fotograaf. Een paar bankboekjes van de Boerenleenbank. Een lipstick. Twee zakdoekjes. En een pak suiker, twee pakken koffie, een pak koekjes(kletskoppen) en een fles koffiemelk. En nog drie pakjes nieuwe Peter Stuyvesant-sigaretten.
Mijn uitermate romantische verbeeldingskracht had gedacht aan een schat. Een grote som geld bijvoorbeeld.
Helaas, het was een vrij huishoudelijk geheel. Snel nam ik de tas mee. Thuis onderwierp ik de inhoud nogmaals aan een onderzoek. Misschien zat er toch nog een soort van verborgen schat onderin of zo?
Allereerst had ik, mijn opvoeding liet weinig te wensen over, mijn ervaring gemeld aan mijn moeder. Ik opende de portemonnee. Wat kleingeld en briefjes. Ik keek naar het rode briefje van 25 gulden, het blauwe van 10 en naar de munten. Alles bij elkaar tot 37 gulden 85. Zo, die tas behoorde zeker toe aan een vrij bemiddelde dame. Daarna waren de spaarbankboekjes aan de beurt. Gouden letters vermeldden dat het de Boerenleenbank betrof waar mijn rijke dame haar spaarcenten aan toevertrouwde. Logisch, er bestond geen andere in ons kleine dorp. Aardige bedragen werden vermeld in het saldo. Van haar man en verder nog haar 3 zonen. Zij zelf had blijkbaar geen spaarbankboekje. 
Zo werd de identiteit van mevrouw Beugeltas bekend. Het bleek mevrouw M. te wezen. Die woonde helemaal aan de andere kant van het dorp. Nu wisten we ook meteen, waarom die beugeltas daar op het kruispunt stond. Met een kilo suiker, een fles koffiemelk en twee pakken koffie had de beugel het begeven. De knip van de tas kon al niet toe, alles stak er zo´n beetje uit, toen ik hem vond.
Vaak zagen we haar fietsen. Waar de meeste vrouwen ´gewoon´ fietsten en sommige aanstelsters met hun knieën naar binnen gebogen(wat wij jongens een belachelijk iets vonden), fietste mevrouw M. heel anders.
Ze kon ook weinig anders, wanneer ze zich wenste voor te bewegen op haar rijwiel. Want ze had iets wat anderen niet hadden. Een knotsknie. We noemen dat zo onverbloemd, geheel tegen de Universele Verklaring van de Rechten van de mens in(uitgevaardigd door de VN in 1948) Wij hadden daarvan geen weet, ons treft geen blaam. Vandaar dat we het ook nooit gebiecht hebben.
Mevr. M. fietste met haar knotknie naar buiten gericht. Nu was ze al lang van postuur. Daardoor viel de knotsknie(of kk) nog erger op. Haar lange benen waren te lang voor de vrij normale damesfiets, dus staken die uit. Daarbij kwam nog de kk. Een flinke bobbel aan de rechterkant van haar anatomie. Enige voorzorgsmaatregels waar onvermijdelijk. Zo zagen wij haar gaan, met uitstekende knieën(beiden) en de kk met blauwpaarsige kleur aan de rechterkant. Het arme mens kon niet anders. Toch vormde het een potsierlijk gezicht. De jeugd is hard. Wij ook. We konden het niet nalaten om iedere keer erg te lachen om dit tafereel. 
Nu was er dus een ramp gebeurd. Ze had in de haast waarschijnlijk haar kruidenierswaren in haar tas gepropt, na een bezoek aan de Boerenleenbank, waar ze het saldo van haar spruitjes had opgevoerd als appel voor de dorst en ook dat van haar teerbeminde echtgenoot, toog ze naar de overkant. Daar sloeg ze haar spullen in en fietste, kk of niet, huiswaarts. De enorme staken die voortpeddelden konden gemakkelijk een enorme beugeltas met inhoud, waarvan het hengsel het met een zucht begaf laten glijden naar het wegdek, zonder dat mevr. M. iets merkte. Pas toen ze thuis aankwam en greep naar ergens bij het stuur, drong de verschrikkelijke waarheid aan haar door! Geen koffie, melk en suiker voor de visite. Geen sigaretje om op te steken. En, o hemel, de spaarbankboekjes van haar bloedjes lagen ergens in het dorp om opgeraapt te worden door god mag weten wat voor schurk dan ook. De Boerenleenbank zou aanstonds geplunderd kunnen worden. Hoe zou deze ramp kunnen uitleggen aan manlief, die zo zwaar gewerkt had voor dit geld. Ze kon zich de haren wel uit haar hoofd trekken! En ze wilde een sigaret! Nu! O verdorie, zelfs dat was haar niet gegund. Ook de Peter Stuyvesants waren voor altijd verloren. Dat wist ze zeker!
Ze vervloekte haar stommiteit om alles in haar goeie tas te proppen. Maar het was te laat....
Even later kwam ik aangefietst. Dit was een stuk van het dorp waar in nooit kwam. Ik belde aan. Een rood aangelopen lange dame deed open. Ik vroeg haar of ze een tas was verloren? En waar en hoe ik die gevonden had. Toen toonde ik haar het ding. Tijdens dit alles vermeed ik uit alle macht om naar die verdomde kk te kijken. Hier diende ik compassie te betrachten. Daarbij paste geen besmuikte lach. Dit was een dame in grote nood! Mevr. M. was vuurrood aangelopen. Toen ze haar kapotte beugeltas zag en hem in ontvangst nam, kon ze het nauwelijks bevatten. Ze drentelde rond, stond bijna te springen en keek of ze me wilde doodknuffelen. Goddank bedacht ze zich, ik was tenslotte al 13 1/2 jaar oud. Dan ben je al bijna een man. Ze liep naar achter, naar de keuken en piepte: ´Niet weglopen! Ga niet weg jongeman!´ Ik was dat ook geenszins van plan, gefascineerd keek ik naar haar. Ze leek het ene moment te gaan flauwvallen, het andere te gaan ontploffen of in snikken uit te barsten. Uiteindelijk kreeg ze zichzelf in de greep. Ze stond er op dat ik terug kwam en een beloning in ontvangst nemen. Ik was dat niet van plan en deelde haar dat mee. Alleen maar blij dat zij zo blij was met de terugkomst van dit alles. Ik hoefde niks. Eerst probeerde ze me een pakje Stuyvesant mee te geven, ik weigerde dat beleefd. Ze monsterde me nog eens en bedacht dat ik te jong was voor zo iets. Daarna moest ik haar beloven om terug te komen, diezelfde avond nog. Dat deed ik dan maar, om er van af te zijn. 
En belofte maakt schuld. Prompt om 7 uur die avond verscheen ik weer voor de deur van mevr. M. Haar man was ook thuis, zo bleek. Die stak zijn kop tenminste om de keukendeur en gluurde de gang in. Ze wilde dat ik binnenkwam, wat ik bedremmeld deed. Ik staarde naar de vloer en de neus van mijn schoenen. Ergens hoog boven mij stak mevr. M. de loftrompet over mij en mijn eerlijkheid. Ik wenste dat ik weg kon. Na wat een eeuwigheid duurde, kreeg ik van haar geld in mijn hand geduwd en werd nogmaals verzekerd van haar eeuwigdurende dankbaarheid. Ook diende ik mijn ouders te bedanken en mede te delen dat zij mij uitstekend hadden opgevoed. En toen opende zich de voordeur weer en stond ik buiten, opgelucht na dit pandemonium. In mijn hand, die ik pas twee straten verder durfde te openen, zat 5 gulden! Wauw, dat was net zoveel als 5 weken zakgeld! Zie je, toch een schat...
Ik bracht de boodschap over dat mijn verwekkers mij buitengewoon geweldig hadden opgevoed, waardoor mijn moeder glom van trots. Maar verder nam ik me voor om a. nooit meer te lachen over kk en b. me verre te houden van beugeltassen met inhoud op kruispunten. Het was allemaal te verwarrend, ondanks de 5 gulden. Een belofte die ik sindsdien heb gehouden. Niet dat ik nog veel beugeltassen of knotsknieën ben tegengekomen in mijn leven. Wat toch een beetje jammer is...