maandag 21 juli 2014

Teveel

De laatste dagen worden we overspoeld met nieuws. Vorige week voltrok zich een ramp. Ergens in Oost-Europa stortte een vliegtuig neer. Alle inzittenden kwamen om het leven. Als ik de beelden bekijk van de brand, de brokstukken van wat eens een trotse machine was, ben ik daar bijna blij om. Maar verder worden we overspoeld door wat men er zoals vindt, de boekjes met Nederlandse titels, de knuffels, de kapotte koffers. Dat zijn dan de beelden die we geacht worden aan te kunnen. De kapotte lichamen, dat is te triest, te confronterend.
Elke week of maand gebeuren er van die ongelukken of rampen. Ergens in de wereld krijgen mensen te maken met enorme tegenslag, met afschuwelijke gevolgen voor de slachtoffers. Bovendien nog voor de achterblijvers, die hartverscheurend verdriet laten zien. Begrijpelijk.
De schuldvraag dient zich onmiddellijk aan. De politiek stort zich en masse op het gebeuren. Is het Rusland die er mee te maken heeft? Wat is de rol van Poetin? Of waren het de opstandelingen die in Oost-Oekraïne vechten voor waar ze in geloven? Hebben zij een foutje gemaakt en hun raketten afgevuurd op een burgertoestel? Nederland kiest voor de diplomatie, onze 'keurige' Mark Rutte komt in actie en voert 'heftige' gesprekken met Moskou. Obama roert zich. Merkel uit zich. Allen spreken hun afschuw uit. Maleisië probeert info te krijgen, het was hun toestel en vlucht. Cameron springt uit zijn vel, Europa moet dwingender en agressiever handelen, vindt hij.
Ondertussen komen de berichtjes. Kaarsen, gebeden, enz. op Facebook en andere social media. Mensen moeten zich uiten, het een plek geven voor zich zelf.
Vreemd hoe de dingen erger lijken, als ze gebeuren met mensen die je kent. Een landgenoot, iemand uit je dorp of straat, van je club. Niet menselijks is ons vreemd, we maken ons er druk over, begrijpelijk. Niet dat we het niet erg vinden als een Panamees, een Tibetaan of Chinees, een Palestijn of Israëlier iets overkomt. Maar ja, die voetbalt niet met onze zoon, zit niet in de klas met onze dochter. Ook gaat die niet fietsen met onze buurtvereniging of koop paling aan de kraam waar wij onze haring halen.
De gevolgen van deze ramp liggen uitgespreid in een stuk van zo'n slordige 10 km in het vierkant. Ik probeer me voor te stellen, hoe mannen die misschien Stanislaus of  Dimitri heten, boeren of dorpsbewoners in dat verre land daar rondstruinen. Door de burgeroorlog in hun land en de onzekerheid is het leven heel anders geworden. Hun buren zijn misschien pro-Russisch, de ander meer op het Westen gericht. Ze houden zich maar gedeisd, want in een dorp is alles zo rond en je weet maar nooit. Nu struinen ze rond door struiken en over velden. Ze zien de zooi van mensen die uit de lucht vielen. Ze kennen die mensen niet. Het is wel erg, maar ja. Dan vinden ze horloges, hele dure. Boekjes, arg, die kunnen ze niet eens lezen. Paspoorten, tja, dat is wel wat, daar wordt veel geld voor gegeven. En beurzen. Wat te doen? Hun jongens komen met lugubere vondsten. Delen van mensen. Gadver. Er liggen kleren. Daar heeft geen mens wat aan. Ze moeten wel oppassen. Milities houden de boel in de gaten, zoals elke dag. Maar het avontuur lokt, de spanning is om te snijden. In deze barre tijden geldt het 'ieder voor zich, God voor ons allen'. Men moet overleven. Al moeilijk genoeg. En wat hebben die mensen nog aan deze spullen, ze zijn allemaal dood. De mensen in het dorp leven nog. Nou ja, als je dat leven kunt noemen.
Al deze info dendert nog steeds over het scherm. Er worden extra bulletins ingelast. Op de radio klinken sombere dingen. De een zegt dit, de ander doet dat. Nummer drie wacht af.
Gister zat ik in een busje. Ik praatte met de chauffeur over het gebeuren. Opeens tikte het meisje achter me me op mijn schouder. Ze sprak met zachte stem ons aan. 'Of we asjeblieft over iets anders konden praten? Haar vriendin zat nu in het vliegtuig, zij was nerveus en wij praatten ondertussen over lichaamsdelen. Het was haar iets teveel van het goeie.' Ik schrok. En verontschuldigde me. We gingen verder over het weer.
Met die ene opmerking en die vraag, had het meisje me weer terug gebracht in de realiteit. Ik zag haar tranen, haar nervositeit, haar angst. Ze waren tastbaar en voelbaar in dat busje. En ze was één van de velen in het rouwende Nederland, dat net zoveel mensen kenden die rouwden, verdriet hadden en net zo verbijsterd waren als velen elders in de wereld. En ze hadden één ding gemeen. Het was en is teveel. En daarom even pas op de plaats. Even ruimte voor persoonlijke angst, verdriet, verbijstering. En voelen waar het echt om draait in het leven. En wat we delen, gemeen hebben, waar ook ter wereld. In een flat in Amerika, een cottage in Engeland, een datsja in Rusland, een veld in Oekraïne of een busje in Nederland.

1 opmerking:

  1. Prachtig hoe je het gevoel weergeeft, de pijn en het verdriet, het machteloze wachten en ook her hopen van je medepassagier dat haar vriendin wel veilig mag zijn......
    Stil word ik ervan en overdenk bij jouw woorden wat er veel verdriet is en oneerlijk strijden, waartegen of welke onzichtbare vijand dan ook.
    Ieder mens heeft zijn eigen gedachten waar ter wereld we ons ook bevinden, pijn en verdriet treft ons allemaal ooit, of we nu rijk of arm zijn, wat voor geloof of achtergrond we ook hebben ...... In de stilte van verdriet zijn we allemaal gelijk.
    X

    BeantwoordenVerwijderen