vrijdag 31 januari 2014

Bericht van down under

Voordat het een ieder ontgaat, meld ik het maar even: de oudste vogel ter wereld is ter ziele. In de woonplaats Adelaide, Australië door euthanasie de laatste adem uitgeblazen. In de dierentuin. Het betreft een flamingo. Liefst 83 jaar oud. Greater heette de vogel. Groter dan wat, denk ik dan meteen? Geen idee. Ook niet dat zo'n vogel of welke gevederde vriend op deze planeet zo oud kon worden. Of zelfs ouder nog. Ik vraag me af wat de standaard is om af te lezen, dat het tijd wordt voor de dokter. Laat staan voor de laatste prik. Dat ie niet meer op één poot kan staan, langer dan een kwartier? Dat er teveel veren uitvallen? Of dat ie last van reuma heeft in dat water? Misschien dat zijn bek wat botter is geworden of dat ie minder eetlust heeft? Wie zal het zeggen...Een mooie vogel. Ze schijnen niet te hebben geweten of het een mannetje of een wijfje was. Ik snap dat dat niet makkelijk is bij vogels. Maar kom op, 83 jaar, dan heb je toch wel effe tijd om het dier voorzichtig op de rug te leggen en een dierenarts met warme handen te laten zoeken, terwijl de assistente de veren opzij drukt? Hoe dan ook...hij was roze. Ik bedoel maar, u moet niet gek opkijken als er meer vreemde vogels heel oud worden. Geslachtsloos...Hier onder een portret. Mooi he?

 

woensdag 29 januari 2014

Oud maar niet vergeten

Ik had me nog zo voorgenomen om 's middags te beginnen. Maar in mijn hoofd kwam een ander idee op. Allereerst moest ik in de stad zijn om wat op te halen. En het idee spookte al lange tijd rond in mijn kop. Bovendien scheen de zon zo mooi. Hoe lang zou die dat volhouden? Het kon morgen al weer verleden tijd zijn. Of die middag. Dus vergat ik het werk. Ik zette mijn fiets klaar, verzorgde de hondjes, hing mijn fietstas met alle benodigdheden aan de bagagedrager. En vertrok.
Buiten het dorp  zag ik de blauwe lucht. Opgetogen ademde ik de frisse lucht in met volle teugen. Ik genoot op mijn herstelde fiets. Ik besloot de lange weg te nemen, klom omhoog langs de grote krul. Zo kreeg ik vol zicht op de plassen met de vele bootjes en blauwe palen tussen de aanlegsteigers. Ik zag de dorpen verderop liggen. Achter de torens met kantoren ging ik voor de kathedraal door, slingerde naar links en volgde het fietspad. Ik haalde mijn spul op en sprong weer op mijn fiets. Door ging ik. Langs het museum, waar ik de versieringen zag van Pierre Cuypers aan de gevel. Toen de oude laan in. De bomen leken me te begroeten. Ik zag de vele geveltjes, de kleine winkeltjes aan de ene kant, afgewisseld met enorme villa's, fin du siecle en Jugendstill. Aan de andere kant van de laan zag ik het oude riviertje kronkelen. De rietpluimen koesterden zich in de prille zon en de golfjes schitterden zilver.
Ik had de spoorlijn toen al achter me gelaten. De laan strekte zich bijkans eindeloos uit. Een lang lint vanuit het centrum naar de rand van de stad. Ik negeerde het vele verkeer. Daar doemde de oude kapel op. Ik besloot eerder naar links te gaan. Zo kon ik het doel van mijn trip vanaf de buitenkant bekijken. Ik draaide het smalle straatje in. Aan het einde zag ik nieuwe huizen staan en ook aan de overkant van de spoorlijn. Was het al zo lang geleden, dat ik hier was? Rechts van mij zag ik de oude muur. Vlak voor de hoek keek er over heen. Ik zag, tot mijn teleurstelling, dat de zon verkeerd stond. Tenminste...anders dan ik gehoopt had. Nou ja, niks aan te doen. Ik draaide mijn stuur naar rechts. Kon net zo goed helemaal rond de buitenkant rijden en dan door de hoofdingang naar binnen. De hoge, oude bomen staken hun kroon tot ver boven de muren, die onderbroken werden door stevige stutten. Aan de andere kant moest ik even zoeken. Er waren meerdere toegangspoorten. Dit was het kerkhof. Of liever gezegd 'het oude kerkhof'. Ik had me voorgenomen om er enige foto's te nemen. Mooie foto's dit keer, niet de vluchtige kiekjes toen ik er jaren geleden met een vriendin zocht naar een specifiek graf. Ondanks mijn voornemen, kwam het me nu toch enigszins morbide voor. Het oude kerkhof hier, een van de oudste in ons land dateert van voor 1800. In mei 1785 is het in gebruik genomen. Bijna 250 jaar geleden dus. Uniek in ontwerp, leeftijd en in de fauna en flora die er aanwezig is. Zeer oude bomen, geweldige reuzen zorgen voor schaduw en schuilplaatsen voor vogels en andere dieren. Een breed grintpad in het midden, schuin door de dodenakker lopend, met vertakkingen naar links en rechts. De boel is onderverdeeld in gedeelten. Een groot deel voor katholieken, een kleiner voor Nederlands Hervormden, dan een klein stukje voor mensen zonder religie en mensen die suicide pleegden en 'dus' niet in gewijde grond begraven mochten worden. Bijna hetzelfde gold voor te vroeg geboren kinderen. Om de ouders wat tegemoet te komen in hun inmense verdriet werden die baby's begraven onder de heg. Een stukje dichter bij de gewijde grond. Dan is er nog een stuk voor de gesneuvelden, soldaten in de Tweede Wereldoorlog. Hier maakt men, god zij dank, geen onderscheid in religie. En er is een stuk voor joden. Onderverdeeld in nieuw en oud. Hier bevindt zich ook het oudste graf van de hele begraafplaats. De vermeldingen in het Hevriet, al dan niet met Davidster. Enkele steentjes op de zerken, als eerbetoon aan de doden, zoals men pleegt te doen bij joodse mensen.

 

Vlakbij dit stuk staat het lijkenhuisje. Hier werden doden 'bewaard', ook gebruikte men het voor ljkschouwingen in vroeger dagen. De taxussen en andere bomen zijn echt inmens. Overal ziet men beelden en kruizen in allerlei vormen, van metaal en steen. Ik neen aan dat er vroeger ook houten kruizen zijn geweest, die inmiddels vergaan zijn. Er zijn veel familiegraven, kelders waar meerdere mensen uit één familie bijgezet konden worden. De duurdere langs het brede grintpad. Vanaf daar spreidt de sociale status zich uit naar de uithoeken van de plek tot aan de muur, waar de armen van Roermond een plek kregen. In het tijdvak van  de geschiedenis van Roermond, toen de Zuidelijke Nederlanden leefden onder de Habsburgse keizer Jozef II was het verboden om mensen te begraven in een kerk of zelf binnen de stadsmuren. Ik neem aan dat dit te maken had met b.v. ziektes zoals de pest e..d., maar zeker weet ik dit niet. Hoe dan ook, daarom is deze begraafplaats buiten de stad ontstaan. Voor joden gold dat dit sowieso buiten een stad of dorp moest, want hun begraafplaats werd als 'onrein' bestempeld door het geloof. Overigens worden hun graven nooit geruimd, omdat de doden in het graf wachten op het opnieuw tot leven gewekt worden bij de dag van de opstanding. Een overeenkomst die ze delen met hun moslim-broeders en - zusters.
In het midden van dit kerkhof bevindt zich een groot gebouw, een kapel waarin vele r.k. bisschoppen van Roermond zijn bijgezet. Ook een ontwerp van Cuijpers.
In vroeger tijden werd nog werk gemaakt van graven. Zoveel men kon, versierde men die met beelden, soms foto's en hekwerk. Engelen, heiligen, Jezus en Maria waren favoriet. Het schijnt dat smeden een dikke boterham verdienden aan het smeedwerk van graven o.a.
Wie ook graag in Roermond vertoefden, waren kerminsexploitanten, die met hun atractie's in de winter hun heil er zochten. Natuurlijk moesten delen van de atractie's 'opgekalefaterd' worden. Daarvoor zorgden de vaklui van Pierre Cuijpers weer, die hadden volop know how in huis om dat piekfijn voor elkaar te boksen. Net als de beelden beitelen, stel ik me voor of mooie elementen op zerken.


 

Ook in die tijd was de een zijn dood de ander zijn brood al. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken, geboeid als ik ben door wat ik zie, dat in onze tijd de boel misschien wat erg zakelijk is geworden, met snelle begrafenissen en de wat 'cleane', efficiënte crematies. Al behoeft de oude manier ook behoorlijk onderhoud, zoals bij de graftombe waaruit een hele boog aan de zijkant is 'weggevreten' of de hekwerken die er aardig verroest bijstaan. Als graven erg oud zijn, loopt men natuurlijk het risico dat er geen familie meer over is om de boel bij te houden of laten opknappen. En dan heb ik het nog niet over het op peil houden van het groen en de muren en paden.
Er is op deze plek een apart graf, van een NSBer. Veel van die mensen werden 'uitgekotst' na de oorlog en mensen bezondigden zich niet alleen op levende landverraders na de bevrijding, maar kuurden hun ongenoegen ook uit op graven.
Ook is er een apart graf van een Zouaaf, een soort voorloper van wat nu de Zwitserse Garde heet. Terwijl dat nu de lijfwachten in oud kostuum van de paus betreft, waren het in vroeger tijden geronselde soldaten die voor het Vaticaan streden en daardoor toch een aparte status verkregen. Ik geloof zelfs dat hen allerlei zonden in één klap werden kwijtgescholden...Op dit graf staat een enorm beeld van de goeie man, die wijst naar Rome. Ernaast geknield zit de kersverse weduwe met de rozenkrans in de aanslag.

                                     

Ik kreeg bijna plaatsvervangend last van mijn knieën toen ik het arme mens zag. De pofbroek en slofachtige schoenen van meneer vond ik weer boeiend. Ach...andere tijden!
Er zijn nog wat schrijnen in de stijl van Cuijpers te zien, her en der. En ornamenten.
 
 

Een mens zou er bjina moe van worden van al dat fraais. Inmiddels was er al aardig wat tijd verstreken. Ik had geen mens gezien, niemand te bekennen op dit uur. De lucht begon te betrekken. Ik verplaatste me langzaam maar zeker richting uitgang. Toch kon ik het niet laten wat ornamenten en een laatste engel vast te leggen. De vleesgeworden hemel, voordat ik terugkeerde naar het land van de levenden, buiten de muur. En warempel, ik zat nog maar net op de fiets of de zon verlichtte mijn pad weer...


O ja, zou ik nog bijna vergeten. Vooruit dan, voor de romantici onder ons. Een adellijke dame werd verliefd op een kolonel van adel. Prachtig want het was wederzijds. Helaas waren de heersende voorwaarden voor het strikte huwelijk dat toch echt noodzakelijk was voor een voortdurende, sociaal acceptable romance in die tijd niet van dien aard. De een was protestant, de ander katholiek. Dus samen in een graf, dat gaf geen pas. Maar...geen nood! Gedreven door eeuwig beminnen, over de dood heen, geholpen door wat duiten en een portie pragmatisch denken, kwam de oplossing in zicht. Gewoon ieder op een eigen stuk begraven, met een muur er tussen, maar verboden door twee handen aan de achterkant. Die liefde overwint alles, zo blijkt maar weer! En het levert alsnog een mooi plaatje op...
 





 


 

vrijdag 24 januari 2014


        'IK WOON EEN BEETJE IN MIJN VERHALEN'

                 CARRY SLEE  


woensdag 22 januari 2014

Morgenstond


In de verte hoor ik onze jongste spruit blaffen. Mijn wederheft gaat, zuchtend, voor de derde keer naar beneden om hem tot de orde te roepen met gepaste boosheid. De gebroken nachten waarin hij dit enkele keren in de holst van de nacht moest doen, of ik, lijken inmiddels tot het verleden te behoren. Maar...zeg nooit nooit! Ik ben klaarwakker en er speelt van alles door mijn hoofd. Na een helf uurtje waarin Oskar warempel stil is gebleven, sta ik op. Ik snuit mijn neus, kleed me aan. Beneden is hij allang weer paraat. Ik knip het licht aan in de kamer en open de keukendeur. De twee grote lummels begroeten me enthousiast. Ze draaien rondjes en springen me vrolijk tegemoet. Nr. drie staat op in standje 'hoera' in de bench, jaloers dat hij niet mee kan draaien en springen. Ik haal hem lachend uit de bench. Tegen GZ Pippi en SOB Muffin zeg ik dat ze zo dadelijk aan de beurt zijn en met Oskar op de arm loop ik de hal in. Daar zet ik hem op de grond, gesp zijn riempje vast en open de voordeur. Het is weer zacht buiten. We zijn later dan normaal. De schooljeugd steekt welgemoed de straat over. Er staat een werkbusje. Het snelverkeer raast over de weg. Al gauw zijn we terug. Nu volgt het ritueel omgekeerd. Ik stop Oskar veilig in de bench en maan hem tot stilte. Dan ga ik met de lummels naar buiten. Hun rondje is snel gemaakt. Eenmaal terug voer ik de groten, waarbij Oskar bedelt om aandacht en natuurlijk om voer. Het is lang wachten voor een ongeduldige pup soms. Maar dan is het zo ver. De groten staan of zitten in hun mand. Oskar gaat netjes zitten. Daarmee houdt de etiquette van het eten dan ook meteen op. Waar hij eerst keurig zijn ontbijt nuttigde uit een bak, lukt dat nu niet meer. Labs zijn notoire schransers. Dat is niet zo erg, ware het niet dat dat de oorzaak kan zijn van een plotse maagkering en dan heb je al snel opeens een dooie hond. Dus strooien we nu ook zijn puppybrokjes op de vloer. Hij werkt die in no time weg. Maar gelukkig drukt hij nu niet meer de bak uit onze handen met een kracht waarbij vergeleken de aanval van het Franse volk op de Bastille maar een peulenschil leek! Hierna smeer ik mijn brood en zet een mok koffie. Ik eet die staande in de keuken, dan kan het grut wat spelen met de bal, de flossen en de ring die ik op de vloer heb gemikt. Als ik mijn brood op heb, onderwijl kijkend naar hun capriolen, neem ik de koffie mee naar de huiskamer. Ik plof op de bank. Zo heb ik overzicht over waar ze alle drie zijn en wat ze doen. Voorlopig ligt Oskar pal naast me op het kussen. Hij heeft de rubberen ring en kluift hier aan. Pippi loopt rond met een balletje en wil dat ik die alle kanten op gooi. Loom doe ik dat een paar keer. Muffin wandelt wat, hij houdt hier niet zo van. De ring verdwijnt naar een andere hoek naar de kamer. Pippi zit recht voor mijn neus. Het blauwe balletje heeft ze tot voor mijn voeten laten rollen(ze is niet erg precies met apporteren) en kijkt me verwachtingsvol aan. Ik stel voor dat ze 'zelf speelt', maar ze doet alsof ik Chinees spreek. Haar mooie koppie houdt ze schuin en haar diepbruine ogen gebrukt ze om me te verleiden. Natuurlijk geef ik toe. Zelfs een mannenman kan zoiets niet weerstaan, zeker niet bij zijn eigen blonde dochter. Na 5x vind ik het even genoeg, ik wil koffie drinken. De bal wiebelt over de eiken vloer. Dan springt Oskar opeens op en heeft het ding te pakken. Verbaasd en geërgerd kijkt Pippi er naar. Oskar laat het ding bewegen tussen zijn poten alsof het een levende prooi is, hij lijkt wel een kat. En iedere keer houdt hij het balletje 'in bedwang'. Tevreden neem ik nog een slok. Muffin komt bij me om aangehaald te worden. Hij legt zijn koppie op de salontafel, zoals altijd. Helemaal senang nu. Ik maak een einde aan het spelen. Resoluut gaat het speelgoed boven op de keukenkast. Ik dirigeer de grote lummels op het kussen. Oskar zet ik in de bench. Hij protesteert meteen en laat een klaaglijk geluid ontsnappen als tastbaar bewijs van zijn ongenoegen en de onrechtvaardigheid van mijn actie. Helaas, ik ben zijn baasje en het is tijd om even te slapen. Daar groeien kleine pups van. Bovendien is ie weer gaan hangen met zijn tanden in het nekvel van zijn zus. Een teken dat ie wat moe wordt. Zij kan het hebben, maar toch. Zelfde gedrag als hoe hij mij in de oren bijt. Kleine liefdesbeetjes 's morgens. Waarna een paar likjes in mijn nek volgen. Het ochtendtoilet is gauw gemaakt in de wereld van de jonge hond. Zei ik al dat ik van al onze kinderen hou en hun eigen lieve dingetjes? Elke dag vaderdag...

woensdag 15 januari 2014

Storm

 
Niet zo voor de hand liggend misschien maar daarom niet minder indrukwekkend. Vanuit een traditioneel dorp en gemeenschap met orthordox geloof zoekt deze vrouw haar weg, puur, eerlijk, twijfelend en met inzet en kracht. Haar kinderen kijken met gemengde gevoelens en langzaam ontvouwt zich het verhaal. Gewoon mooi en 'echt'!

dinsdag 14 januari 2014

Wegens omstandigheden geopend

Ik fietste naar het dorp. Op weg naar de schoenmaker die niet meer bestond. Nou ja, de schoenmaker nog wel(tenminste dat neem ik aan). Maar zijn zaak niet meer. Al wist ik dat toen nog niet. Het was fris koud. De zon scheen. Lekker, maar wel recht in mijn ogen. Vanwege de tijd van het jaar stond ie natuurlijk laag boven de horizon. Vanuit het niets kwamen er flarden van een lied naar boven. Een oud lied. Eentje uit de bundel met Nederlandse liederen, die doorgaans alleen nog onbewust gebezigd worden door een verdwaalde, demente bejaarde. Het gros van de jonger dan dertig jarigen heeft er waarschijnlijk nog nooit van gehoord. En voelt ook geen enkele drang over om het te leren kennen. Mij bracht het terug in de tijd. Dat is het leuke en soms irritante van mijn leeftijd. Je hebt al een flink stuk afgelegd in het leven, dus herinneringen genoeg. Aan de andere kant wacht hopelijk nog van alles. Het lied deed me denken aan 50 jaar geleden. Ik zag mezelf staan. We moesten, vanwege een of ander feest, iets instuderen. Allemaal. Elke klas(die had je toen nog) één lied. En meteen ook uitbeelden. Wij hadden een wat eigenaardig iets gekregen. Over een boer, die uit Zwitserland kwam. Kadee kadolleke kedaa. Hij had enen ezel aan zijn hand. Ik zie ons nog staan in het gebouw. Begin 60er jaren was het al aardig afgeschreven. Ik bestudeerde de planken van het podium. De velours gordijnen die lang en zwaar hingen te wezen. Van onbestemde kleur. De wat armoedige coulissen. In het zaaltje, dit bruisend hart van de dorpsgemeenschap, stonden her en der klapstoelen. De zittingen leken van hardboadr dat bij de rug boogvorming was met een laagje lak er over. De verlichting bestond uit hanglampen die een flauw licht verspreidden. De ramen waren hoog. Bedoeld om het zonli9cht binnen te laten, maar de architect, het zal wel een gesjeesde student bouwkunde zijn geweest die zwart voor de parochie zijn werk deed, voldeden niet aan de gestelde eisen. Ze zaten nl. allemaal aan de noordzijde van het gebouw. Een kind weet dat de zon zelden van die kant naar binnen gluurt. Mijn broer, die 2 jaar ouder was, dus precies negen, had het nog slechter getroffen. Hun lied ging over drie schuintambours. Geen hond die wist wat dat woord betekende, maar dat trio knipoogde tegen een meisje. En dat was nogal wat. Voldoende om een lied over te schrijven tenminste. Hij had de twijfelachtige eer gekregen om die deerne gestalte te geven.(onze klassen zaten vol met alleen maar jongens) Nou waren zijn acteerkwaliteiten al ver onder de maat, maar ik heb zelden een negenjarige knaap het talen ten beste zien geven om te flirten met een drietal schuintambours. Hem lukte het dus ook niet. Hij stond schaapachtig, verlegen en blozend(dat was wel goed, maar kwam van nature) als middelpunt van de act zijn best te doen. Wij worstelden ondertussen met die maf die vanuit de Alpen met zijn ezel naar de polder afgezakt was. Ik vroeg me af, waarom dat lied me in hemelsnaam in viel, al fietsend met mijn schoenen. Eindelijk had ik er genoeg van gehad en na inspecte snapte ik ook waarom de krengen piepten onder het lopen. Beiden zolen hadden het begeven. Slijtplekken vormden miniscule gaten, die valse lucht aanzogen, zodat ik als een dolgedraaide muis me voortbewoog Arggg. Laberdie laberdaa laberdoonia. Mijn god, wat een tekst. Opeens moest ik denken aan gisteren. Ik zag een flard van een interview met de onvolprezen Tony Eyk. De componist/pianist/orkestleider vertelde over zijn liedjes o.a. die hij van muziek voorzag bij Kinderen voor kinderen. Sommige konden zelfs in China en andere verre buitenlanden mee gezongen worden omdat ze daar ook uitgebracht waren en razend populair. De toenmalige tv-bobo die het koor had opgericht vond het minder, maar moest dus overstag. De tekstschrijver was Herman Pieter de Boer geweest. Die vorige maand overleden was. Ach, van hem las ik de boeken met fantasievolle verhalen. De vrouw in het maanlicht. En vele meer. Ik zag dan een vrouw staan in het bleke maantje met de rokken opgetild, wachtend in haar bosven. Waarop ben ik inmiddels vergeten...hoop dat zij het gevonden heeft. En de dienstmeisjes met koket zwart jurkje en evaschortje voor in de 50er jaren. De zanger in de 20er jaren met glimmend brillantinehaar. Je kon ze zo voor je zien. Met prachtige verwikkelingen in de verhalen. Derftige mensen, diva's, gemene mannen, vertegenwoordigers die heetten toen nog 'handelreiziger'. Laberide laberdaa viktoria. Stomme boer. De schrijver maakte ook van die halen met woorden. Ik vind dat leuk en velen met mij, vooral als je mee kunt zingen. En ook de rare fantasiewoorden in een oud lied. Ze slaan nergens op, gaan nergens over, maar de klanken draaien lekker door je mond en gonsen door je hoofd. Zo onthou je een lied beter en krijgt het ritme. De schoenmaker, waar ik inmiddels gearriveerd was, bleek idd zijn zaak opgedoekt te hebben. Een paar jaar geleden was zijn man gestorven. De sympatieke schoenreparateur zal danig in de war zijn geweest bij dat verlies. Ze hadden een hechte plek in ons dorpje. Zelf boerenbruiloftspaar geweest. Iets wat nog niet vertoond was eerder. En als zo'n eer je treft, dan heb je een aardige plek veroverd in een Limburgs dorp, dan hoor je er bij. Hij kwam bijna uit dezelfde regio als ik, dus petje af. Zijn zaak stond er chaotisch bij. De meeste rekken leeg. Een naaimachine schuin voor de deur. Een paar hoge schoenen stonden verweesd op de toonbank. Zou iemand ze nog op komen halen? Of voor altijd achtergelaten? Ik werd er een beetje weemoedig van. Het lied van mijn broer drong zich op op de terugweg. Drie schuintambours, die kwamen uit Oosten, die kwamen uit het Oo hoo sten. Net als de wijze. Toch iets anders dan die landbouwer uit de bergen. Met zijn ezel. Verwarrend, zelfs na 50 jaar. Ach, het zal mijn eigen schuld zijn. Ik wil altijd een zin zien in wat er passeert in het leven. En dat kan niet altijd. Ik hoop dat ik de schoenmaker nog eens zie, misschien zeg ik het hem dan ook, mocht ie daar voor open staan. Daar zal die van opknappen. Laberdie laberdaa, laberdoniaa, viktoria!

 

maandag 13 januari 2014

Schimmen uit een ver verleden


Zie me hier nu toch eens zitten\
bij mijn moeder op de bank
voor staat de koffie dampend
de zon schijnt door het raam

Ze vertelt me veel verhalen
over mensen die ze kent
ik slurp zwijgend van de koffie
watten zitten in mijn kop

Af en toe verschijnt mijn vader
of ik hoor hem in de keuken
moeder ratelt en ze ratelt
en ik neem nog maar een slok

Zie me hier nu toch eens zitten
luisterend maar ik hoor toch niks
ze vertelt me over mensen
die ik al vergeten ben

Al te lang ben ik verdwenen
weggeslopen uit het dorp
opgeslokt door werk en spelen
weggedreven van het nest

Zij houdt vast aan elke strohalm
aan een lang vergeten tijd
aan de mensen die ik kende
die mij ook vergeten zijn

Schimmen uit een ver verleden
poppen uit de oude kast
geesten vaal en al versleten
rafels hangen aan hun kleed

Zie me hier nu toch eens zitten
bij mijn moeder op de bank
heus ik doe mijn best te luisteren
en ik veins dat ik haar hoor

Zie haar daar nu toch eens zitten
de koffie is al lang weer op
en mijn vader in de keuken
zijn geluiden zijn verstomd

Schimmen zijn ze uit 't verleden
in het graf, hun huis is leeg
ik hoef nu niet meer te veinzen
me te verweren voor wat komt
eens zal niemand naar mij luisteren
tot mijn stem ook is verstomd

dinsdag 7 januari 2014

Voorstel

Ik heb toch echt het voorstel om de dader of daders die een aantal paarden mishandeld hebben in een isoleercel op te sluiten met levensgrote foto's van hun gruwelijke daden, het bewerken van de genitaliën van 40(!) merries met scheermesjes, het afspelen van de geluiden die die dieren daarna maakten voor laten we zeggen een dag of 40. Kunnen ze 'effe' nadenken over hoe dat is voor die arme dieren. Klootviolen, een ander woord heb ik er niet voor...Het zal wel niet normaal zijn, maar dat zijn de daden van deze types ook niet. Verre van...Ben je toch wel erg ver van het padje lijkt me.

Blauw rood blauw

Zes uur. Stilte in huis. Nou ja, behalve de hond dan. Fred moet zo weg. Ik heb het nieuws aan, zodat er een beetje geluid is. Dat helpt. Ik zie beelden uit Irak en Afghanistan. Bommen, schieten, bange mensen.
Fred neemt afscheid. Ik zwaai hem uit. De hond blijft stil. Alles slaapt.
Zappen brengt soms verrassende dingen. Ik vlieg langs de zenders. Wissel, neem in me op. Dan zie ik een landschap. Mannen in de sneeuw. Ze lopen rond. Op ski's. Ze langlaufen. Het landschap is heel ruimtelijk. Onaards mooi. Enorm witte bergen met grijsblauw. Luchten. De mannen dollen met elkaar. Een valt om, staat weer op. Rode jassen in de sneeuw. Camera zoemt in. Man met ijs in zijn baard. Ik weet een beetje hoe dat voelt. Maar zij sjokken daar uren achter elkaar. Ik zie één van hen, die anders is. Hij mist een arm. Een ander mist een been. Wat is dit?
De groep zit op Spitsbergen. Hoog in het Noorden. In de winter. Koud. Maar tegelijk een onaardse schoonheid om hen heen. Het zijn mannen die wel wat gewend zijn. Geboeid kijk ik verder. Eenmaal terug in hun verblijf, dollen de mannen met elkaar. Eentje doet een dansje voor een ander en speelt dan dat ie boos is tegen de cameraman. 'Ga weg, dit is privé.' roept ie lachend. Een ander kleedt zich uit. Degene met één arm. Hij vertelt dat de stomp erg zeer deed in de kou en wrijft er over.
Weer een ander wordt door de fysio behandeld. Hij is achterover geklapt op zijn rug. Pijnlijk, erg pijnlijk. Door de behandeling voelt ie zich een ander mens weer. Al met al moeten ze door, willen ze komen waar ze zijn willen.

Tussen al die mannen loopt er een met rood haar. Hij lacht veel, maar kijkt ook ernstig. Hij is hier 'even', tussen die anderen. Zijn familie heeft ie niks verteld, pas vlak voor hij ging. Experts hebben zijn vader gezegd, dat het niks is. Laat hem niet gaan. Het lijkt er op dat die opmerking deze jonge vent alleen nog maar meer vastbesloten gemaakt heeft. Hij is gegaan. En gooit zich er vol in. Hij spreekt bewonderend over de anderen, die dit veel langer doen. Blij dat ie er even deel van mag uit maken. No big deal. De groep dolt verder. Tussendoor verschijnen andere beelden. Van de man met één been. Een ander die foto's laat zien van zijn leven en de mensen die er een grote rol in spelen. Meisjes, ouders, een babyneefje.
Samen wachten de mannen. Ze moeten groen licht krijgen. Hang af van het weer. Hun doel is om de Noordpool te bereiken. En om daar te komen moet Russen die daar al zijn hun zegen geven. Die houden het weer in de gaten.
Als het bijna zo ver is, prepareren ze zich. De rooie pakt zijn tas in. Besluit wat ie wel en niet gaat eten. Gedroogd en compact voedsel in lelijke plastic zakjes. Hij verheugt zich op sommige dingen, die erg lekker zijn. En andere neemt ie mee omdat het nodig zal zijn. Op de ijskap.
Langzaam krijg ik het verhaal te zien. Het zijn soldaten die in de oorlog(Irak, Afghanistan of zo) gevochten hebben. Eentje verteld over zijn grootste angsten. Angst 1: een van de soldaten onder hem te verliezen. Gebeurde. Oeps. Angst 2: zijn eigen been verliezen. Gebeurde ook. Angst 3: afhankelijkheid. Terug thuis kon hij zichzelf niet verzorgen, wassen, aankleden. Basaal. Afgelopen. Moest een ander doen.
De mannen zijn kant en klaar om de volgende dag te vertrekken. De sfeer is goed. De volgende ochtend. Goed en slecht nieuws. Eerst het slechte. Er is een sneeuwstorm opgestoken. Ze kunnen niet gaan. Het vliegtuig dat hen zou brengen staat in een vlaag van sneeuwvlokken werkeloos te wezen. Het is min 42 graden. Goed nieuws is dat ze kunnen wachten. Vier dagen. Ze doden de tijd. Met verhalen. Met grapjes. De rooie maakt een embleem van zijn compagnie. Of hoe zoiets heet. Blauw, rood, blauw. Met groen garen naait ie. Het resultaat is niet om over naar huis te schrijven. Een ander vindt het niks. De rooie speelt de verongelijkte. 'Niet uit elkaar scheuren.' Schreeuwt ie. De ander lacht. Hij biedt aan de boel goed te naaien. 'Officieren kunnen niet naaien. Zijn ze ook niet voor aangenomen.' is zijn droge commentaar. 'Hoe lang doe jij er over om het te fixen?', vraagt de rooie. 'Vijf minuten.' luidt het antwoord droog.
De rooie neemt nog een stukje op voor zijn camerablog. Hij heet 'Harry Wales'. Normaliter His Royal Highness Prince Harry. Maar hier even niet. Hier is ie gewoon Harry. Maatje. Soldaat. Net als de anderen. Ze plagen hem dat ie nu lekker weg is van de pers. Hij beaamt het, half ondeugend, half serieus.
Zeven mannen. Ze vertrekken. 4 soldaten, 1 gids, 2 gasten, 1 cameraman. Ze gebruiken hun 'skills' om samen te knokken tegen de elementen, tegenslag. Vinden creatieve oplossingen. Houden hun goed humeur. Ze delen hun herinneringen. Vergane hoop. Teleurstellingen. Lief en leed. Met de nodige humor. Ze weten waar ze staan. En waar ze naar toe gaan.
Voor het eerst in mijn leven ben ik jaloers op een prins. Ik zie de club gaan. In die onmetelijke ruimte. Mannetjes met miniscule sleetjes aan touwtjes achter zich aan. De bergen zijn erg wit met prachtig blauw. De hemel is oneindig. Van onaardse schoonheid. Net als de mannen.
Het leek eerst of er een stel kerels aan het 'spelen' waren in de sneeuw. Maar dat is niet zo. Ze zijn op weg. En onderweg verwerken ze hun trauma. Van het been dat achterbleef. De arm. De doelen die ze willen bereiken en die niet bereikbaar bleken. Of tegen een heel hoge prijs. Thuis wachtten geliefden, familie op hen. Blij dat ze niet in een houten doos terug keerden. Niet dood. Maar stukjes gingen wel dood, werden begraven daar. Die rooie gaat met ze mee. Het kent dit alles. De hoop. Het ideaal. Maar ook de desillusie, de pijn. Even loopt ie mee. Even is ie een maatje onder de maatjes.
Ik denk aan dat kleine meisje. Acht. Haar broer had ook een ideaal. Daarom bond ie een serie bommen om haar tengere middel. En stuurde haar richting politiemensen. De bommen gingen niet af. Het meisje zit in een of andere cel. Een kind van acht. Sommigen zijn wel heel diep gezonken op de meetlat van menselijke waardigheid en respect. Daarom ben ik blij met zo'n rooie man. En zijn maten. En gun ik ze die reis in de sneeuw van Spitbergen. Op weg naar de Noordpool. Hoger kun je niet komen op aarde. Al is het koud. Al hangen er ijsklontjes aan je baard. Al heb je één arm of één been.  Het is er onaards mooi.
 

zondag 5 januari 2014

Zweven


Zweven

Lopend door de frisse ochtend
ons hondje in het oog
komend gakkend
wilde ganzen aan

In een perfecte boog zweven ze
door de zonverlichte lucht
dansers van de hemel
door onzichtbare band
verbonden...één

Hun bruine buiken ontroeren me
en alsof dat nog niet genoeg is
volgt een tweede halve cirkel
gakkend, zwevend, bruin

Dit kan alleen een teken zijn
een goed begin van een goeie dag
Een mens heeft maar weinig nodig
om te weten van geluk
en van een goeie dag
 

zaterdag 4 januari 2014

Van mevr. M., een ui en de Saroma-generatie

Zsterdagmiddag. Ik sta in de keuken. Mijn spulletjes liggen klaar. De oven warmt op. Ik schil een uitje. Opeens is ze d'r. Mevrouw M. In mijn jeugd was ze penetrant aanwezig. Niet eens zijzelf. Maar haar geur. Elke dag probeerde ik er iets van mee te krijgen. Ik sloop naar boven. Stiekem in de kamer van mijn zus, ondanks dat dit een groot taboe was. Ik werd er toe gedreven. Stilletjes opende ik het raam. Ik leunde er uit. En onderwijl snoof ik de geur op. Oh, gebakken uien. Elke dag weer produceerde mevrouw M. uiensaus. Schreuwsaus heette dat in ons diaclect, omdat men er van schreuwde, huilde bij de voorbereiding. Ik snoof het aroma op als een gek. Heerlijk! Ach, kon mijn eigen moedertje maar uien bakken. Die lucht in onze keuken mogen opsnuiven! Helaas, het zat er niet in. Mijn vader kon er niet tegen. Niet tegen de geur, niet tegen het eten van uien of aanverwante groente. Ach, mevrouw M. Ze werd 103. Elke dag scharrelde ze in haar groentetuintje rond. Onder de pruimenboom. En als ze klaar was met de saus, liep ze naar voren. Aan de weg keek ze glazig voor zich heen. Haar man zou weldra thuis komen. En ook haar zoon.
In mijn keuken van vandaag denk ik aan alle vrouwen van toen, terwijl ik mijn uitje snipper. Geen rode, maar een ouderwetse dit keer. Ik wil het proberen in dit recept. Ik denk er aan hoe die vrouwen het moesten doen met verse groente uit eigen tuin. Met recepten van buren, familie en af en toe iets nieuws uit de Margriet of de krant. Hoe de Indische mensen in de jaren 50 terug keerden naar ons land. Hoewel terug? De meeste dorpelingen hadden nog nooit iemand met een beetje kleur gezien in het dorp. De vrouwen probeerden te lange leste de recepten van die donkere mensen na te brouwen. Met een maggiblokje, een uitje extra en wat peper en zout nasi te produceren. Lukte voor geen meter. Tja, een doorsnee Indische kwakt heel wat andere dingen in haar wadjang en geeft doorgaans haar keukengeheimen niet zomaar prijs. En de Hollandse evenknieën hadden geen idee. Nasi, pasta, olijfolie? Nooit van gehoord. Ze sneden royale stukken magarine of als ze rijker waren roomboter af en lieten die goudbruin sissen voordat het vlees er in legden. En ze kenden niet de kant-en-klaar sauzen van nu, de pakjes, de braadzakken en zo meer. Hun idee van snel koken kwam van de California soepzakjes, de blokjes bouillon en als toppunt van zondag gemak, de instantpudding van Saroma. Het toefje slagroom zoals op de verpakking te zien was, 'moesten we er maar bijdenken'. Tja. Nu donder ik de aardappelschijfjes op de ingevette bodem van mijn ovenschaal. Kant en klaar uit de fles. En dan het gehakt met ui, de klein gesneden zuurkool. Weer schijfjes en ik maak het af met een poeder met water en ei van de Maggi. Zoef, de warme oven in en hai presto, over pak hem beet drie kwartier eet ik zalig. Mijn vent is allang thuis, ik hoef dus niet voor aan de weg te gaan staan turen en een zoon zit er al helemaal niet in. In onze tuin staat van alles, maar geen groente en ook, helaas, geen pruimenboom. Soms mis ik het wel 's. Net als dat stiekem hangen uit het raam van mijn zus. En het illegaal opsnuiven van de geur van schreuwsaus. Het vreemde was nog dat mevr. M. helemaal niet kon 'schreuwen', ze had een afwijking aan haar traanklieren...
Ik mijmer door over mijn jeugd. Ach, ik ben het Saromastadium allang voorbij. Ik ben van de braadzak, Knorr wereldgerechten en tortilla's-generatie. Het is niet slecht, ik wil niet klagen. Maar soms droom ik alvast dat ik mevr. M. na ga. Straks over tig jaar, als kersverse pensionado, de groentetuin in, effe stilstaan onder de pruimenboom(die mag ik dan nu wel gaan planten) kijken naar de groei van de boerenkool, de tomaten en de postelein. Wat sla plukken en een komkommertje. Dan naar de weg, kijken of mijn echtgenoot langzaam arriveert. Ik doe wel geen vale bloemetjesschort voor, maar een barbecueschort kan ook(al barbecue ik nooit) En ik heb ook geen trottoir, net als mevr. M. Zij stapte over de aangestampte grond naar de weg, met de grote eikenbomen. Wij hebben taxus en platanen en zo staan, tellen we ook goed. De weg is ongeveer net zo druk, de inflatie in het verkeer meerekenend. Al moet ik het fietspad over, waar vervaarlijk hard gescheurd wordt.

Vraag is of ik dan ook 103 wordt. Ik hoop alleen niet dat ik jong mijn man verlies zoals zij. De uien wil ik best elke dag bakken, als een soort ode aan haar. En de Saroma maak ik dan ook elke zondag. Mét slagroom er op, een toefje. Net als op de verpakking, zelf geklopt. Want die bestaat nog steeds. Maar zonder hoogmis. Ik kan trouwens best janken. Met en zonder ui. Ach, wat één enkel uitje niet teweeg kan brengen. Binnenkort 's een pruimenboom planten. Een voorraadje Saroma inslaan en op de plank in de kelder leggen. Ze blijven lang goed. En aan mijn man vragen of ie voortaan heel langzaam wil fietsen straks. Deed meneer M. nl. ook. Ik zie het al voor me. Ook maar meteen sla zaaien en postelein. En plek maken voor de boerenkool in de diepvries. Want daar moet de vorst overheen, dat weet een kind. Zeker die van de Saroma-generatie.