maandag 25 augustus 2014

Perfect life

Terwijl ik wat anders aan het doen was, bekeek ik een kookprogramma. Na een Finse kokkin verscheen een Australiër. Erg blond, lichtblauw shirt, borsthaar, tandpasta-smile. Het shirt had dezelfde kleur als de keukenmuur. Tussen het koken door zag ik opeens hoe hij zijn dochertje naar bed bracht, de golven van de zee daar, zijn gezin aan het eten in een serre. De tropische planten waren keurig afgestoft en leken bijna naar binnen te kijken. Al die tijd had ik nauwelijks gelet op het kookproces. Wat toch eigenlijk de bedoeling diende te zijn. Het Australische accent leidde ook enorm af. De man gedroeg zich zo perfect, dat hij bijna niet meer hetero leek.
Mijn gedachten dreven verder af. Ik stelde me voor dat ik in zo'n 'geweldig' leven zat. Hoe zou mijn keuken er dan uit zin? In gedachten zag ik de Amerikaanse koelkast. Een ingebouwde computer. En een crush ice vak. Dan de kookplaat met tiptoetsen regelbare warmte. In een andere enorme wand de magnetron, de stoomoven, de heteluchtoven. Aan het kookeiland de dubbele gootstenen. Een afvalafvoertje. En de onmisbare Quoker, waar je in een wip je fikken kunt verbranden voor je erg in hebt. Een supersonische \espressomachine met inwendige melkschuimer. De kastjes gaan licht open door aanraking van mijn vingertoppen. De laden glijden zoetjes en zonder piepen over de geweldige lagers. De ovens zijn zelfreinigend. De vuilnisbak zit handig weggewerkt. Aan één zijde van het kookeiland kunnen mensen plaatsnemen op glimmende gladde barkrukken. En zo mijn kookkunsten gadeslaan. Het licht is blauwig en de enorme ramen die uitkijken op de patio zijn voorzien van zelfdenkende zonwering. Ik kijk 's rond in mijn high tech keuken. Alles glimt zacht. Toch mis ik iets. Maar wat in godsnaam? O ja, geen hondenmand. En waar zijn mijn theedoek en handdoek? Mijn pollepels? Hmmm. Het marmeren blad is we mooi. +


O ja, waar is de kleur? Alles is mat metaalachtig. Ik durf bijna nergens aan te komen. Meteen vingers er op. En dan ben ik niet eens begonnen met koken of snijden, met marineren. Die crushed ice is aardig, maar niks voor mij. Ik zet mijn longdrink op lage temperatuur in een 'normale' koelkast of gewoon, in de kelder. Hier moet ik om de ingrediënten samen neer te zetten op mijn werkblad, hele kilometers maken. Door dat verdomde blauwe licht lijkt het wel blits, maar ik heb liever fatsoenlijke lampjes waar ik snij. En mijn plankjes tegen de muur, de foto's van mijn vrienden, de koektrommeltjes. En onze Franse kast met ruitjes er in. Hij is weliswaar scheef. De rechterla piept. Maar ik hou zo van het uitschuifbare broodplankje. En de geur van het hout. Ik ben gehecht aan het geruite gordijntje, het lullig smalle stukje waar ik de afwas opstapel. Die ik dan later met de hand afwas.
Ik kijk nog s rond in de perfecte keuken. Het is niks. Net een laboratorium waar de boel afgemeten in de koele pan of de iets te gelikte oven wordt gemikt en precies, op de seconde af klaar dient te zijn. Ik wil gwoon 5x prikken in de groente of aardappelen. En ik ben nog steeds blij dat ik sinds ruim een jaar geen wasem tegen het keukenraam heb, omdat we nieuwe dubbele ramen hebben. Ik wil het geel zien tegen de muren, mijn gezellig gekleurde handdoek op de verwarming. De afgekloven hondenmand waar onze hondjes liggen, als ze niet achter mijn hakken op de tegels liggen. Gewoon waar ze  zich senang voelen. En waar ik met veel plezier ons eten klaar maak. Want daar ben ik nog altijd thuis. Niet in dit cleane gedoe in mijn hoofd.
Ik open mijn ogen. De volgende kok is inmiddels mij aan het verleiden. Hij loopt door México-stad. Alles is kleurig. De mannen rijden door de stad met enorme hoeden op hun paard. De schoenenpoetsers doen hun werk. En de straatkraampjes waar je heerlijk eten koopt ook. In een vaal-geel maísblad krijgen ze een bruinig prutje aangereikt. De kokkin, die met haar hele handel zit, weet waar ze mee bezig is. Alles hapt heerlijk weg en ik kan het bijna ruiken. Daarna zien we een enorme cactusplantage, ook voor het eten! En een felgekleurde restaurant waar ze mescal drinken. Ach, hier hou ik van. Mensen die gewoon op weg klooien met eten. En dan slenterend opeten en ondertussen genieten van de geluiden, de kleurtjes, de mensen die er lopen of zitten.
Ik laat de 'perfecte' keuken en het 'perfecte' leven voor wat het is. Weg met dat enge eet-lab, lang leve de oma-keuken en de straatventers overal ter wereld, van Mexico tot Indonesië, van Italië voor het ijs tot kastanjes in Parijs. . Daar word ik blij van, daar krijg ik inspiratie van. Lekker rommelen en uitproberen.

vrijdag 22 augustus 2014

Schilderen

Het is kwart over zes. De verwarming staat aan. Ik lees loom in een tijdschrift. Door het raam zie ik loodgrijze wolken. Ik hoop dat het droog blijft. Vooralsnog drijven ze, door de wind. Fred is deze week als twee thuis gekomen, kletsnat. Niet ideaal, zeker niet voor iemand met COPD.
In de keuken hoor ik piepgeluiden. Ik probeer ze te negeren. Stug lees ik door, maar mijn hersenen registreren niet wat ik de letters me vertellen. Piep, piep. Zuchtend sta ik op. Er is geen kruid tegen gewassen. Ik loop de keuken in, maak de bench open. Onmiddellijk staren me drie gezichten blij aan. Ze stormen de kamer in. Ik reik boven de keukenkast. De ring smijt ik met een boog de kamervloer op. Dan pak ik een balletje en doe hetzelfde nog eens.

Vroeger wilde ik heel graag kinderen. Dat is niet gelukt. Maar dit komt een aardig eind in de richting. Onze kinderen hebben 4 benen, een vrolijke kop en vrijwel altijd goeie zin. Een bruine, een blonde en een met 'sproeten'. Kon slechter. Onze Benjamin komt en reikt me de ring aan. Ik hoef die slechts vast te houden en hij begint als een bezetene te rukken. Het is de bedoeling dat ik tegengas geef, maar dan zonder zelf te trekken of enige druk uit te oefenen. Hij schuift fanatiek over de keukentegels in een poging om het ding  uit mijn handen te rukken. Nummer 2, blondie, brengt de bal. Normaal de oranje, maar die is even kwijt. Dus moeten we ons behelpen met één van de blauw balletjes. Balancerend tussen de ring, die ik niet loslaat, gooi ik de bal met een zwiep de kamer in. Blondie vliegt er achteraan en in een mum van tijd brengt ze het ding weer terug. Een normale hond, zeker de doorsnee Labrador, zo die keurig voor mijn voeten leggen. Onze dochter doet niet aan keurig. Haar naam Pippi stemt daar mee overeen. Ze ligt als een dame, netjes met de voorpootjes gekruist, alsof ze Queen Elisabeth II is, die het hofprotocol kan dromen. Betreft het een bal, dan laat ze alle etiquette met liefde varen. Ze draaft door het huis en laat de bal ergens tussen waar ze die vindt en waar ik sta vallen. Het kreng rolt dan nog effe door en meestal komt ie in de richting. Vandaag niet, want onze bruine zoon laat opeens abrupt de ring los en pikt de bal. Helaas is ie niet zo fanatiek en wurm ik het ding tussen zijn kaken uit. Dan gooi ik het weg. Hij kijkt meewarig en laat zich verleiden om opnieuw in de ring te bijten en het trekken door te zetten. Ondertussen staat onze sproetenkop ergens anders. Gelukkig maar, hij is nu de oudste van het stel en heeft de rare gewoonte om zich tussen de rennende anderen te plaatsen, zodat die a. niet door kunnen en b. chagrijnig worden. Eigenlijk wil die alleen maar aangehaald worden. Zoals alle kinderen verdient ie ook aandacht. Hij wil knuffelen en weten dat ie er ook bij hoort. Wat natuurlijk ook zo is. Alleen erg onhandig, in de meeste gevallen. En zoals alle ouders proberen hun aandacht en energie te verdelen doe ik dat ook. De bal vliegt, ons meisje rent. De ring wringt en onze zoon trekt. En nummer drie wordt beknuffeld en gezoend. Wat een zootje eigenlijk, denk ik, als ik de bal weer de keuken in mik(ik heb de rollen inmiddels omgedraaid en sta in de huiskamer) Meteen komt me een schilderij naar boven. Het huishouden van Jan Steen heet dat. De wirwar van mensen, dingen en gebeurtenissen, gevangen in één beeld. Niet het stereotype schone huis, geordend en netjes, in het Holland van de 16e eeuw. Maar wel een gezellige bende, met mensen die veel plezier hadden met elkaar. Never a dull moment. Hier is het eigenlijk ook zo, bedenk ik me. Dit is ons meesterwerk. Nooit zo bedacht, toch ontstaan. Ik kan er mee leven. De hondjes ook. Nog één keer, zeg ik tegen blondie. Ze kijkt me aan met een kop die zegt 'laat die gek maar lullen, meent ie niks van'. Maar ja, jammer dan, die 'lul' meent het wel. En nadat ze opnieuw de bal ergens onderweg dropt, pak ik hem op. Hij gaat weer in de doos op de keukenkast. De ring ernaast. Verbaasd kijken ze me aan. Ik dirigeer ze de kamer in, het kussen op. De bruine kruipt sneeky naast me op de bank, hij vindt dat ie als jongste dat wel kan maken. Alsof dat niet genoeg is, zet ie zijn leukste koppie op en begint te piepen. Zacht maar onmiskenbaar. Ik maan hem tot stilte, met moeite. Onze blonde ligt tegen mijn voeten aan. En Sproet ligt braaf op het kussen, als enigste. Ik heb er genoeg van en 'veeg' de kleine van de bank. Is ie helemaal besodemieterd, ik moet toch kunnen schrijven? Zonder al te veel gestoord te worden? Hij gaat 'verongelijkt' op de vloer liggen. Zijn tête á tête met zijn oudere broer 'Sproet' mondt al gauw uit in uitdagend geblaf. Andermaal krijgt ie op zijn sodemieter van mij. Het is immers pas 7 uur. De buren zijn nauwelijks wakker, zo stel ik me voor. Hij mag dan puberen, maar niet voor 8 uur a.u.b. Het leven is keihard, ik ook. Zou Jan Steen nou ook de boel opgeruimd hebben, na zijn schilderen, met zijn hand op tafel geslagen en even stilte gewild hebben? Of was dat onbegonnen werk voor hem? Inmiddels hoor ik de buren en hun gebruikelijke ochtendgeroezemoes. Nu is het zo erg niet meer. Ik kijk naar onder. Ons trio ligt in betrekkelijke rust te maffen. Wat een lekker stel. Maar het mag. Hun 'portret van de dag' is af. Met mijn signatuur...