woensdag 28 maart 2012

Langs de lijn

Onze blonde dochter noopt mij tot maatregelen die ik normaliter niet eens als mogelijkheid zou overwegen. Sinds kort zijn er voetbalwedstrijden op ons terras in de achtertuin. Ik noemde het eerst een lunch al fresco. Nou mooi niet. Dit is het scenario. Het is kwart voor 12. Ik bedenk wat ik wil eten, meestal drie sneetjes brood met thee of koffie..Ik haal eerst de achterdeur van het slot. Dan maak ik het klaar, nonchalant staande aan het aanrecht. Ik zet de mok of het theeglas  en mijn bordje op het kastje bij de achterdeur. Vervolgens zet ik een stoel voor de keukendeur, zodat ie open blijft staan. Onmiddellijk, als door een wesp gestoken schiet Pippi overeind, meteen gevolgd door GB Muffin. Ik schiet in de lach, open de benche en laat haar naar buiten. Muffin is dan uit zijn stoel gevlogen en het trapje af naar beneden. Voor de open keukendeur staat de nieuwsgierige Pippi te dralen. Ze wil super-graag naar buiten, maar achter de keukendeur bevindt zich een groot donker gat. In mijn mensenogen is het gewoon een donkerbruin trapje, maar dat ziet zij toch anders. En daarom stribbelt ze tegen als ik haar wil oppakken. Als ik haar omhoog heb, loop ik met haar het trapje af. De achterdeur door en het zonlicht in. Keten! 
Ik neem mijn lunch mee en ga zitten. GB Muffin sloft in de rondte. Pippi snuffelt aan de poort, de nieuwe tuinpotten. Ze likt eens over een kiezelsteentje, steekt het in haar bekt en kauwt er op. Dan spuugt ze het uit en kijkt me aan. Haar ogen verraden teleurstelling en dat ze mij dat verwijt...
Even later, als ik de tuin in tuur over het rode hekje met de witte punten, komt ze aanzetten. Ze is nog geen 10 maanden, maar ze klemt de grote voetbal in haar smoel. Het lijkt op een enorme witte baard, beetje bol van onder. Ze stapt parmantig in het rond. En kijkt me aan met een blik van ´Dat had je niet gedacht he?. Als ik niet reageer, loopt ze ´ongeïnteresseerd´ rakelings langs GB Muffin. Dat gaat even goed, dan springt ie overeind en gaat achter haar aan. Ze geeft de bal echter niet zo maar af.  Als hij dichterbij komt, draait ze net haar koppie met het ding weg, zodat ie misbijt. Dan doet ze het nog eens en nog eens. 
Ook als ik haar ´belaag´, flikt ze me dat. Ik buig mijn knieën, krom mijn rug, spreid mijn armen. Ik zie dan mijn eigen schaduw, dreigend als een monster in een zwartwit film, op de stoep, terwijl ik naar  haar toe sluip. Ze ligt prinsheerlijk languit met de bal klemvast. Als ik haar nader, gaat ze staan. Zo kan ze zich makkelijk wenden en draaien. Als ik de bal toch vast pak, met mijn twee handen, houdt ze die verbeten vast. Zij trekt er fanatiek aan, ik houd alleen vast. Haar ogen veranderen boven de bal. Soms hapt ze nog eens om de bal beter vast te kunnen pakken. Deze week beet ze daarbij ongewild in mijn duim. Ze kent haar eigen kracht nog niet. 
Als ik ophoufy met dit spel en weer ga zitten, besef ik dat het toch anders is dan met GB Muffin. Het verschil is evident tussen het gedrag van een teef of een reu. Onze lab is nog wel jong, maar toch.
Het is en blijft, ondanks eeuwen van fokken en kruisen een dier met de oude genen van de wolf in zich. Onze snoezige blonde meid met donkerbruine ogen en een opgeruimd karakter? Ja zeker. Een wolfin dient zich een plek te veroveren in de natuur. Een domein afbakenen, waar ze zich veilig voelt. Waar voldoende beschutting is en ook voedsel. Pas dan komt meneer Wolf aan de beurt en mag hij haar bespringen, zodat ze na enige tijd haar wollige kleine wolfjes ter aarde brengt. Die ze verzorgt, met hand en tand verdedigt, maar ook leert op eigen poten te staan. Om dit te bereiken, moeten de kleine schatjes spelen. Een soort van voetbal. Bij gebrek aan beter nemen ze een tak. Die pakken ze elkaar af, laten hem weer los, slepen hem naar een eigen plek.
Hetzelfde wat mevrouw Wolf zelf ook doet met haar prooi. Ze sleept die mee, bergt hem op voor het avondmaal en verdedigt die met hand en tand. Als de buurvrouw komt kijken of er nog iets te bietsen valt uit de provisiekast, dan zal mevrouw Wolf dat niet zomaar toestaan. Ze trekken en bijten, ze laten hun tanden zien, letterlijk en vechten het uit als een strijd op leven en dood. Wat het voor hen en hun bloedjes ook is.
Ik vrees dat het in het menselijke leven ook zo gaat. Een voetbalwedstrijd is een zwak aftreksel van dit natuurverschijnsel. Het zijn dan ook meest mannen die dit spelen. Maar ook vrouwen spelen voetbal. Als jongen was ik wel eens op bezoek bij een tante. Haar dochter en twee andere nichtjes van mijn oom speelden ook voetbal. Ik was daar geen grote fan van. Het lag me niet en ik hield er niet van. Dus speelde ik het vrijwel nooit. Die ene keer liet ik me verleiden. Mijn broer en andere neven deden ook mee. Maar daaar is het ook bij gebleven. De vrouwen spelen zo fanatiek. Ze schopten de benen onder je kont uit, zonder aanziens des persoons. Een man was gewoon hetzelfde voor hen op dat moment als om het even welke speler. Ze schopten je waar ze je raken konden, ook op de edele delen. Met andere woorden, je ballen waren bont en blauw, je schenen ook, je knieën bloeiden, je neus deed zeer en je had wat haar minder op je kop. Een wervelwind over je heen had minder schade aangericht. Het zal niemand verbazen dat die lieve nichtjes op vrij hoog niveau speelden. In Spanje en andere ´buitenlanden´. Mannen spelen heel anders. Technisch veel beter. Ze willen winnen, ze willen scoren. Als ze dat doen, denken ze dat ze in aanzien stijgen bij de vrouwen. Vrouwen laten hen in die waan en wakkeren dat gevoel aan, veelal.
Mannen zijn vaak technisch beter. Ze willen de bal in het doel trappen. Vrouwen niet willen de ander vermorzelen, verbrijzelen en onder het gras douwen. Dan nemen ze de prooi mee naar hun hol. Een klein verschilletje. Ze zijn daarbij veel slimmer, geraffineerder, verleidelijker en gewoon sterker. 
Ik zag het bij onze honden vandaag. Af en toe gooide of schopte ik de bal de verkeerde kant op. Liep Pippi vrolijk naar achter, dan legde ik de bal voor neer, waar GB Muffin was. Die pakte hem suffig op(hé een bal) en liep er mee rond, als een trofee. Als een speer verscheen Pippi(snel hersteld), draaide om hem heen en wachtte van alle kanten tot hij de bal liet vallen. Dan pakte ze hem vliegensvlug op, één keer zelfs door onder hem door het ding te grijpen en snelde de ander kant op. Ze draaide om hem heen, stootte hem aan met de bal en vloog weer weg. Knullige Muffin achter haar aan. Heel lief, dat wel onze ´grote broer´, zoals veel mannen. Zij was de kampioen! Onze jonge dochter. We gaan nog veel met haar beleven. Te beginnen met de voebalwedstrijden met boterham achterom. Jaja, ik ben ook een man, ik weet mijn plaats. Dank zij mijn dochter. Women rule the world. zelf in onze achtertuin.

Knappe vrouw

Ik liep naar de bushalte. Onderweg pleegde ik een telefoontje. Ik keek naar de zonovergoten wei, de stad in de verte. Ik hoorde de auto´s razen. De kraaien pikten in de omgeploegde aarde. Voorbij de boerderij met de enorme herder en de garage aan de overkant, Voorbij het hoekhuis met het nieuwe dak. Toen ik aankwam, zat er een vrouw in de abri. Ik keek naar haar. Ze was van het grote huis. Daar waar de mensen opgevangen worden, die geen andere plek hebben. Omdat ze uit de gevangenis komen, dakloos zijn geworden of iets anders, wat er op lijkt. Meestal herken ik ze wel. Goedkope trainingspakken, dunne regenjacks. Hun gezichten zijn getekend. Sommige hebben wilde tatoëringen op hun armen. De meeste roken, zware shag. Ze kijken gelaten voor zich heen. Soms plagen ze elkaar met grote woorden. Branie-achtig.
Deze vrouw was anders. Ze zat op het bankje, de voeten naast elkaar. Haar haar fel-blond. Of deed de zon dat? Een ketting om haar hals met een woord er aan. Enorme glinsterende oorringen. Bling bling.
Het duurde lang voor de bus kwam. Ik verveelde me, keek op de vertrekstaat. Toen tuurde ik weer in de verte, waar de bus vandaan moest komen. De vrouw keek naar me op. Ze glimlachte. ´Voor mij mag-die wel komen´, zei ik. Ze antwoordde en keek nieuwsgierig naar mij. Ik hoorde dat ze niet het accent had van hier. ´Jij komt ook niet van deze kanten, geloof ik´.Ze beaamde het. We raakten in gesprek. In de verte draaide de bus lusteloos de straat in. Langzaam zette hij koers naar ons. We stapten in, ik liet haar voorgaan. Ze had een mooi figuur zag ik. We namen plaats aan weerszijden van het gangpad. De vrouw leek niet verder te willen praten, maar ik wel. We kregen het over haar stad, die niet ver van mijn dorp af lag. Ze woonde al lang in deze contreien. Onverbloemd vertelde ze dat ze niet geaccepteerd werd, zonder rancune. Ik zag de felheid in haar ogen oplichten toen ze zei, dat dat ook voor haar kinderen had gegolden, op school en zo. ´Het komt door hoe ik er uit zie. Mensen kijken alleen naar de buitenkant.´ Het was een gegeven voor haar, niet meer. Ik beaamde haar stelling. Ze bleek dus niet, o vooroordeel, te wonen waar ik dacht. En ook niet dakloos.
Ze huisde met haar gezin in een gewoon huis. Jaren had ze vrijwilligerswerk gedaan. Bij ouderen gekaart, gepraat, gelachen. Ze aandacht gegeven. Tot het niet meer lukte, vanwege haar gezondheid. ´Maar mensen zien dat niet, ze kijken naar het uiterlijk. En dan zijn ze niet meer geïnteresseerd.´ Het was waar, ze had hoogblond haar, tatoeages op de onderarm, nek en bovenarm. Ook haar wenkbrauwen en lippen waren getattoeeerd. 
De bus kwam aan. Ik moest er uit. Wachten op een andere bus. Zij ging naar huis. Ik hield haar staande. Ze was een lief mens, een mooie lach. Haar uitstraling was erg zacht, in tegenstelling tot haar uiterlijk. Ze vertelde me over haar jeugd. Hoe ze misbruikt was door haar vader. Uit huis geplaatst, heel jong. Een pleeggezin. In een totaal andere omgeving. En later hoe ze door haar vent was mishandeld. Ze had gevochten met zichzelf. Met twee kinderen kon ze niet zomaar verdwijnen. Ze had haar best gedaan van hem te houden, de kinderen de vader te gunnen, die haar niet was gegund, toen. Maar langzaamaan begon ze te beseffen, dat ze hen moest beschermen. ´Ik heb veel gedaan. Veel geprobeerd´, vertelde ze. ´Coke, met, drank. Alles.´ `Waarom deed je dat?´ ´Ik moest het wel. Om het stil te krijgen. Hierboven.´ Ze wees naar haar hoofd. ´Ik heb een shitleven gehad. Het draaide maar in mijn hoofd. Ik kreeg het niet stil. Alles kwam maar terug. Zo kun je niet leven.´ Ik knikte. Ze vertelde over de stemmen in haar hoofd. Over psychologische hulp. ´Nu ben ik gestopt. Met alles.´ Ze gaf aan dat ze drie keer een poging had gedaan. Alle pillen en drank. Drie keer. En drie keer was het niet gelukt. ´En nu?´ ´Niks meer. Ik gebruik niks. Ik krijg steun. En slik nog pillen. Voor hierboven.´
´Ik vind dat erg knap van je´, zei ik. Ik meende het. ´Het is niet niks.´
Ze zei dat ze hulp kreeg. Voor de voedselbank en kledingbank. Daarvoor moest ze aantonen, dat ze niet boven de 40 euro per week uitkwam voor huishoudgeld. En dan kreeg ze permissie, één voor kleding, één voor de kleding. Maar de voedselbank zat een stuk verder op. Dat betekende de bus naar de stad, en een andere bus naar de andere kant van de stad. Kwam ze daar aan, kreeg ze een zakje chips. Ze nam en het aan en dacht: Ik moet geen chips, ik moet brood hebben, voor mijn kinderen. Nu heb ik zoveel busgeld betaald voor een zak chips. Ik ga niet meer. Een verstandige vrouw. Over de vernedering van het aanvragen, zei ze niks. Dat hoefde ook niet, ik las het in haar ogen. Ze glimlachte weer. Wat een kanjer. Wat een lieverd. Wat een moed. 
Ik had haar bekend over mijn vooroordeel bij het bushokje. Ze keek me treurig aan. En ik verontschuldigde me voor mijn kortzichtigheid.  De rest van de mensen in de bus trokken nog net niet hun neus op. Hun wenkbrauwen gingen omhoog toen ik met de vrouw sprak.
Ze moest naar huis. Ik moest verder wachten. Ze schonk me nog een glimlach. Ik groette haar met een ´ik zie je nog wel een keer´. Ik keek haar bewonderend na. Ze liep rechtop naar huis, verende tred, blij, luchtig. Of verbeeldde ik het me? 

dinsdag 27 maart 2012

VRAAG

als je als man een stel vrouwen naar een ander land smokkelt, ze hun paspoort afneemt, ze daar laat misbruiken door andere mannen om er geld aan te verdienen en ´tussendoor´ er eentje aan een verwarming vastketent, ze geen eten en drinken geeft, wat zegt dat dan over jou? als man, als mens? over jouw waardigheid als mens, als empatisch wezen, als moreel geval?
ik zoek een kotszakje....wat nou als jij achter een raam tentoongesteld zou worden, bekeken, gekeurd en dan betast, gepenetreerd en ze zeggen dat je moet glimlachen, gewillig zijn en je best moet doen, terwijl je geen kant op kunt...en wat nou als jij aan een verwarmingsbuis hangt zonder eten of drinken, erger dan een dier, omdat je protesteert, nog iets van je waardigheid laat klinken?

maandag 26 maart 2012

Kembali lagi(weer terug)

Hoewel mijn lieve vriendin mij er op attent maakte, verzette zich er van alles in mij. Duizend en één bezwaren tekenden zich af in mijn binnenste om niet te kijken. Ik had weliswaar als klein jongetje de betovering gevoeld door een elegante danseres. Naderhand door klasgenoten die me onweerstaanbaar aantrokken. En ik kwam mensen tegen met hun roots daar in dat verre land. Sommige praten met een accent of petjok, die charmante taal met de klemtoon precies verkeerd, doorspekt met woorden en half verdraaide uitdrukking, de d en b vet dik aangezet. Anderen spraken zeer beschaafd Nederlands of een dialect van de taal. Hun huizen en soms zijzelf ook geurden naar vreemde kruiden, naar knoflook en sambal, naar ´anders´...Nog later ging ik er eindelijk heen, met dank aan dat onvergetelijke danseresje! Ik zoog er de kleuren en geuren op, voelde de warme, vochtige atmosfeer die als een deken aan me plakte en toen ik terug kwam, droomde ik wekenlang elke nacht van de Gordel van Smaragd, die Insula van een slordige 17.000 eilanden. Elke nacht een ander avontuur en belevenis, levensecht, in kleur, met taal, geur, muziek...Dat had de NBBS er niet bij gezegd toen we boekten! Nog later kwam er een katjong in huis, eigenhandig ´geïmporteerd´...kortom ik was verloren.
Maar nu had ik dat alles achter me gelaten. De katjong had de grote oelek meegenomen, de geuren en het kopen van lomboks op de pasar. Er lag geen trassi meer in mijn voorraad, de buren zouden het niet meer door de hele buurt ruiken. En geen pitjakken met tijgerbalsem meer bij verkoudheid. De gebundelde geschiedenis van onze voormalige kolonie had ik van de hand gedaan, het deed te zeer om hem te behouden. Ik had het boek gesloten. Bovendien vond ik van Dis te erudiet, te zuiver Nederlands spreken om niet irritant te zijn. Altijd dat gelijkhebberige gezicht bij de VPRO, het was me iets teveel van het goede. En nu, nu het er allemaal niet toe deed meer, nu zat ik alleen en zag een promo. De aflevering van zijn serie ging over Ternate. Mijn hart maakte een vreugdesprongetje. Ik zag in mijn hoofd weer de kroon van de Sultan van Ternate, de mensen uit de Molukken, die vlakbij in het vliegtuig op hun schoot een VOC-schip in miniatuur meenamen van aan elkaar bevestigde tjengké, kruidnagels, zodat het hele vliegtuig rook naar een nog niet aangestoken zootje kretek-sigaretten...Ach, ik keek...even maar, dat kon toch geen kwaad? Wel dus, ik was onherroepelijk verloren! Ik stapte na 2 minuten over de manier van spreken van Adriaan heen, liet me weer meevoeren door de beelden, de nostalgie van zijn moeder huwelijksreis door de Oost op het grote schip. De mensen van nu lagen verspreid over  het dek en in de gangen en op de trappen. Zo heel gewoon voor daar, zo ongewoon voor hier, dit land dat zelf reizen inperkt in het wurgende poldermodel-denken. Adriaan bleek toch te kloppen  en vanuit het koloniale verleden integer te kijken naar de tegenwoordige fragiele democratie, die dit aparte land probeert te zijn, na Soekarno. Ik hoor de taal van de mensen daar weer, doorspekt met ouderwets Nederlands en wat engels. Ik herken hoe mensen hun leven vorm proberen te geven, relatie´s werken of niet, vrouwen hun positie  verbeteren op creatieve wijze. Ik zie hoe de kapitein met charme en beleid voor de camera wil vertellen wat ie kan en wegdraaien wat niet kan of mag...echt Aziatisch. En ik geniet! Ach, kembali pulang hampir, weer bijna terug thuis...ik hoop alleen dat ik niet ga dromen weer, vannacht! In mijn geest hoor ik mijn vader het rijtje eilanden opdreunen. Hij is er nooit geweest, maar was berentrots dat ik het wel deed...En mijn opa, die bijna dienst nam als Kniller, begin vorige eeuw. Ik denk aan de verhalen van mijn dierbare vriendin die als klein meisje in het kamp verbleef daar. Aan de andere die ervoor daar was en de oorlog hier beleefde. Aan mijn vriendin, die verhalen hoorde van haar Molukse schoonfamilie, niet te misselijk, afgehakte lichaamsdelen en de vrouwen die gedwongen werden dat te zien, van hun familieleden. En aan 350 jaar kolonisatie, zo´n klein prutspolderland, dat zo´n enorm rijk onder de duin houdt. En hoe weinig we daar over hoorden op school, de slachtingen, de economische onderdrukkingen en vernederingen. Nu zouden de verantwoordelijken voor het Internationale Gerechtshof in Den Haag moeten verschijnen. Vreemd, precies daar waar heel veel Indo´s aankwamen en verbleven na hun gedwongen repatriëring. Ach, wat hebben we veel aan die vulkanisch eilanden te danken en wat zijn we ondankbaar gebleken. Geen soldij aan de Knillers, loze beloften aan Molukse mensen. Terwijl daar voormalige inlanders nog steeds de graven van hen die dat systeem met hand en tand verdedigden nog steeds schoonhouden en van bloemen voorzien. ´Ach, we zijn toch vrienden nu?´zeggen ze dan met een glimlach. Ik buig mijn hoofd. Verdorie, Adriaan komt dan maar in het rijtje in mijn systeem. Hella Haase, Yvonne Keuls, Wieteke van Dort, Willem Nijholt, en vele anderen, die zich schijnbaar moeiteloos hebben geïntegreerd in onze samenleving. Met loempia´s, baopao, nasi, klappermelk en ach ja, Anneke Grönloh en de Blue Diamonds, met zang en dans. Kom, ik ga maar ´s naar de volgende aflevering bij Uitzending gemist...Soms moet je gewoon naar een vriendin luisteren, weerstand of niet. Terimah Kasih, Anita!

dinsdag 20 maart 2012

GELEZEN

DOE NOOIT WAT JE MOEDER ZEGT, DAN KOMT HET ALLEMAAL TERECHT!


ANNIE M.G. SCHMIDT

Sprookje

Met een grom werd ie wakker. Hij schoot overeind in bed. Schikte het beddengoed over zijn bolle buik. ´Mannen´, zei hij. En wenkte met zijn hand. Meer was niet nodig! Als door een wesp gestoken vlogen de mannen naar het venster en als door een mechaniek openden ze in één gebaar alle gordijnen en haakten ze achter de embrasse. Hij klapte in zijn handen. ´Zie, zei hij en stootte zijn vrouw aan.´Zelfs de kosmos ondersteunt mijn idee. Ik kreeg vannacht echt inspiratie. Ach, wat is het toch mooi...´ en hij zuchtte eens diep. Hij wenkte nogmaals met zijn hand. De lakeien weken van de gordijnen alsof ze onderling met touwtjes verbonden waren en één marionettenspeler hen bespeelden. Nu had de koning vrij uitzicht. Hij keek naar buiten. ´Een zilveren dag, precies zoals ik me had voorgesteld. Kijk...¨ en hij wees naar ´iets´ daar. Een zwaan dreef rustig over het water van de hofvijver. Verder was er niets, enkel een mist die boven het water hing. En boven het gazon van de hoftuin. ´Ach, wat heerlijk dat hemel en aarde samenwerken in mijn inspiratie. Het wordt gewoon teveel..´ en met een breed gebaar spreidde hij zijn arm. Daarbij stootte hij zijn echtgenote uit bed. Ze plofte met een onelegant gebaar naast zijn bed, maar hij keek niet eens. ´Zeg kunt ge nie uitkijken klonk het van onder. Ik ben precies geen boksbal.´ Ze kwam langzaam overeind en wreef over haar bovenbeen, waar het aardig pijn deed. ´Een mistgrijze dag. Precies zoals ik voorspelde´ mompelde de koning. ´Nou, meer een loodgrijze...´fluisterde iemand. Het was de jongeman in de hoek. Een lakei-stagiaire. ´Ssst´ sisten de anderen gezamenlijk. De jongen studeerde voor onderlakei bij de LOI, iets waarvoor de anderen, die veel ervarener waren, hun neus optrokken. Maar ze wisten hoe de koning kon zijn, dus namen ze hem toch in bescherming. Hij had nog geen uur ´etikette´ gehad, vandaar.
`Ik ga de nieuwe dag uitschrijven. Haal de koninklijke schrijver, ik maak een proclamatie. Vite, vite...breng hem hier.´ Toen keek hij naar zijn vrouw. ´Desirée, waarheen gaat gij?´ Zijn echtgenote keek hem boos aan. ´Naar mijn eigen kot. Ik wacht toch ge weer enigszins normaal zijt, gij zot.´ Ze heette eigenlijk Kaatje, maar ja, de Brandenburgse hofceremonie verenigde zich niet met zo´n naam, ook niet als de Koningin uit Vlaanderen kwam. ´Wat zegt ze?´ informeerde de koning bij zijn lakei, want ze was al te ver weg toen ze hem dat toe riep.´Hare majesteit retireert in haar boudoir, Sire´ luidde het antwoord. 
De koninklijk schrijver schreef alles op in een koninklijke proclamatie. Daarna kwam de kleermaker, die opdracht kreeg om alle lakeien en verder personeeel van nieuwe uniformen te voorzien. De gordijnen, de lopers op tafel, het baldakijk in de troonzaal, alles moest worden vervangen en aangepast. Met een zwierig gebaar wees de koning naar buiten. De kleermaker trok zijn wenkbrauwen op. ´Mistgrijs, denk er aan´ zei de koning. ´Niks anders!´ De nar moest komen en werd ontslagen. Hij was de mediterraan van huid en zijn snor te lang en krullerig, bah! De koning verving hem door een volbloed engelsman. Toen die verscheen,  hingen er nog mistflarden om zijn hoofd en schouders. ´Wonderful, zei de koning. Je bent aangenomen. Just the man for the job.´ De man had grijze ogen en grijze bakkebaarden en een mond die nooit lachte. Daarna volgde de sterrenwichelaar. Het verhaal was hem al vooruit gesneld. Hij verscheen in een lang grijs gewaad met dito muts. 

De koning was aangenaam getroffen. De wichelaar boog, hij was een verstandig man, die niet van zins was zijn voorgangers achterna te gaan. Al 7 familieleden in 3 generatie´s hadden het loodje gelegd bij de vorige vorsten. Hij boog diep en vertelde de koning toen over een mist-grijze constellatie die zich aan het zwerk had laten zien de afgelopen nacht, precies boven het paleis. Zijn werkgever knikte goedkeurend. De bloemist werd ook gesommeerd te komen. Op zijn oprmerkingen dat mistgrijze bloemen niet bestonden, betrok het gezicht van de koning. En toen de bloemist niet inbond, werd hij kwaad. ´Dan zorg je maar, dat ze bestaan. Jij brengt me niks anders meer dan mistgrijze bloemstukken. Zo niet, dan zul je met de gevolgen moeten leven. Voor jou geldt hetzelfde als de anderen, die de mistgrijze dag ontkennen. Ik proclameer die niet voor niks. Kop er af, dat is het enige dan wat overblijft. Je kunt gaan.´ De arme man boog diep en verzekerde zijn werkgever dat hij best zulke bloemen in een nog geheime vallei in China kon vinden en zo invoeren...
Alles veranderde. De proclamatie werd in elk dorp en op elk plein van elke stad voorgelezen. De koning had de mistgrijze dag uitgeroepen. Alles in het paleis was nu mistig-grijs. De uniformen van iedereen die daar werkte. De bloemen(zo gespoten door het kleurenlab van de bloemenveiling in Aalsmeer. De nar was mistiggrijs van top tot teen. Er was geen andere kleur meer te bekennen. Of toch, in het kot van koningin Kaatje oftewel het boudoir daar heerste nog een warm oranjerood. Zij leefde daar teruggetrokken alsof ze midden in een bloedsinasappel woonde. Elke dag smokkelde men warm gekleurde bloemen binnen in een mistgrijze boekenkist. En elke dag informeerde ze naar de koning heur man. ´Hoe is het nou met Diederik?(Of Die) Hij wilde niet naar haar luisteren en al zeker niet als ze zich vertoonde in haar oranjerode jurk. Ze had in het begin gedreigd om terug te gaan naar het kiekenrestaurant van haar ouders of desnoods in het aanleunende brouwerijtje te gaan werken. Ondenkbaar! Maar ze was treurig en zwaar te moede want Kaatje hield van haar Diederik met zijn bolle buik en gekke ideeën, ondanks alles.
De koning trok zich niks van dat alles aan. Hij dreigde allen die de mistgrijze dag ontkenden of ontkrachten desnoods zelf een kopje kleiner te maken en die hoofden persoonlijk in de slotvijver te mikken. Er zaten daar dikke palingen, dat wist ie, want elke maand ging hij incognito daar vissen. Die hadden wel eens zin in iets anders dan paardenhoofden van de slager.
Op een dag liep hij door het land. Hij reed natuurlijk in een karos, maar in het dorp stapte hij uit om te kijken of alles wel volgens de proclamatie verliep. En of er nog koppen moesten rollen. Nou, alles was danig grijs, zelfs de gezichten van de mensen. Ze vonden er niks meer aan. Ze werden er ellendig van en depri. Vele slikten medicatie om het vol te houden, dus liepen ze als zombie´s rond, want het werk moest gedaan en de hele boel gaande gehouden.  Die bepaalde dag was er panne aan de karos. Er was een wiel afgelopen. En dat wiel bleek kapot. Goede raad was duur, maar men nam de koning mee om te overnachten in een herberg. De waardin was een pronte weduwe die haar vrouwtje stond met allerlei ruw volk, dat de wegen afschuimden en bij haar kwamen drinken en eten. Maar ze  had helemaal geen zin om te koken voor de koning en al zeker niet om met hem te spreken. Haar kleinzoon hield ze weg bij hem, want die kon zo guitig uit de hoek komen. Ze wilde echter geen moeilijkheden, dus het joch werd op tijd in bed gestopt. Die kreeg de koning niet te zien.
De volgende ochtend was de koning vroeg wakker. Hij stapte in zijn nachtgewaad naar buiten om eens rond te kijken. Een lakei liep voor hem uit om de deuren te openen. Hij stak zijn neus in de lucht om eens goed te snuiven en rekte zich uit. ´Kijk eens, zei hij half luid tegen zijn dienaar. ´Wat een heerlijke mistgrijze dag.´ De lakei kreeg geen tijd om dat te bevestigen. Tot zijn grote verbazing hoorde de koning boven zich zeggen ´Nou ouwe, dan zou ik mijn bril maar ´s poetsen, dit is een oranjerode dag. Dat zie je toch wel? Of ben je soms blind. Kijk dan!´ Dat deed de koning, maar niet naar de dagenraad, maar boven zich. Daar stak een olijk jongenkoppie naar buiten met een kuif daar bovenop.
De koning sommeerde zijn mannen om het joch te pakken, maar die keek wel danig uit. Hij had gezien hoe rood de koning zelf wel en maakte zich uit de voeten. Voor de lakeien de kans hadden, verdween hij boven in een hooimijt, waar geen mens hem kon vinden...
De waardin kreeg het hele verhaal in geuren en kleuren te horen. Razend vertrok het gevolg weer, de karos was gelukkig inmiddels gefixt. In volle vaart richting paleis. De waardin, ook niet op haar achterhoofd gevallen, had de gsm van de koning gevonden, toen ze zijn kleding moest luchten. Ze kon het niet laten en prutste aan de knoppen. En hield het ding aan haar oor. ´Ja Die, hier is Kaatje. Waar ben je eigenlijk?´ Verrek, ze hoorde de koningin spreken. Een buitenkansje!
De konings humeur had zelfs tijdens de lange reis zich niet verbeterd. ´Het is een mistgrijze dag. Ik zeg het toch en ik ben de koning. Zeg wat voor dag is het?´ Zijn rode hoofd stak uit het raampje. ´Een mistgrijze dag Sire, zonder twijfel´ ,klonk het van de palfreniers. Ze keken elkaar aan toen het hoofd van de koning naar binnen verdween. ´Verdorie het schiet maar niet op met die vakbond van ons. Wat een gedoe met die maf...´
Terug bij het paleis stormde koning naar binnen. Maar verbaasd bleef ie staan, Alles was oranjerood daar. De gordijnen, de lopers op de trappen, de bloemen.. wat was hier aan de hand in hemelsnaam. Boven aan de trap die hij met twee treden tegelijk nam, stond Kaatje. Ze had de handen in haar zij staan. ´Zo ben je daar, Diederik? He, ik ben blij dat je er weer bent. Kom binnen, de koffie staat klaar. En de bastognes. Nee, geen woord. Je weet dat ik je altijd je gang hebt laten gaan. Maar nu is het over. Het is niet best.´ Ze vertelde hem hoe het voortaan zou zijn. Niks grijs, mistig of niet. En dat hij niet over het weer ging, het was gewoon een toeval dat hij gedroomd had over die mist en de zwaan en dat die ook te zien waren in de vijver en er boven die dag. `Kom eens mee´ zei ze. Hij liep met haar naar de andere kant van het Paleis. ´Kijk, hier bij mij in mijn kot is het heel anders. Hier schijnt de zon en kleurt de lucht ´s morgens roze, dan oranje en vervolgens vuurrood. Het is prachtig. Niet elke dag trouwens, gelukkig niet. Maar jij ziet dat nooit, omdat je wacht tot ik bij jou op je kamer de nacht door kom brengen. Vanaf nu is dat dus gedaan. Ge slaapt nu bij mij. En ik ga u vertellen wat voor dag het wordt, wanneer ik de gordijnen open. Elke morgen! Persoonlijk, want die mannen van jou, die hangen me al langer mijlenver de keel uit. Ik wil ook wel eens met mijn manneke alleen zijn, zunne?´ De koning hapte naar lucht. ´Gaat hier ´s liggen lieveke. Is dit nu geen schoon zacht bed? En breed genoeg om mij niet langer uit bed te bonjouren. Amaai, ik voel ´t nog van achter. Dat was niet schoon van u.´ De koning keek naar beneden. Hij schaamde zich. Toen pakte hij zijn vrouw vast en kuste haar. Ze gingen even liggen en keken naar de wolken. Er was geen lakei in de vertste verte te zien. ´O ja, nog één ding en dan is het gedaan en klappe we er nie meer over, mijn schat. Morgen maakte gij nog enen zo´n procladinges. Voortaan heet ikik koningin Kaatje. Ik neem mijn eigen naam terug. Hebt gij dat goed begrepen?´ De koning knikt hevig Hij was zo blij. ´Wat is het hier mooi van kleur, zei hij.  Wat heb ik je gemist. Het spijt me!´ ´We hebben het er niet meer over. Allez geef me nog ´nen kus!´
De mensen  juichten toen ze de proclamatie hoorden en gooiden hun grijze kleren in het vreugdevuur dat ze spontaan maakten. Er werd een dans gemaakt op een speciaal muziekstuk, een bloem naar hun koningin, de Kaatjesbloem. Eén ding heeft ze haar man nooit verteld, dat ze een goed gesprek had gehad met de waardin. Een vrouw uit duizenden. Met een bos rood haar en een leuke kleinzoon met sproeten.

woensdag 14 maart 2012

´I had a depression once. It nearly lasted 54 minutes. The last 13 minutes were quite difficult. To hold on to it, I mean. I removed my clothes, laid starnaked on the bed. I sobbed a bit, felt some dark stuff moving about in my belly. I opened my eyes and the sun was out again. Shining in my face.Next thing I started admiring the pattern of one of the cushions. Got dressed again. The wife was cooking, smelled fantastic. And I was cured...Never again after that.´
Tav Rou Bin el Arto, Palestina 1947

donderdag 8 maart 2012

8 MAART

                                     
                                         LEVEN
                                        VOEDING
                                      VEILIGHEID
                                        TROOST
                                     INSPIRATIE
                                         HUMOR
                                     COMPASSIE
                                      NABIJHEID
                                       WIJSHEID


                      ZOMAAR WAT WOORDEN


MARIETJE, NELLIE, ADRI, LENY, RIA, TILLY, NEL, JANNA, ZUS, MIENTJE, JANNY, ADRIANA, LIEN, GRADA, MINA, HETTY, DAISY, JOLANDA, MARLIE, HENNY, ANJA, MARA, ISA, JULIE, JOLANDE, RIET, RIKIE, SUSANNE, KATRIEN, BEPPO, AN, SILVIA, RESI, AGNES, SUUS, ANITA, KARIN, MARION, LOEKIE, THEA, ASTRID, MARCELLA, SYLVIA, ROMY, JANNY, LOUISE, ANNY, MILLY, RENATE, HELMI, JOKE, ELS, EVELIEN, NIENNAA, MARIE-CÉCILE, SOPHIA, DORIS, MISS O, LOTJE, PIPPI, SULEIKA, NAIMA, EVRIDIKI, JANIDAR, REBECCA, MARIA, JOSÉ, ANNE, KARI, STINA, THEA, SIRI, HANNIE, WILMA, SUSAN, ELVIRA, SISSEL, CLEO, TRIJNTJE, LARA, MARJAN, ANNIE, ELISABETH


                   ZOMAAR WAT NAMEN, ZOMAAR WAT VROUWEN
                   UIT ZOMAAR ´N LEVEN....HET MIJNE
                   OP ZOMAAR EEN DAG....VROUWENDAG
                   IK HAD ZE NIET WILLEN MISSEN
                   DUS EER IK ZE EN STUUR ZE HET ALLERBESTE 
                   MET MIJN LIEFDE EN RESPECT EN MIJN DANK

vrijdag 2 maart 2012

Ontdekkking


Die morgen had ik de honden uitgelaten. Ze hadden al met hun speeltjes gespeeld en ik wilde rust. Ik besloot geen Koffietijd te kijken, de computer te laten voor wat ie was en mijn brein te laten werken door het lezen van een boek. Dus trok ik het kussen van onze viervoeters binnen mijn gezichtsveld en  legde mijn boek en leesbril klaar, naast de grote fauteuil die uitnodigend in de hoek klaarstond. Het dirigeren van de honden op het kussen op de ongewone plek kostte enige energie. ´Af´, zei ik tegen de jongste. Ze zeeg weliswaar in een nonchalante gebaar naar onder, maar bleef hardnekkig zitten, haar koppie met de aandoenlijke ogen naar mij gericht. ´Nog affer´, commandeerde ik vanaf mijn zitplaats. ´Helemaal afst.´  Ze deed het. Maar als snel dreigde ze weer rond te draaien om de andere viervoeter te gaan vervelen met likken in de oren, kwansuis in de oren of nek bijten of meer van dergelijke onzin. ´Mot  eech bie deech komme? Loestere, dinktjer aan!´ Naast de gebruikelijke, helemaal gramaticaal kreupele brabbeltaal die ik graag bezig tegen ons kroost, bedien ik me van de Limburgse taal uit deze streek. Ik vind dat volkomen legitiem, het eerste op basis van mijn functie als pleegvader, het tweede op basis van mijn allochtone rol in deze provincie. Bovendien zijn we het zo gewend.
Even later was ik mijn boek verzonken. De schrijfster Nilgün Yerli boeide me door allerlei onderwerpen aan te snijden en ik was het steeds roerend met haar eens. Het verbaasde me dat niet meer mensen het zo ervaarden eigenlijk. Ik zag vanuit mijn ooghoek onze ´dochter´ opstaan en sneaky naar mij toe bewegen. Voor ik er helemaal erg in had plaatste ze haar koppie op mijn benen. Met haar donkere ogen zorgde ze er voor dat er iets in mij smolt. Vervolgens kroop ze verder en plofte tenslotte met haar lijf op mijn schoot. Vanaf dat moment was ze niet meer aan het vleien. Ze had een houding die verraadde dat ze dat punt al voorbij was. Ze nam eenvoudigweg haar rechtmatige plaats in. Knappe jongen die haar er van kon verdrijven. Triomfantelijk keek ze naar haar ´broer´ die keurig lag te soezen op het kussen. Hij wel…
Alsof dat nog niet genoeg was, begon ze alles in zich op te nemen. Ze rook aan mijn broekspijpen, vervolgens mijn kruis, mijn armen en tshirt ter hoogte van mijn borst, overigens zo der van plek te veranderen. Ze likte langs mijn handen. Voorzichtig nam ze mijn vingers in de bek. Ze likte één voor één mijn vingers. En toen begon ze er in te bijten. Heel zachtjes langs de toppen schampte ze met haar tanden. Ze beschadigde niks, het deed niet zeer. Mijn vingers in die vochtige warme bek. Ze keek me een ogenblik aan. Ik liet haar begaan. Innig tevreden legde ze haar koppie op mijn borst. Haar pootjes schoven wat naar achter over het parket. Ook snuffelde ze nog aan het boek. Ik verschoof het wat, maar dat maakte het  alleen nog aantrekkelijker. Zij verschoof richting boek en door het geheel dreigde dat te verkreukelen binnenin. Ik stak het maar open tussen het zitkussen en de leuning van de fauteuil. Ze likte even aan de voorkant van de leuning. En zeeg op mijn schoot. Ik bekeek haar vacht. Ze stond te boek als blond. In haar nek leek het of die vacht nat was geweest. De haren zaten in plukken met dunne rillen er tussen. Aan de bovenkant leek het roodachtig, naar beneden toe veranderde de tint naar roodblond en op sommige plekken werd het blond. Aan de onderkant waren ook stukjes die bijna wit aandeden. Het geheel vormde een overweldigend mooie hond. Hoe ze lag herinnerde me aan onze vorige Labrador. Hij plofte met een nog groter lijf op mijn schoot. Heerlijk! Ik streelde haar vacht. Zacht maar stevig, precies goed. De labrador heeft een ondervacht en drie soorten haar. Het geheel is bedekt door een laagje vet en is met geen enkele andere hondenvacht te vergelijken, wat mij betreft. Ze hief haar kop en begon weer met likken van mijn handen. Ik liet haar even. Toen maakte ik van mijn hand een vuist, zodat ze niet aan de vingers kon. Ze begon haar poten te gebruiken en krabbelde over mijn hand. Ik fluisterde tegen haar dat ze dat niet mocht en dat dat pijn deed. Nou ja, een beetje dan…Ze keek me met haar verdraaide koppie aan en trok haar ooglid wat op in een geste van verbazing. ´Wat zeg je me nou, nee toch…?´ Ook dit is des Labradors. Vervolgens ging ze weer vredig liggen. Ik realiseerde me dat dit hemels was en gaf me over. Ik sloot mijn ogen. Als in een visualisatie zag ik allemaal kleine luchtbellen. Er in zaten onderwerpen. Eentje met het teken van de zakkende AEX-index,rood pijltje naar onder. Eentje met de stijgende werkeloosheid 545.00. Eentje met het begrotingstekort voor 2013 4.5 %. Ze zaten veilig ingekapseld en dwarrelden door de lucht en zo langzaamaan verdwenen ze. Ik keek ze verrast na. Toen ik mijn ogen openden, bedacht ik me dat die onderwerpen er helemaal niks toe deden. Hier te zitten met onze hond op schoot, die likte aan mij en aan de fauteuil, was veruit belangrijker. We hadden pas besloten dat we ons niet meer druk zouden maken om die dure meubelen of om het hoekje in de kamer waar ze stukjes kalk vanaf liepen omdat ze veels te wild naar de keuken stormden. Hoe zei mijn moeder het ook weer? O ja, het huis is er om mij van dienst te zijn, niet ik om het huis te dienen. Het maakt ook allemaal geen donder uit. In het verleden had ik diverse boeken gelezen.  Vele cursussen gevolgd. Hele drommen middelbare dames die op gezondheidsandalen(ik noemde het altijd ´eendenpoten´) cursussen deden ter verlichting over diverse onderwerpen. Met sterrenmixthee in de ene hand en macro-biologische hapjes in de andere hand(ik noemde het altijd macro-idiotische hapjes) bestookten ze elkaar met semi-wijsheden die ergens opgedaan hadden of gelezen,onderwijl zuur kijkend of er niemand deze wijsheid in twijfel ging trekken. Ze deden me altijd enigszins neurotisch en opgejaard aan. Ik dacht altijd dat hun mannen achtergebleven waren en heerlijk hele middag in het café gingen biljarten met vrienden of zwagers met pilsjes en geouwehoer, terwijl ze wat uit de muur trokken bij wijze van eten. Vier kroketten en een bitterbal. Of dat ze hele middagen speelden met hun modeltreinen zonder gezeur over koffie en dergelijke. Het konden ook minnaressen wezen, dat weet ik niet. En nu bleek dat dat allemaal niet nodig was. Een Labrador op schoot werkt evengoed. Dus weg met de Zenmeditatie, de voetreflexologie, de mindfullnes of biologische groentekweken op antrosofische basis.Zoek de verlichting elders.  Donder op met die Koffietijdonzin of Oprah. O nee, die is al weg. Neem gewoon een Labrador of een poes, ga zitten op een door de weekse dag en kijk, luister, voel wat er gebeurt. Láát het gebeuren, geef je over.  Doe niks, ben. En geniet. Gek he? De mens op zijn afst. Iets mooiers is er niet.