dinsdag 22 november 2011

Lei

Riet woonde in bij Lei. Misschien is inwonen niet het goeie woord. Lei bewoonde een prachtig huis, midden in de winkelstraat van het dorp. Het huis telde 4 verdiepingen en onderin nog het oude koetshuis. Daar bevond zich een exclusieve woninginrichtingszaak. Lei had de eerste verdieping in gebruik. Riet de tweede, daarboven zat nog een etage en dan nog de royale zolder.
Lei was een selfmade miljonair. Als jonge man startte hij met zijn vrouw letterlijk in een kippenhok, waar ze met groentekistjes een soort van interieur hadden ontworpen. Later kochten ze een pand, dat omgetoverd werd tot een Grieks aandoende dancing. Die trok jarenlang een enorm publiek vanuit de wijde omgeving. Met het geld dat Lei verdiende met zijn vrouw kocht hij een vervallen pand, knapte dat helemaal op en verkocht het met fikse winst. Dat spel herhaalde zich vele malen en nadat hij de dancing verkocht had, mochten ze zich rijk noemen.
Inmiddels weduwnaar leefde Lei in zijn enorme huis. Zijn enige gezelschap vormde zijn kat, een beest dat tegen hem ´praatte´ en voortdurend achterna liep. Als Lei naar het toilet ging, wachtte de kat voor de deur tot die weer openging en de conversatie voortgezet kon worden. 
Lei had wat aparte trekjes. Als hij een lamp moest verwisselen, vergat hij regelmatig of de stroom er wel af was. Dan maakte hij zijn vinger nat en stak die doodleuk in de fitting om het na te voelen. Negen van de tien keer zat de stroom er nog op....
Toen Riet pas bij hem kwam wonen, liepen ze wel eens gezamenlijk op straat. Bekenden van hem schrokken zich helemaal kapot, omdat Riet als twee druppels water op zijn overleden vrouw leek, zodat ze de indruk kregen dat die ´opgestaan was uit de doden´, iets waar Lei grote lol aan beleefde. De evenzeer verbijsterde Riet keek hem dan aan, want zij was evenmin op de hoogte van dit feit. Lei bezat een bizar gevoel voor humor, kon men rustig stellen. 
Lei had weinig vrienden, slechts eentje. Die zag hij af en toe, de man woonde in Spanje. Ze kenden elkaar uit het verzet. In oorlogstijd waren ze schijnbaar overal en nergens geweest en hadden zo allerlei avonturen beleefd. In de golf van Biskaje schijnt Lei door het oog van de naald te zijn gekropen, waarbij die vriend een cruciale rol speelde in het redden van zijn leven.
Hij had ook twee kinderen, een zoon en een dochter.
De dochter was na de dood van haar moeder gaan studeren in het Noorden van het land, waar ze bleef plakken in een commune. Ze genoot een uitkering van de sociale dienst. Elke week nam ze de kinderen van de commune mee, posteerde ze voor het gebouw van de sociale dienst aldaar en legde vriendelijk uit: ´Kijk lieverds, hier moeten jullie straks jullie centen gaan halen. Als je groot ben dan...´ De blagen knikten en huppelden achter haar aan naar binnen...Later trok ze zelf spontaan een deel van haar uitkering af, want zo legde ze aan de verbaasde ambtenaar doodleuk uit, dat ze wat bijverdiende door softdrugs te verhandelen, ze kon met minder toe. Dus vond ze dat ze heel sociaal was...Ondertussen had Lei, naar eigen zeggen, stapels zwart geld liggen, waarvan hij niet wist wat ie er mee aan moest. Och god, wat zielig...
Zijn dochter nam een vlucht naar Japan met het wilde idee, om zich daar door een nietsvermoedende man te laten bevruchten. Waarom nu juist Japan? Ach, ze vond baby´s met spleetoogjes zoooo schattig...jammer alleen dat het niet lukte.
Haar broer was verstandelijk gehandicapt. Hij vormde toch enigszins een smet op het blazoen van onze suksesvolle Lei. Zakelijk voor de wind gaan is één ding, een goed gelukte nazaat produceren een ander. Lei nam het God persoonlijk kwalijk, zo leek het wel, dat zijn stamhouder niet een knappe, intelligente jongen was...en deed er alles aan om zoonlief zo onzichtbaar mogelijk aanwezig te laten zijn. Helaas...een onmogelijke zaak, want zijn zoon maakte in zijn onschuld zeer rake opmerkingen en precies op die stille momenten in de conversatie. Niks wegmoffelen, niks stille trom. Zo stal hij onze harten, als het meest normale lid van deze ménagerie. Eén keer heb ik Lei trots gezien op zijn zoon. Die kwam thuis na een uitje met zijn collega´s, helemaal blij. Aan het eind van de dag had men gebowld en Lei´s zoon ging er met een prijs vandoor. Het was weliswaar de poedelprijs, maar toch. Lei kreeg een glans in zijn ogen, toen hij de beker zag in de handen van zijn supertrotse zoon. Hij sleurde hem én de beker mee in zijn auto. Zo scheurde hij de familie rond en toonde hen de prijs. Toch maar mooi, niet dan?  Daarna stond het ding te pronken op de tv. Riet vroeg er ´s avonds naar. Lei bracht haar op de hoogte, glimmend van trots. Riet hoorde het aan, nam een trek van haar sigaret en vroeg toen droog: ´Lei, weet je eigenlijk wat dat is, een poedelprijs?´ Na haar uitleg, greep hij de beker, opende een kast en flikkerde die ergens achterin. Er werd nooit meer over gepraat. Riet verstond de kunst om op een nuchtere. onderkoelde manier de dingen bloot te leggen, sans rancune, zonder leedvermaak. Geen wonder, dat ze het volhield daar bij hem in huis.
De vrouw van Lei overleed na een lang ziekbed. Dat gebeurde tegen de feestdagen aan het einde van het jaar. Een goeie reden voor Lei om de sfeervolle, gezellige tijd te ontvluchten en zoals hij alles groots aanpakte, deed hij dit ook. Hij pakte zijn boeltje voor 6 weken en nam zijn dochter mee. Ze gooiden beide de koffers vol met oude kleren, in hun geval kleding waar ze op uitgekeken waren. En reisden af naar India. Daar deelden ze de kleding uit aan de arme bevolking, waardoor hun koffers leeg raakten. Die vulden ze dan weer met kleding van daar. Rokken, hesjes, jasjes, tassen, allemaal kleurig met goud en met kleine spiegeltjes er op genaaid, dingen die gretig aftrek vonden bij hippie-achtige figuren indertijd, die het van hun kochten. Het bleef iemand die overal handel in zag.
Wij pasten op de zoon van Lei ondertussen en op het huis. Niet met sukses altijd, dat laatste en altijd met plezier het eerste. 
Familie en bekenden van Lei bekeken hem met een mengeling van respect en meewarigheid. Ze vonden het rot dat hij zijn vrouw was verloren, op wie hij dol was, ze hadden ontzag voor zijn rijkdom en status.
Hij kon de straat niet op of hij ontmoette wel een zakenrelatie, een vriend of wat daar voor door moest gaan of familieleden.
De eerste keer dat we met Riet ten huize van Lei verschenen, zagen we een enorme lange huiskamer. De vloer van marmer zowel als de wanden waren bedekt met enorme perzen. Het waren bocchara´s, perzen die zoveel draden per vierkante centimeter hadden, dat ze glansden. Verder stonden er mooie antieke kasten en ander meubilair, prachtige indirecte verlichting. We namen plaats op de enorme bank. Voor ons stond een karrewiel dat dienst deed als salontafel. In het midden een ronde uitsparing, waarin een fiks aantal flessen drank. We bespraken de vakantie en hoe het zou gaan. Achteraf bezien moesten we voor de ballotage-commissie verschijnen van deze Limburgse David Trump. Wij zaten verlegen en bleu op de bank, de knieën tegen elkaar, het was onze eerste miljonair. Het viel ons op, dat er geen koffie werd aangeboden. Na een uur(!) zei Riet: ´Lei, ik pak een borrel, als je het goed vindt´ Lei knikte zonder wat te zeggen. En Riet viste een fles en een glas uit het gat in het midden van dat karrewiel en schonk zichzelf een baileys in. Stilte. Keurig opgevoed als we waren, mijn vriend en ik, zeiden we niks en wachtten af. Tevergeefs...we vertrokken na die avond, zonder een drup en met droge kelen.
We zorgden voor de zoon, samen met Riet, toen zijn vader en zus gevlucht waren naar India, weg van het decembergeweld van familiesfeer en gezelligheid. We kookten, maakten koffie met wat lekkers, chocolademelk met wat lekkers, hapjes. Tussendoor wandelden we, keken tv, speelden spelletjes. Meestal lieten we hem winnen, wat ie geweldig vond. De weken vlogen voorbij. We zaten gezellig bij elkaar toen de bel ging van ons nederige flatje. Ik opende de deur, nam onze bezoeker mee de huiskamer in en zei tegen zijn zoon enthousiast: `Kijk ´s, wie hier is!´ Die keek op en zei tegen zijn vader: ´Ben je nu al terug?`. We durfden Lei niet aan te kijken. Die gaf ons iets als bedankje. Hij was dus al even terug. Later bekeken we onze kadootjes. Het waren twee kaarten, voor ieder één, met een tekening op de voorkant met een pauweveer erin. Op de achterkant zaten de prijsjes nog. 1,25. 
We ontvingen ook nog een uitnodiging, immers we hadden zoonlief zo goed mee opgevangen. We vonden dat onzin, we deden het graag, maar er viel niet aan te tornen. We moesten op zondag ons vervoegen, net als Riet, bij een restaurant. Van te voren hadden we overlegd met haar en ze raadde ons aan, ondanks ons bezwaar, omdat we toch uitdrukkelijk uitgenodigd waren, om onze portemonnee mee te nemen. Dus dat deden we. Het werd een sof. In het restaurant kwam het gesprek niet op gang. Om ons heen zaten mensen die Lei kenden, dus werd er overal even een praatje gemaakt, tussen de gangen door, we zaten er voor spek en bonen bij.  Vervolgens begon onze ´gastheer´ zich blijkbaar te vervelen, wat de meligheid vergrootte, bij hem dan. Hij schoot met zijn vork een heleboel erwtjes om zich heen, naar mensen die wilden genieten van een maaltijd en avond. Ik ergerde me stierlijk en liet dat ook blijken. En Riet had gelijk, we moesten zelf afrekenen. Ik heb, met moeite, me ingehouden tot we weer buiten het restaurant waren. Toen heb ik gedaan, wat meer mensen zouden moeten doen, hem bij de auto een ´piece of my mind´ gegeven en zodra hij wist dat ik nooit, nooit, nooit meer met hem zou uit gaan eten, laat staan gezien worden bij hem in de buurt, me omgedraaid. 
Tijdens één van onze oppassessies werd er trouwens ingebroken in de winkel onder ons. De halve winkel leeggehaald, dozen met dure dekbedovertrekken,lampen,  hele rollen vloerbedekking etc. Bovendien achter in de garage, waarschijnlijk door anderen, zijn auto helemaal beschadigd. Het notenhouten dashboard vernield, de kap van de cabrio in flarden, net als de bekleding en krassen op de lak. Wij zaten heerlijk een verdieping erboven, te luisteren naar kerstmuziek en shows te kijken met koffie. De marmeren vloer en dikke perzen bleken van uitstekende kwaliteit, we hoorden geen bal. Dat hebben we ook de politie verteld. Ach, het was niet eens gezellig daar, als Lei niet aanwezig was. Meestal gingen we naar ons flatje, waar door een rare constructiefout de verwarmingsbuizen doorliepen vanaf de begane grond tot 2 hoog, waar wij woonden. Je kon er de ruzie´s volgen van de buren op 1 hoog en beneden. Er was geen karrewiel met drank, maar wel spelletjes, koffie voor iedereen en gezelligheid. En je kon er jezelf zijn, met of zonder poedelprijs. Een rijkdom!







3 opmerkingen:

  1. Wat een wonderlijke familie!! Miljonairs schijnen de grootste vrekken te zijn zegt men, dus dat je zelf moest betalen verwondert me eigenlijk ook niet, misschien was die vandalist van zijn cabrio ook wel mee uit eten geweest en moest zelf betalen ;)
    Je goeie gevoel zal wel de overhand hebben gehad toen zoonlief zei tegen vader "Ben je nu alweer terug?" Heerlijk verhaal weer!!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb de miljonairs geweerd sindsdien, ondanks dat je niet te werk kunt gaan op eentje en de verstandelijk gehandicapten behouden! Joepie! meer mens voor minder geld, zal ik maar zeggen...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mooi gezegd: Meer mens voor minder geld ;)

    BeantwoordenVerwijderen