donderdag 17 november 2011

Riet

Ik denk nog vaak aan Riet. Vooral in deze tijd van het jaar, zo de dagen voor 5 december en kerst.


Ze verscheen ´ineens´ in mijn leven en het leek er op dat ze er nooit meer uit zou verdwijnen. In zekere zin is dat ook zo, want 30 jaar na dato, denk ik nog aan haar. Riet werd altijd wat depri, eind november. Om dat te begrijpen, moest je weten wat haar verhaal was. En daar kwam je niet zo gauw achter. Riet had helemaal geen trek om dat te delen met Jan en alleman. Begrijpelijk. Ze kwam bij ons op de koffie, we praatten met elkaar, lachten en voor we het wisten, waren we dikke vrienden. En toen kwam Riet met haar verhaal. Gewoon, onder een kop koffie.


Een huisvrouw, gewoon zoals velen. Flatje, man, kinderen. Happy, ongecompliceerd, Zoals zovelen.
Zwanger, hun derde kind. Kind werd geboren.
Vanaf dat moment ging het fout. Riet kreeg vreemde gevoelens. Ze snapte er niks van. Kind was niet aantrekkelijk, ze had weinig behoefte om het te knuffelen, verzorgen. Hoe kon dat toch?
Man haalde haar aan. Zei dat het wel over ging.  Dokter zei hetzelfde. Van voorbijgaande aard, die klachten. 
Gewoon doorgaan. Flink zijn, de kinderen verzorgen, alsof er niets aan de hand was. Gelukkig zijn. Met man en met gezin. Dan kwam het allemaal goed.
Maar het kwam niet goed. Riet voelde zich schuldig. Haar dagen werden somberder. Ze piekerde. Ze voelde zich een waardeloze moeder. Ze woonde ver van haar familie. In dit stukje Nederland waar de g boterzacht was, viel haar harde g des te meer op.
Riet werd ziek. Ze trok zich eerst op de bank terug. Later in bed. De kinderen werden meer en meer aan hun lot overgelaten. Man mopperde. Verdorie, ze kon zich toch wel een beetje vermannen? Maar dat kon Riet niet, zich vermannen. Ze was een vrouw. Riet´s dagen werden zwarter en zwarter. Ze wilde slapen, vergeten dat ze bestond, dat ze ademde, leefde. De kinderen werden steeds lawaaieriger, ze braken de tent af. Het ging langs haar heen. Riet zat in haar eigen wereldje. Soms schreeuwde de kleine van de honger.
Net zoals Riet schreeuwde. Van binnen, diep in haar schreeuwde het. Ze zat onder de keukentafel. De hele dag. Verder was er niks.


De scheiding ging langs haar heen. Haar man had die aangevraagd. De kinderen werden weggehaald. Alle drie. Ze hoorde de rechter, maar ze hoorde hem niet. En toen was ze alleen.
Ze werd opgenomen. Het was te erg. Haar hoofd zat vol watten. Ergens ver weg wist ze nog dat ze getrouwd was geweest en moeder van twee kinderen. Of waren het er drie?


Riet kwam er boven op. Ze werd weer monter, kreeg grip op haar leven. Ze had een eigen woonruimte. Ze gaf les in de instelling, waar ze zelf opgenomen was geweest. Nu ze terug keek, wist ze dat er een naam was, voor wat haar overkomen was. Post natale depressie. Nooit van gehoord toen. Dokter ook niet. Die verrekte ziekte had haar haar huwelijk afgepakt. Haar man. Haar kinderen. Haar gezondheid.
O ja, ze had het zelf aangeboden. Haar man had al snel weer een vriendin. En ze zag ergens wel, dat ie gelukkig was. Die vrouw, die vriendin was okee. Dus stond ze haar kinderen af. Ze wilde dat ze in harmonie op konden groeien. In een gewoon gezin. Haar man had dat gezin met die vriendin. Het was een zorg minder. Het leven kon weer door.
Haar eigen gevoel stopte ze weg. Ergens zweefde die echo. Gewoon doorgaan. Met leven, ademhalen, stofzuigen, boodschappen, slapen en weer opstaan. Gelukkig met veel minder medicatie dan eerst.
Riet kookte niet. Nou ja, voor haar werk. Cursus koken voor ex-psychiatrische patienten. Ze vertelde hen hoe belangrijk het was om goed en gezond te koken. Een kado aan jezelf. 
Thuis had ze wel een gasfornuis. Eens in de week stofte ze dat af. De gaskraan stond permanent dicht.


Wij hadden dat wel in de gaten. Regelmatig kookten we ´teveel´. We belden haar op en nodigden haar uit. Nonchalant  om een hapje mee te komen eten. Gewoon in de keuken. Geen gedekte tafel in de woonkamer, maar op zijn jan-boeren-fluitjes. We hielden onze gezichten strak. Haar ogen glommen. Ze genoot. Mooi!


Af en toe glipte haar emotie naar buiten. Door de kieren van haar zorgvuldig afgetimmerde leven, perste het zich een weg naar het daglicht. 
Vroeger had ze hulp gezocht. In haar kerk. Laten vallen, dat het leven haar soms wat zwaar viel. Haar trots verliet haar nooit. Dominee zei botweg: ´Eigen schuld´ Ze keek hem niet begrijpend aan. ´Had je maar niet moeten scheiden´ liet hij er op volgen. Ze draaide zich om en verliet de kerk. Voorgoed.
Zo was ze. Hard voor zichzelf, niet zeuren, doorgaan, oplossing zoeken, niet te snel anderen lastig vallen. Stel je voor!


Rond deze tijd kwam haar moedergevoel in alle hevigheid bovendrijven. Lastig. Overal om haar heen werd genoten van de Goedheiligman en even later van samenzijn rond de Kerstboom met lichtjes en lekker eten. 
Dat was haar allemaal ontglipt. Maar ze vond dat ze er geen recht op had. Ze had de kinderen ´weggegeven´ om ze te verzekeren van een happy jeugd. De rest was onbelangrijk. Ze had geen recht op kontakt. Bovendien wat voor zin had het om hun leventje te verstoren?


We hadden lol met Riet. Ze was een prima vriendin. Onder haar keurig gekapt hoofd en verzorgd uiterlijk, zat een kwajongensachtige meid. Die met tijden doorbrak. Gierend van de lach om onbenullig kleine idiote dingen. We zagen het hilarische ervan en lagen gezamenlijk in een deuk. Te pas en te onpas.
We deelden muziek, drankje, spelletje, gezellige avonden en dagen. 


Riet stond voor me. Spierwit, compleet ontdaan. Wat was er in godsnaam aan de hand? 
Ze was onderweg geweest. In de trein. Zondag, het was druk, volle trein. Riet zat te suffen in het najaars-zonnetje. Toen ze opkeek, was ze daar. Ze keek haar recht aan. Het was haar dochter. Na meer dan 15 jaar zag ze haar dochter staan. En erger nog...ze zag in haar zichzelf  op die leeftijd. Ze verstijfde. Het leven had haar ingehaald. En het meisje had geen idee.
Natuurlijk had ze haar niet aangesproken. Riet leefde in de veronderstelling, dat ´als de tijd rijp was´, haar kinderen naar haar toe zouden komen. Met vragen, dat wel. Met opmerking. Zelfs met verwijten. ´Waar was je?' ´Hoe kon je?´ ´Hield je niet van me dan?´ Het zou haar niks uitgemaakt hebben. Want het ging niet om haar. Het ging om haar kinderen. En hoe die gelukkig konden zijn. Dit was haar kado aan hen. 


Ik denk aan Riet. Aan haar stille verdriet, haar wanhoop. Aan wat nog steeds schreeuwde, stil in haar. Al zat ze niet meer onder de keukentafel verscholen. 
Ik hoop dat haar kinderen het kado hebben opengemaakt. En dat ze het gedeeld hebben met hun moeder.
En dat Riet eindelijk de gaskraan opengedraaid heeft. Om te koken....



Geen opmerkingen:

Een reactie posten