woensdag 18 januari 2012

Za tebe pejem

In vroegere jaren, toen mijn bestaan veel verwarring kende en onzekerheid, voorzag ik in mijn bestaan door twee banen te combineren. De bijbaan ´bedreef´ ik in een gerenommeerd hotel. Onder in de krochten van de kelders van het inmense gebouw en achter de schermen zag ik een totaal andere kant van het hotelleven.
Enorme bedrijvigheid, een wirwar aan zeer diverse mensen en strakke schema´s, roosters en regelgeving zorgde voor een bonte werkplek. Een Engels kasteel was er niks bij. De was, de schoonmaak, de reparatie´s, de beveiliging, de administratie plus de nachtelijke bemanning en allemaal met hun eigen middle management die verwoede pogingen deden om aan de goeie touwtjes te trekken en met de juiste timing om alles zo gladjes als maar kon de boel te laten draaien. Allemaal voor de gasten.
Nooit zag ik zoveel was voorbij komen of zoveel verschillende kamers die tijdelijk bewoond werden. Ook appartementen voor mensen, die na hun verblijf in het buitenland(om wat voor reden dan ook), tijdelijk onderdak dienden te hebben en een soort van thuis met hun partner dan wel gezin om vanuit die positie snel weer een meer permanent  home te betrekken.
Mijn toenmalige baas kon ik helaas niet rangschikken in de categorie sympathieke personen. Het was een vrouwelijke stresskip, die maar geen greep kon krijgen op haar personeel en geen overzicht op haar deel van het werk in dit bedrijf. Overal hing ook de sfeer van tijdelijkheid en het onvermijdelijk niet kunnen voldoen aan de hoge eisen die gesteld werden en men zich zelf stelde. Dat laatste gevoel diende dan toch ieder moment van iedere dag in de hoofden van het personeel gestampt te worden, mensen die vaak geen kant op konden bij het vinden van passend werk. Deze vaak tijdelijke banen waren hun enige alternatief in de urban jungle om enigszins te kunnen overleven.
Een grote scheidslijn bestond ook tussen het personeel dat in direct contact kwam met de hotelgasten en diegenen onder ons die tot de mindere goden behoorden en geacht werden zowat onzichtbaar en onhoorbaar hun taak tot een goed einde te brengen in luttele minuten. Een titanenkarwei!
Op een dag nam ik de lift naar boven. Meteen stond ik oog in oog met een bekende caberetier. Ik zei vriendelijk goeiedag en deed verder mijn uiterste best de goeie man te negeren. Wat niet echt meevalt in een liftje van één bij één meter zo ongeveer. Je staat met je neus zowat op een bn-er geplakt en moet dan net doen of je dat iedere dag overkomt. Ik was erg opgelucht toen hij naar buiten stapte.
Even later zoefde ik weer naar beneden. Toen stapte er een andere man in de lift. Een collega met uniform aan, zo een die met de gasten in aanraking kwam. Een vrolijk uitziende jongeman. Op zijn naamkaartje prijkte een naam. ´Dragan´ stond er op. Onmiddellijk ging er bij mij een belletje rinkelen.
In een toen nog vrij vers verleden had ik deel uitgemaakt van een zanggroepje. We zongen Balkanliedjes, sommige uit Bulgarije en Roemeniè, maar de meeste uit Joegoslavië. Ik spreek hier over de tijd toen dat nog een communistisch land was en niet uit elkaar gevallen in een aantal staten. Van Mladic, Karadic en Milosovic hadden we nog nooit gehoord, laat staan konden we vermoeden dat later in ons land het Joegolsavië-tribunaal zou zetelen of dat ons land zo´n afschuwelijke rol zou gaan spelen in Kosovo. Nee, Joegoslavië was nog een land achter het IJzeren gordijn, dat met ijzeren hand jaren door Tito geregeerd werd. Van Tatjana hadden we ook nog geen kennis genomen hier.

De liedjes die we zongen, hadden vaak geen vertaling. Dat weerhield ons niet om ze vierstemmig te vertolken. De sissende klanken, soms scherp, soms wat zwaarder van aanzet zorgden vaak voor hilariteit, vooral ook omdat we een van huis uit slissende dirigente hadden...Het klonk heel aardig! En ik hield, net als de anderen, erg van het melancholische geluid dat we produceerden. Verder hoefden we niet op te treden(ik was verlegen en heel onzeker over voor het voetlicht treden), dus dat was mooi mee genomen! Toch zat het me dwars dat ik niet wist waarover we het hadden. Voor het zelfde geld bralde je er de meeset obscene of ´foute´ teksten uit, wisten wij veel.
Dragan...Joegoslavië....liedjes ging er door me heen. Ik troonde hem vliegensvlug mee naar een donker hoekjes, weg van nieuwsgierige ogen en oren. Ik vroeg hem naar zijn land van herkomst. Bingo! Dus legde ik hem uit wat me bezielde. En ik zong voor hem, zodat hij het eventueel kon vertalen. Dragan kreeg tranen in zijn ogen. Ik, naïeve, egocentrische zak had totaal over het hoofd gezien wat het effect op hem zou kunnen zijn. Het ging ook allemaal zo snel, vanwege de bitch die mijn baas was. Dragan was mijlenver weg, terug in zijn land. Hij was ontroerd, gelukkig, in de war, vol van heimwee. Allemaal in één flits van dat korte liedje.
Hij gaf me de vertaling, een liefdeslied waarin een jongen bezingt hoe mooi hij zijn meisje vindt en hoe zeer hij haar bemint. Simpel, maar echt. Dragan omhelsde me nog net niet, maar het scheelde niet veel. Ik zong nog even door, werkte mijn repertoire af. Nog meer vertalingen. Sommige liedjes kon hij me niet vertellen, die waren net een andere taal. Maar dat ene, daar wilde die nog een keer voor bedanken.
Later realiseerde ik me, dat ik het toch aardig goed moet hebben uitgesproken. Mooi!
Ja, zoveel doet een lied soms. Het kan bemoedigen, strijdbaar maken, troosten en ontroeren. Het kan je in vuur en vlam zetten of je vol doen schieten, omdat je terug denkt aan je geboortegrond, ver weg.
Ik weet niet waar Dragan nu is. Ik heb toen de naam van ons zanggroepje eer aan gedaan. Za tebe pejem, ´ik zing voor jou´. In het donker, weg van de onbarmachtige bazen.

2 opmerkingen:

  1. Je bent een geboren verhalen verteller, geïnteresseerd in mensen en hun verhalen. Je kijkt verder dan oppervlakte, mooi mens!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Zit hier te blozen onder het gewicht van je pakket complimenten...dank, dank, dank...
      Enne...it takes one to know one, zegt men!

      Verwijderen