dinsdag 7 januari 2014

Blauw rood blauw

Zes uur. Stilte in huis. Nou ja, behalve de hond dan. Fred moet zo weg. Ik heb het nieuws aan, zodat er een beetje geluid is. Dat helpt. Ik zie beelden uit Irak en Afghanistan. Bommen, schieten, bange mensen.
Fred neemt afscheid. Ik zwaai hem uit. De hond blijft stil. Alles slaapt.
Zappen brengt soms verrassende dingen. Ik vlieg langs de zenders. Wissel, neem in me op. Dan zie ik een landschap. Mannen in de sneeuw. Ze lopen rond. Op ski's. Ze langlaufen. Het landschap is heel ruimtelijk. Onaards mooi. Enorm witte bergen met grijsblauw. Luchten. De mannen dollen met elkaar. Een valt om, staat weer op. Rode jassen in de sneeuw. Camera zoemt in. Man met ijs in zijn baard. Ik weet een beetje hoe dat voelt. Maar zij sjokken daar uren achter elkaar. Ik zie één van hen, die anders is. Hij mist een arm. Een ander mist een been. Wat is dit?
De groep zit op Spitsbergen. Hoog in het Noorden. In de winter. Koud. Maar tegelijk een onaardse schoonheid om hen heen. Het zijn mannen die wel wat gewend zijn. Geboeid kijk ik verder. Eenmaal terug in hun verblijf, dollen de mannen met elkaar. Eentje doet een dansje voor een ander en speelt dan dat ie boos is tegen de cameraman. 'Ga weg, dit is privé.' roept ie lachend. Een ander kleedt zich uit. Degene met één arm. Hij vertelt dat de stomp erg zeer deed in de kou en wrijft er over.
Weer een ander wordt door de fysio behandeld. Hij is achterover geklapt op zijn rug. Pijnlijk, erg pijnlijk. Door de behandeling voelt ie zich een ander mens weer. Al met al moeten ze door, willen ze komen waar ze zijn willen.

Tussen al die mannen loopt er een met rood haar. Hij lacht veel, maar kijkt ook ernstig. Hij is hier 'even', tussen die anderen. Zijn familie heeft ie niks verteld, pas vlak voor hij ging. Experts hebben zijn vader gezegd, dat het niks is. Laat hem niet gaan. Het lijkt er op dat die opmerking deze jonge vent alleen nog maar meer vastbesloten gemaakt heeft. Hij is gegaan. En gooit zich er vol in. Hij spreekt bewonderend over de anderen, die dit veel langer doen. Blij dat ie er even deel van mag uit maken. No big deal. De groep dolt verder. Tussendoor verschijnen andere beelden. Van de man met één been. Een ander die foto's laat zien van zijn leven en de mensen die er een grote rol in spelen. Meisjes, ouders, een babyneefje.
Samen wachten de mannen. Ze moeten groen licht krijgen. Hang af van het weer. Hun doel is om de Noordpool te bereiken. En om daar te komen moet Russen die daar al zijn hun zegen geven. Die houden het weer in de gaten.
Als het bijna zo ver is, prepareren ze zich. De rooie pakt zijn tas in. Besluit wat ie wel en niet gaat eten. Gedroogd en compact voedsel in lelijke plastic zakjes. Hij verheugt zich op sommige dingen, die erg lekker zijn. En andere neemt ie mee omdat het nodig zal zijn. Op de ijskap.
Langzaam krijg ik het verhaal te zien. Het zijn soldaten die in de oorlog(Irak, Afghanistan of zo) gevochten hebben. Eentje verteld over zijn grootste angsten. Angst 1: een van de soldaten onder hem te verliezen. Gebeurde. Oeps. Angst 2: zijn eigen been verliezen. Gebeurde ook. Angst 3: afhankelijkheid. Terug thuis kon hij zichzelf niet verzorgen, wassen, aankleden. Basaal. Afgelopen. Moest een ander doen.
De mannen zijn kant en klaar om de volgende dag te vertrekken. De sfeer is goed. De volgende ochtend. Goed en slecht nieuws. Eerst het slechte. Er is een sneeuwstorm opgestoken. Ze kunnen niet gaan. Het vliegtuig dat hen zou brengen staat in een vlaag van sneeuwvlokken werkeloos te wezen. Het is min 42 graden. Goed nieuws is dat ze kunnen wachten. Vier dagen. Ze doden de tijd. Met verhalen. Met grapjes. De rooie maakt een embleem van zijn compagnie. Of hoe zoiets heet. Blauw, rood, blauw. Met groen garen naait ie. Het resultaat is niet om over naar huis te schrijven. Een ander vindt het niks. De rooie speelt de verongelijkte. 'Niet uit elkaar scheuren.' Schreeuwt ie. De ander lacht. Hij biedt aan de boel goed te naaien. 'Officieren kunnen niet naaien. Zijn ze ook niet voor aangenomen.' is zijn droge commentaar. 'Hoe lang doe jij er over om het te fixen?', vraagt de rooie. 'Vijf minuten.' luidt het antwoord droog.
De rooie neemt nog een stukje op voor zijn camerablog. Hij heet 'Harry Wales'. Normaliter His Royal Highness Prince Harry. Maar hier even niet. Hier is ie gewoon Harry. Maatje. Soldaat. Net als de anderen. Ze plagen hem dat ie nu lekker weg is van de pers. Hij beaamt het, half ondeugend, half serieus.
Zeven mannen. Ze vertrekken. 4 soldaten, 1 gids, 2 gasten, 1 cameraman. Ze gebruiken hun 'skills' om samen te knokken tegen de elementen, tegenslag. Vinden creatieve oplossingen. Houden hun goed humeur. Ze delen hun herinneringen. Vergane hoop. Teleurstellingen. Lief en leed. Met de nodige humor. Ze weten waar ze staan. En waar ze naar toe gaan.
Voor het eerst in mijn leven ben ik jaloers op een prins. Ik zie de club gaan. In die onmetelijke ruimte. Mannetjes met miniscule sleetjes aan touwtjes achter zich aan. De bergen zijn erg wit met prachtig blauw. De hemel is oneindig. Van onaardse schoonheid. Net als de mannen.
Het leek eerst of er een stel kerels aan het 'spelen' waren in de sneeuw. Maar dat is niet zo. Ze zijn op weg. En onderweg verwerken ze hun trauma. Van het been dat achterbleef. De arm. De doelen die ze willen bereiken en die niet bereikbaar bleken. Of tegen een heel hoge prijs. Thuis wachtten geliefden, familie op hen. Blij dat ze niet in een houten doos terug keerden. Niet dood. Maar stukjes gingen wel dood, werden begraven daar. Die rooie gaat met ze mee. Het kent dit alles. De hoop. Het ideaal. Maar ook de desillusie, de pijn. Even loopt ie mee. Even is ie een maatje onder de maatjes.
Ik denk aan dat kleine meisje. Acht. Haar broer had ook een ideaal. Daarom bond ie een serie bommen om haar tengere middel. En stuurde haar richting politiemensen. De bommen gingen niet af. Het meisje zit in een of andere cel. Een kind van acht. Sommigen zijn wel heel diep gezonken op de meetlat van menselijke waardigheid en respect. Daarom ben ik blij met zo'n rooie man. En zijn maten. En gun ik ze die reis in de sneeuw van Spitbergen. Op weg naar de Noordpool. Hoger kun je niet komen op aarde. Al is het koud. Al hangen er ijsklontjes aan je baard. Al heb je één arm of één been.  Het is er onaards mooi.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten