dinsdag 15 mei 2012

De kracht van de kapotte Kwan Yin of de vloek van de gouden tand


Er was veel rumoer in de keuken. Ook voor in het restaurant zelf. Veel geschreeuw over en weer, tussen het gerammel van pannen en lepels. De chef, een dikke Chinees van onbestemde leeftijd, gedroeg zich onverdragelijk. Tjang Tjong trok zich er niks van aan. Hij bleef onder alle omstandigheden zichzelf.  Sinds hij jaren geleden met zijn stokoude oma hier was aangekomen, meegesmokkeld en later ondergebracht bij de onbekende achterneef van haar, had hij geleerd te glimlachen en er verder het zijne van te denken. Met zijn vrolijke lach en open ogen en zijn stekende dikke haren vormde hij de lieveling van het personeel hier. Hij wist met zijn fratsen een ieder op te vrolijken en te amuseren. Amper 4 turven hoog glipte hij overal onder en achter door, de rondzwaaiende pollepels en spanen handig omzeilend, die de groten regelmatig hanteerden in hun stress. Vandaag was het wel extra erg. En om de boel nog wat meer te verergeren, bleek het zeer druk. De hele wereld stommelde naar binnen in het smoezelige restaurant. Eenmaal de grote draken te zijn gepasseerd ging men of richting tafeltjes of naderde de balie waar bestellingen geplaatst werden. In een mum van tijd verscheen dan door het schuifluikje het gevraagde, dat vervolgens door handige handen in neutraal papieren ingepakt en al dan niet met zakjes sambal, kroepoek en de prijslijst verdween in gretige handen om thuis door hongerige monden verorberd te worden. Helaas, vandaag ging er van alles mis. Een pan met saus omgekieperd, zodat een grote smeerboel de boel bemoeilijkte. Vervolgens had iemand kruiden vergeten toe te voegen in een ander gerecht. En waren enkele bestelbriefjes verdwenen. De chef kuurde zich uit op de arme Tjang Tjong, die gewoontegetrouw gebukt zich voortbewoog door de keuken. Nu werd er een meisje gevraagd om de vloer schoon te maken om verdere ongelukken te voorkomen. De chef vloekte en schold. Zijn bovenarmen glommen van het zweet. Tjong Tjang zag aan zijn gezicht dat hij boordevol adrealine zat. Hij maakte Tjong Tjang uit voor ´rattengebroed´ en meer van dat fraais. De jongen wist dat hij nu geen grapjes moest maken of een olijke blik trekken, dat zou olie op de golven betekenen. Hij deed alsof ie onzichtbaar was. Dat moest het scherpste randje er wel af halen. Heel vaak vroeg hij of ie mee mocht helpen met koken. Meesmuilend keek de kok hem aan. Nee dus, hoe durfde ie het te vragen. Opeens klaboem! Er gebeurde iets in het restaurant. Tjang Tjong durfde niet te gaan kijken, want daarvoor moest hij de keuken verlaten, ten strengste verboden dus. Zelfs niet door de klapdeur te gluren, die door het bedienend personeel werd gebruikt of de meisjes om stiekem te roken. Hij wachtte af. Ondertussen stond de keuken stil. Simpelweg geen mens om nog iets te doen. De chef naar voren, de nummer twee kok naar achteren voor een sanitaire stop en de koksmaat stond buiten met een rokertje. Tjang Tjong keek naar de wok. Wat rook het lekker. De keuken was dan niet groot, maar de meester verstond zijn vak. Het water liep hem in de mond. Schuw keek hij naar de klapdeur en het schuifklepje. Stilte. Niks te zien. Snel trok hij het trapje uit de hoek er bij en plaatste het voor het fornuis. En voor hij het wist, had hij de grote houten lepel te pakken en roerde in de enorme wok. Hij wist dat het ding groot was, maar niet zo groot. De geuren drongen nog beter zijn neusgaten binnen. Hij roerde, zodat het eten niet zou aanbranden of gaan plakken door droogte, een absolute doodzonde, dat had de meester al vaak verkondigd. Dat lukte met moeite. Hij boog zich wat voor over om goed te kunnen kijken. Ach, wat zou het heerlijk zijn om even te proeven. Hij zakte het trapje af om een lepel te zoeken. Eenmaal gevonden, kroop hij terug naar zijn uitkijkpost en bukte naar beneden, zodat ie de lepel door de brij kon halen en proeven. 

De chef had het probleem snel opgelost. De vreselijke drukte zorgde voor een rij met wachtenden. Eén dame werd onwel en viel flauw. Tegen een piëdestal aan met daarop een enorme vaas. Die tuimelde om. De vrouw hield zich vast aan een man naast haar die op zijn beurt dat niet verwachtte en toen de andere kant op wankelde van de schrik en zo een beeld van Kwan Yin om deed vallen. Oei, het personeel schrok. De Feng Shui holde zo achteruit. Bleek keken ze naar elkaar, niet goed wetend wat te doen. Dus deden ze maar niks.

Zo kwam de meester weer terug in de keuken. Zijn 2e kok kwam net de keuken weer in. Tevreden keken ze naar de schone vloer. ´Waar is Tjang Tjong?´ vroeg de chef. Zijn collega haalde zijn schouders op. Het meisje met de dweilemmer kon ook geen uitkomst geven. Ze keek glazig voor zich, terwijl ze de emmer mee naar buiten nam om te legen. Dommig keek de chef met zijn natte armen naar het trapje. Toen begon eindelijk te dagen, wat er gebeurd was. Hij keek naar beneden, in de wok. Daar lag, naast een restje eten weinig meer. Hij keek om zich heen. En toen weer naar de bodem van de wok. Een paar dikke weerbarstige Chinese haren lagen er. Die viste hij er uit. En toen liep hij naar een krukje in de hoek. Daar begon hij, onder de belangstelling van de anderen, onbedaarlijk te huilen. Hij snotterde, snikte en smoorde in zijn grote zakdoek. En pas daarna kon hij antwoord geven op de vraag waarom. Hij legde aan de rest van het personeel uit, dat Tjong Tjang gesmolten moest zijn. Er lagen immers alleen wat armzalige haren onder in de lege wok? 

Ik kreeg een telefoontje van de Chinese gerant. Het duurde even voor ik begreep wat zijn vraag was. Of ik in de meegebrachte bakjes eten wilde kijken. Naar haren, eer oor of iets...o wacht...een tand misschien? Een tand? Ja, de arme Tjong Tjang had van zijn vader(die op de wilde vaart werkte in de Gele Zee) een gouden tand gekregen. Mocht er ooit iets gebeuren met zijn oogappel, dan kon dat zijn verzekering zijn, zijn redding, vertelde hij aan zijn moeder. Ik beloofde de gerant dat ik zou kijken en vroeg mijn gasten me te helpen. Even dacht ik dat ik ook iets vond. Er glom iets in het eten. De gouden tand? Maar nee, het bleek een stukje ei te zijn uit de Foe Yong Hai. Ach, ik kende de jongen niet persoonlijk. Maar door de paniek van de gerant, de ongerustheid van het personeel en het ontembare verdriet van de kok, die maar bleef huilen en van geen ophouden wist, leek het wel of ik hem toch kende. En hij zat in mijn hoofd, samen met zijn lot. De tjap tjoy en de bami, de miehoen en de saté ze wilden niet meer smaken. Niet voor mij noch voor mijn gasten. We wilden nog maar één ding: weten waar Tjang Tjong was gebleven. Helaas, het lot van de jongen bleef een mysterie. De kok hield niet op met huilen. De keuken kwam in verval, ook omdat de 2e kok zich schuldig voelde. Het hele personeel was in de war, vanwege de kapotte vaas en Kwan Yin. En zo raakte het restaurant in verval. De oma van Tjang Tjong ging terug naar China en stierf van verdriet. En ik voelde me ook niet lekker. Daarom wil ik vanaf deze plek alle kleine jongetjes waarschuwen! Kijk nooit te ver naar onder en buk je niet te diep, al scheld en vloekt je meester nog zo. Want de gevolgen zijn niet te overzien. Moge Kwan Yin jullie allen bijstaan! 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten