dinsdag 20 maart 2012

Sprookje

Met een grom werd ie wakker. Hij schoot overeind in bed. Schikte het beddengoed over zijn bolle buik. ´Mannen´, zei hij. En wenkte met zijn hand. Meer was niet nodig! Als door een wesp gestoken vlogen de mannen naar het venster en als door een mechaniek openden ze in één gebaar alle gordijnen en haakten ze achter de embrasse. Hij klapte in zijn handen. ´Zie, zei hij en stootte zijn vrouw aan.´Zelfs de kosmos ondersteunt mijn idee. Ik kreeg vannacht echt inspiratie. Ach, wat is het toch mooi...´ en hij zuchtte eens diep. Hij wenkte nogmaals met zijn hand. De lakeien weken van de gordijnen alsof ze onderling met touwtjes verbonden waren en één marionettenspeler hen bespeelden. Nu had de koning vrij uitzicht. Hij keek naar buiten. ´Een zilveren dag, precies zoals ik me had voorgesteld. Kijk...¨ en hij wees naar ´iets´ daar. Een zwaan dreef rustig over het water van de hofvijver. Verder was er niets, enkel een mist die boven het water hing. En boven het gazon van de hoftuin. ´Ach, wat heerlijk dat hemel en aarde samenwerken in mijn inspiratie. Het wordt gewoon teveel..´ en met een breed gebaar spreidde hij zijn arm. Daarbij stootte hij zijn echtgenote uit bed. Ze plofte met een onelegant gebaar naast zijn bed, maar hij keek niet eens. ´Zeg kunt ge nie uitkijken klonk het van onder. Ik ben precies geen boksbal.´ Ze kwam langzaam overeind en wreef over haar bovenbeen, waar het aardig pijn deed. ´Een mistgrijze dag. Precies zoals ik voorspelde´ mompelde de koning. ´Nou, meer een loodgrijze...´fluisterde iemand. Het was de jongeman in de hoek. Een lakei-stagiaire. ´Ssst´ sisten de anderen gezamenlijk. De jongen studeerde voor onderlakei bij de LOI, iets waarvoor de anderen, die veel ervarener waren, hun neus optrokken. Maar ze wisten hoe de koning kon zijn, dus namen ze hem toch in bescherming. Hij had nog geen uur ´etikette´ gehad, vandaar.
`Ik ga de nieuwe dag uitschrijven. Haal de koninklijke schrijver, ik maak een proclamatie. Vite, vite...breng hem hier.´ Toen keek hij naar zijn vrouw. ´Desirée, waarheen gaat gij?´ Zijn echtgenote keek hem boos aan. ´Naar mijn eigen kot. Ik wacht toch ge weer enigszins normaal zijt, gij zot.´ Ze heette eigenlijk Kaatje, maar ja, de Brandenburgse hofceremonie verenigde zich niet met zo´n naam, ook niet als de Koningin uit Vlaanderen kwam. ´Wat zegt ze?´ informeerde de koning bij zijn lakei, want ze was al te ver weg toen ze hem dat toe riep.´Hare majesteit retireert in haar boudoir, Sire´ luidde het antwoord. 
De koninklijk schrijver schreef alles op in een koninklijke proclamatie. Daarna kwam de kleermaker, die opdracht kreeg om alle lakeien en verder personeeel van nieuwe uniformen te voorzien. De gordijnen, de lopers op tafel, het baldakijk in de troonzaal, alles moest worden vervangen en aangepast. Met een zwierig gebaar wees de koning naar buiten. De kleermaker trok zijn wenkbrauwen op. ´Mistgrijs, denk er aan´ zei de koning. ´Niks anders!´ De nar moest komen en werd ontslagen. Hij was de mediterraan van huid en zijn snor te lang en krullerig, bah! De koning verving hem door een volbloed engelsman. Toen die verscheen,  hingen er nog mistflarden om zijn hoofd en schouders. ´Wonderful, zei de koning. Je bent aangenomen. Just the man for the job.´ De man had grijze ogen en grijze bakkebaarden en een mond die nooit lachte. Daarna volgde de sterrenwichelaar. Het verhaal was hem al vooruit gesneld. Hij verscheen in een lang grijs gewaad met dito muts. 

De koning was aangenaam getroffen. De wichelaar boog, hij was een verstandig man, die niet van zins was zijn voorgangers achterna te gaan. Al 7 familieleden in 3 generatie´s hadden het loodje gelegd bij de vorige vorsten. Hij boog diep en vertelde de koning toen over een mist-grijze constellatie die zich aan het zwerk had laten zien de afgelopen nacht, precies boven het paleis. Zijn werkgever knikte goedkeurend. De bloemist werd ook gesommeerd te komen. Op zijn oprmerkingen dat mistgrijze bloemen niet bestonden, betrok het gezicht van de koning. En toen de bloemist niet inbond, werd hij kwaad. ´Dan zorg je maar, dat ze bestaan. Jij brengt me niks anders meer dan mistgrijze bloemstukken. Zo niet, dan zul je met de gevolgen moeten leven. Voor jou geldt hetzelfde als de anderen, die de mistgrijze dag ontkennen. Ik proclameer die niet voor niks. Kop er af, dat is het enige dan wat overblijft. Je kunt gaan.´ De arme man boog diep en verzekerde zijn werkgever dat hij best zulke bloemen in een nog geheime vallei in China kon vinden en zo invoeren...
Alles veranderde. De proclamatie werd in elk dorp en op elk plein van elke stad voorgelezen. De koning had de mistgrijze dag uitgeroepen. Alles in het paleis was nu mistig-grijs. De uniformen van iedereen die daar werkte. De bloemen(zo gespoten door het kleurenlab van de bloemenveiling in Aalsmeer. De nar was mistiggrijs van top tot teen. Er was geen andere kleur meer te bekennen. Of toch, in het kot van koningin Kaatje oftewel het boudoir daar heerste nog een warm oranjerood. Zij leefde daar teruggetrokken alsof ze midden in een bloedsinasappel woonde. Elke dag smokkelde men warm gekleurde bloemen binnen in een mistgrijze boekenkist. En elke dag informeerde ze naar de koning heur man. ´Hoe is het nou met Diederik?(Of Die) Hij wilde niet naar haar luisteren en al zeker niet als ze zich vertoonde in haar oranjerode jurk. Ze had in het begin gedreigd om terug te gaan naar het kiekenrestaurant van haar ouders of desnoods in het aanleunende brouwerijtje te gaan werken. Ondenkbaar! Maar ze was treurig en zwaar te moede want Kaatje hield van haar Diederik met zijn bolle buik en gekke ideeën, ondanks alles.
De koning trok zich niks van dat alles aan. Hij dreigde allen die de mistgrijze dag ontkenden of ontkrachten desnoods zelf een kopje kleiner te maken en die hoofden persoonlijk in de slotvijver te mikken. Er zaten daar dikke palingen, dat wist ie, want elke maand ging hij incognito daar vissen. Die hadden wel eens zin in iets anders dan paardenhoofden van de slager.
Op een dag liep hij door het land. Hij reed natuurlijk in een karos, maar in het dorp stapte hij uit om te kijken of alles wel volgens de proclamatie verliep. En of er nog koppen moesten rollen. Nou, alles was danig grijs, zelfs de gezichten van de mensen. Ze vonden er niks meer aan. Ze werden er ellendig van en depri. Vele slikten medicatie om het vol te houden, dus liepen ze als zombie´s rond, want het werk moest gedaan en de hele boel gaande gehouden.  Die bepaalde dag was er panne aan de karos. Er was een wiel afgelopen. En dat wiel bleek kapot. Goede raad was duur, maar men nam de koning mee om te overnachten in een herberg. De waardin was een pronte weduwe die haar vrouwtje stond met allerlei ruw volk, dat de wegen afschuimden en bij haar kwamen drinken en eten. Maar ze  had helemaal geen zin om te koken voor de koning en al zeker niet om met hem te spreken. Haar kleinzoon hield ze weg bij hem, want die kon zo guitig uit de hoek komen. Ze wilde echter geen moeilijkheden, dus het joch werd op tijd in bed gestopt. Die kreeg de koning niet te zien.
De volgende ochtend was de koning vroeg wakker. Hij stapte in zijn nachtgewaad naar buiten om eens rond te kijken. Een lakei liep voor hem uit om de deuren te openen. Hij stak zijn neus in de lucht om eens goed te snuiven en rekte zich uit. ´Kijk eens, zei hij half luid tegen zijn dienaar. ´Wat een heerlijke mistgrijze dag.´ De lakei kreeg geen tijd om dat te bevestigen. Tot zijn grote verbazing hoorde de koning boven zich zeggen ´Nou ouwe, dan zou ik mijn bril maar ´s poetsen, dit is een oranjerode dag. Dat zie je toch wel? Of ben je soms blind. Kijk dan!´ Dat deed de koning, maar niet naar de dagenraad, maar boven zich. Daar stak een olijk jongenkoppie naar buiten met een kuif daar bovenop.
De koning sommeerde zijn mannen om het joch te pakken, maar die keek wel danig uit. Hij had gezien hoe rood de koning zelf wel en maakte zich uit de voeten. Voor de lakeien de kans hadden, verdween hij boven in een hooimijt, waar geen mens hem kon vinden...
De waardin kreeg het hele verhaal in geuren en kleuren te horen. Razend vertrok het gevolg weer, de karos was gelukkig inmiddels gefixt. In volle vaart richting paleis. De waardin, ook niet op haar achterhoofd gevallen, had de gsm van de koning gevonden, toen ze zijn kleding moest luchten. Ze kon het niet laten en prutste aan de knoppen. En hield het ding aan haar oor. ´Ja Die, hier is Kaatje. Waar ben je eigenlijk?´ Verrek, ze hoorde de koningin spreken. Een buitenkansje!
De konings humeur had zelfs tijdens de lange reis zich niet verbeterd. ´Het is een mistgrijze dag. Ik zeg het toch en ik ben de koning. Zeg wat voor dag is het?´ Zijn rode hoofd stak uit het raampje. ´Een mistgrijze dag Sire, zonder twijfel´ ,klonk het van de palfreniers. Ze keken elkaar aan toen het hoofd van de koning naar binnen verdween. ´Verdorie het schiet maar niet op met die vakbond van ons. Wat een gedoe met die maf...´
Terug bij het paleis stormde koning naar binnen. Maar verbaasd bleef ie staan, Alles was oranjerood daar. De gordijnen, de lopers op de trappen, de bloemen.. wat was hier aan de hand in hemelsnaam. Boven aan de trap die hij met twee treden tegelijk nam, stond Kaatje. Ze had de handen in haar zij staan. ´Zo ben je daar, Diederik? He, ik ben blij dat je er weer bent. Kom binnen, de koffie staat klaar. En de bastognes. Nee, geen woord. Je weet dat ik je altijd je gang hebt laten gaan. Maar nu is het over. Het is niet best.´ Ze vertelde hem hoe het voortaan zou zijn. Niks grijs, mistig of niet. En dat hij niet over het weer ging, het was gewoon een toeval dat hij gedroomd had over die mist en de zwaan en dat die ook te zien waren in de vijver en er boven die dag. `Kom eens mee´ zei ze. Hij liep met haar naar de andere kant van het Paleis. ´Kijk, hier bij mij in mijn kot is het heel anders. Hier schijnt de zon en kleurt de lucht ´s morgens roze, dan oranje en vervolgens vuurrood. Het is prachtig. Niet elke dag trouwens, gelukkig niet. Maar jij ziet dat nooit, omdat je wacht tot ik bij jou op je kamer de nacht door kom brengen. Vanaf nu is dat dus gedaan. Ge slaapt nu bij mij. En ik ga u vertellen wat voor dag het wordt, wanneer ik de gordijnen open. Elke morgen! Persoonlijk, want die mannen van jou, die hangen me al langer mijlenver de keel uit. Ik wil ook wel eens met mijn manneke alleen zijn, zunne?´ De koning hapte naar lucht. ´Gaat hier ´s liggen lieveke. Is dit nu geen schoon zacht bed? En breed genoeg om mij niet langer uit bed te bonjouren. Amaai, ik voel ´t nog van achter. Dat was niet schoon van u.´ De koning keek naar beneden. Hij schaamde zich. Toen pakte hij zijn vrouw vast en kuste haar. Ze gingen even liggen en keken naar de wolken. Er was geen lakei in de vertste verte te zien. ´O ja, nog één ding en dan is het gedaan en klappe we er nie meer over, mijn schat. Morgen maakte gij nog enen zo´n procladinges. Voortaan heet ikik koningin Kaatje. Ik neem mijn eigen naam terug. Hebt gij dat goed begrepen?´ De koning knikt hevig Hij was zo blij. ´Wat is het hier mooi van kleur, zei hij.  Wat heb ik je gemist. Het spijt me!´ ´We hebben het er niet meer over. Allez geef me nog ´nen kus!´
De mensen  juichten toen ze de proclamatie hoorden en gooiden hun grijze kleren in het vreugdevuur dat ze spontaan maakten. Er werd een dans gemaakt op een speciaal muziekstuk, een bloem naar hun koningin, de Kaatjesbloem. Eén ding heeft ze haar man nooit verteld, dat ze een goed gesprek had gehad met de waardin. Een vrouw uit duizenden. Met een bos rood haar en een leuke kleinzoon met sproeten.

1 opmerking:

  1. Amaai, ge zuigt ze zo uit Uwen dikke duim!! :P

    Als moraal van het verhaal pik ik er uit: Breng kleur in je leven, dat maakt het vrolijker en leefbaarder!
    Mooi sprookje! :)

    Groetjes José

    BeantwoordenVerwijderen