zaterdag 16 maart 2013

Zin

´Hoe is ´t nou, Roos?´
´Ach, weet je Saar. Het is niks. Ik mis hem. Ik weet het niet.´
Samen zaten ze achter. De zon scheen door de keukendeur naar binnen. De poes waste zichzelf grondig met haar pootjes. Eerst maakte ze die nat en vervolgens wreef ze zich door haar gezicht alsof haar leven er vanaf hing. 
Beiden namen nog een teug thee. ´Het is nog maar kort. Tien weken is het nog maar. Je mot nog effe wennen..Je kunt moeilijk verwachten dat het binnen een paar dagen gepiept is. Dat zou raar wezen, niet dan?´ Roos beaamde dat. Ze wist het ook wel, diep van binnen. Ze schonk de kopjes nog eens vol. De poes keek wat suffig naar de stofjes die in de zonnestraal voor haar dwarrelden. Een zinloze actie.
´Hij was zo lief. Echt mijn vent.´
´Nou, om eerlijk te wezen´, begon haar vriendin en buuv. ´Ik heb je wel eens anders horen praten.´
´Hoe bedoel?´
´Gewoon...je zat wel ´s te klagen, kan ik me herinneren. Omdat ie toch niet altijd aan je verwachtingen voldeed, zak maar zeggen.´
Als door een wesp gestoken, keek Roos naar Saar. ´Nou hoef je niet zo dom te kijken. Lieverd, je had het aardig voor elkaar. Hij deed alles voor je. Je hoefde maar te kikken. Of ben je dat vergeten?´
´O, bedoel je dat...´ Saars hand maakte een wegwerpgebaar.
´Pas op je kopje meid. Voor jou was het gewoon. Maar laten we eerlijk zijn. Welke vent aanbidt zijn vrouw zo? Wie gaat er zo voor zijn meissie door het vuur. Velen hadden met je willen ruilen, als je dat maar weet!´ Saar keek wat vinnig. ´Het is toch zeker zo. Bijna niemand houd het 44 jaar vol, op die manier. Dat is een unicum, hoor.´
´Ach, begon Roos weer. ´Ik voel me zo leeg.´ Ze begon zacht te huilen. ´Hij was een goeie vent.´ Haar vriendin ging achter haar staan en streelde haar bovenarmen. ´Ach gossie...´ Het huilen ging naadloos over in snikken. Saar liet haar maar begaan. Ze keek naar de muren en het plafond. Jesses, kon wel een opfrisser gebruiken. Die sigarettenrook had een lelijke gele laag veroorzaakt. Onder haar handpalmen kwam het schokken tot een einde. Ze ging weer zitten.
´Freek deed het best. Maar nu...wat moet ik nu? Ik sta ´s ochtends op. Ik sjok naar de badkamer. Een natte lap over mijn gezicht. Dan kijk ik in de spiegel en denk: o God, heb je haar weer. Ik bekijk de donkere wallen onder mijn ogen, de uitgezakte oogleden. Mijn haar pluist, geen model in te krijgen. Mijn nek kun je zo op een kalkoen zetten, geen hond die het verschil ziet. Mijn borsten hangen voor mijn navel. En zo kan ik wel effe doorgaan. Ik doe mijn duster aan en loop de trap af. Geen puf om me aan te kleden. En make-up? Ik moet er niet aan denken. Voor wat, voor wie? Eén beschuitje eet ik, soms een halve. Met een kop slappe thee. En dan ga ik terug naar bed. De dag is één groot zwart gat.´
Mismoedig keek Saar naar haar. Zo kende ze haar niet. Wat moest ze in hemelsnaam. Zo´n treurig geheel...
´Wat was er dan zo speciaal aan die vent van jou? Dat je hem zo mist. En dat je niet meer verder kan. Mijn god, het is maar een man hoor. Ik bedoel maar...´
Roos zuchtte eens diep. ´Hij deed alles. Ik maakte zijn lijstje klaar. Hij bracht de rekeningen weg, die ik invulde. Hij haalde het spul om te koken. Hij zette koffie en riep me dan voor een samen-zijn. Hij bracht mijn kleren naar de stomerij, waste mijn auto, tankte hem vol. Alles weet je, echt alles, bedoel ik.´
´Nou, dan kan je dat nu toch lekker zelf doen, kom je gelijk buiten´ begon Saar.
´Dat is het hem nou net´, bracht Roos vertwijfeld uit. ´Ik heb het er niet op! Ik ben verdomme gewoon uit mijn doen. Ik ken gewoon niet buiten die man, mijn Freekie was alles.´
Voor de ogen van Saar verscheen Freek, zoals ie nog leefde. Niets was hem teveel. Haar man zat heel anders in mekaar. ´Net een wijf, die Freek´, zei die, weinig diplomatiek. ´Ze zijn gelukkig!´ pareerde ze dan.
´Tja, dat zegt ie, de lullo. Een pantoffelheld, dat is het. Geen vent! Freekie doe ´s dit, Freekie haal ´s effe droppies, mijn keel doet zeer. Freekie mijn sigaretjes zijn op. Freek bel ´s voor de schoorsteen. Bah, wat een rotwijf. En wat een sukkel, die Freek. Houen van, mijn reet. D´r slaafie, dat was ie.´
´Weet je..´ klonk de stem van Roos. ´Zonder hem ben ik niks. Ik heb niks meer te doen.Met hem was ik alles. En nou is het voorbij. Mijn leven heeft geen zin meer. Soms overvallen me de gekste gedachten...´
´Bah, gadver, je moet zoiets niet zeggen.´ Saar dacht aan die twee samen. Er zat een hoop in, wat haar man zei. Freek sjokte met zijn mand voor de markt. Freek sopte de wagen. Freek legde sigaretjes neer.
Nu zuchtte Saar. ´Mijn leven zal nooit meer hetzelfde zijn...´ hoorde ze. 
`Nee, dat geloof ik ook niet´, zei ze. En dacht aan de lulhannes. Dat zo´n flapdrol nog zoveel kon betekenen. En zo´n leegte achter kon laten. Het leven zat toch vreemd in mekaar. Wie had zoiets nou verwacht. 

Saar zat achter in de aula. ´Ze is nu weer bij haar geliefde Frederik. En daarmee zal haar geluk compleet zijn´, prevelde dominee. Jaja, dat zal het wezen, dacht Saar. Ze was zich rot geschrokken toen dat akelige bericht kwam. Roos had zich er bij neergelegd, letterlijk. Maar eerst had ze nog een plek gezocht voor de kat. Wat een geluk moest het wel wezen, nu ze voor eeuwig bij haar Freek terecht zou komen. Weldra zouden de gele keukenmuren tot het verleden horen. Er was geen ontsnappen mogelijk voor Freek...zoveel stond vast. 

1 opmerking:

  1. Arme Freek, nog steeds geen rust;-)

    Wat goed geschreven!!! Ik zie het tafereeltje zo voor mijn ogen.
    #Chapeau!!!

    BeantwoordenVerwijderen